10.

Tadaa! Enjoy your reading my dear, dear readers!

Read, vote, comment!!

10.

21e maanjaar, dag 71:

Heer Tomiu,

Ik voel me vereerd om na je botte afwijzing nog een brief van je te krijgen, maar ik vrees dat je te laat bent.

Niet voor niets ben ik gevlucht.

Niet voor niets heb ik mijn kinderen achtergelaten.

Je weet niets van mij, Tomiu, want als je deze brief ontvangt, ben ik niet meer dan je vijand.

~Vrouwe Pyür

Nadat Anna haarzelf bekendmaakte had hij bewonderend naar haar opgekeken, maar nu is hij vooral bezorgd. Ze had zich de eerste paar minuten goed geweerd, maar hoe zou het nu met haar gaan?

Hoe gaat het eigenlijk met Rory?

“Is er iets?” vraagt Sybren, hij kijkt nog steeds vol ongeloof voor zich uit. Ze lopen met zijn tweeën terug naar Het Huis om daar nog wat te gaan drinken met de rest van de leerling-jagers.

Hij knikt aarzelend. “Ik vraag me af hoe het met Anna gaat.”

“Jij wist het al hè?” vraagt Sybren.

“Natuurlijk,” knikt hij, “natuurlijk wist ik het, ze is mijn zusje! Het is gevaarlijk om hier een dubbelgehoornde te zijn als je jezelf niet kunt weren, maar het was wel een goed moment, ze redde iemand die haar dierbaar was.”

Sybren kijkt peinzend voor zich uit.

“Weet je,” zegt hij na enkele seconden, terwijl hij stopt om tegen een boom aan te leunen. “Ik denk dat ze het maar om één reden heeft gedaan. Ik ken haar niet echt, maar ze straalde iets uit. Het was heel puur, totdat Rory voor de eerste keer geslagen werd. Haar pure zilvergroene aura veranderde in iets met zwarte slierten er doorheen, alsof ze heel veel pijn had.”

Firenzo zucht. “Ik weet het, en als ik niet beter had geweten had ik haar naar de hospitale gestuurd, maar ik ken haar beter dan dat. Wat ik ook gedaan had, ze had het niet toegelaten.”

Sybren kijkt hem diep in zijn ogen aan. “Nee Firenzo, dat is niet wat ik bedoel, ik bedoel dat het goed mogelijk is dat Anna Rory heeft gered omdat het haarzelf pijn deed.” 

Hij hapt geschokt naar adem. “Ze is niet zo, dat zou ze nooit doen!” roept hij verontwaardigd.

“Tenzij de pijn zo verschrikkelijk erg was, dat ze het niet kon verdragen.” Hij pauzeert even, de stilte klinkt bijna dramatisch. Al voordat Sybren de woorden uitspreekt, weet hij dat het iets belangrijks is, maar nog meer weet hij dat het waar is.

Na enkele seconden gaat Sybren verder met zijn zin. “De pijn die onverdraaglijk is, zo erg dat je alles zou doen om het te laten stoppen, is de pijn die je zielsverwant je aan kan doen. Je kan dit voelen als je zielsverwant, ook al heb je hem of haar nog niet ontmoet, in de buurt van sterven komt. Vaak is dat heel tragisch, aangezien je sterft als je zielsverwant ook overlijdt, dus je kan er niet veel tegen doen, maar zij kon dat in dit geval wel. Ze kon het laten stoppen.”

Langzaam dringt het tot hem door.

Anna. Zijn zusje. Heeft een zielsverwant.

En die zielsverwant is Rory, een halfbloed, die door de hele gemeenschap der Gehoornden gehaat wordt.

“Dit is niet goed,” mompelt hij zacht. “Dan is ze in gevaar, vooral omdat ze een dubbelgehoornde is.”

Spijtig schudt Sybren zijn hoofd. “Ik weet het, ze heeft bescherming nodig, dat blijkt wel.”

Ze kijken elkaar aan, ze weten beiden wat ze denken, wat eigenlijk best vreemd is, ze kennen elkaar nog niet eens een dag. Toch is het mogelijk.

Ze weten allebei dat ze hetzelfde denken.

“We kunnen haar beschermen, maar ze moet er wel zelf mee instemmen,” zegt hij uiteindelijk, alleen om de woorden uit te spreken die anders eeuwig tussen hen in blijven hangen. Alleen omdat doordat hij het zegt, hij zich ook zekerder voelt dat hij het moet doen.

“We zullen wel beter moeten trainen, en niemand mag er van weten.”

Ze schudden elkaar de hand, en daarmee is de eed gesloten. Waarom Sybren de moeite neemt om die belofte te doen weet hij niet. Hij kent Anna niet eens! En eigenlijk kennen ze elkaar ook niet. Niet echt.

Toch is er wel die ene klik, die ‘vonk’ die zegt dat hun beginnende vriendschap nog veel groter zal worden, en zeker weten lang zal duren. Het geeft hem een goed gevoel, hij heeft nooit echte vrienden gehad. Heus wel wat jongens met wie hij heel af en toe optrok als hij niet hoefde te werken, maar dat waren geen vriendschappen. Hij kende hen, en daar hield het eigenlijk wel mee op, om echte vrienden te hebben had hij het veel te druk met genoeg geld verdienen om te kunnen eten.

Eten was het belangrijkste. Alhoewel, genoeg eten is misschien een betere omschrijving. Er waren veel dagen waarop hij niet genoeg hout had kunnen verkopen om eten van te kopen bij de bakker. Als Anna het had gevraagd hadden ze waarschijnlijk alsnog genoeg brood gekregen, maar ze wilde niet hoeven smeken om eten. Moeder Wyna wilde ook niet dat ze dat zou doen, omdat ze dan de aandacht zouden trekken. Dan zouden ze zwak lijken, en dat was niet de bedoeling. Daardoor hadden ze wel veel honger moeten lijden, waardoor vooral Anna niet genoeg groeide, en hij zich vaak zwak en duizelig voelde. Niet dat hij dat toen liet merken, want dan had moeder Wyna hem een deel van haar eten gegeven, en dat kon hij niet aannemen.

Op die manier heeft hij eigenlijk best veel overgenomen van moeder Wyna’s karakter, ook al weet hij nu dat zij niet zijn biologische moeder was. Moeder Wyna was altijd erg vasthoudend, ze dacht altijd dat ze gelijk had. Ze had ook altijd gelijk, ze sprak altijd de waarheid, zoals een goede vrouw doet.

Helaas is ze er nu niet meer. Ze is overleden, naar de Hoge Hemelen gegaan om daar voor altijd in vrede te rusten. Daar zal ze geen honger hebben, daar zal ze niet voor hen hoeven zorgen.

Nu moet hij dat doen.

“Oh Grote Gaia!” zegt Gideon ongelovig als ze aankomen bij Het Huis, waar al enkele leerling-jagers in een hoek van de ruimte zitten in grote, zachte kussens. Hij heeft zijn armen om Reveca geslagen, die bij hem op schoot zit. “Ik kan het nog steeds niet geloven Firenzo, echt niet. Dat kleine meisje? Een dubbelgehoornde? Onmogelijk.”

Firenzo begint zacht te lachen, “wen er maar aan Gideon,” antwoordt hij, “mijn zusje is minder zwak dan je denkt.”

Ook Sybren grinnikt even. “Ze is inderdaad niet zo zwak en bang als ze op het eerste gezicht lijkt, inderdaad. Heb je haar houding gezien toen ze Elias op zijn plaats zette? Dat had die Snyrgtha echt even nodig!”

Aan de manier waarop hij het woord uitspreekt is het wel duidelijk dat de man niet erg geliefd is bij de meeste jagers, want om hen heen knikt iedereen goedkeurend.

Reveca gniffelt zacht. “Ik mag haar echt nu al, dat kind. Hoe oud is ze?” Ze strijkt haar blonde haren uit haar ogen, ze heeft haar lange vlecht voor de verandering los gemaakt, waardoor haar haren in een licht golvende beweging over haar schouders voor haar borst vallen.

Hij twijfelt even of hij zal zeggen dat Anna even oud is als hij, maar ach, wat heeft hij te verliezen? Iedereen weet nu wie ze is, en bovendien, dit zijn zijn vrienden. Hij kan het hen vast wel vertellen.

“Ze is iets jonger dan ik ben, eigenlijk. We zijn een tweeling,” zegt hij uiteindelijk.

Als het mogelijk was geweest, zouden Sybrens ogen zo ver verwijd geweest zijn, dat ze vast en zeker uit zijn kassen gerold waren. Zijn blik is zo ongelovig en geschokt dat het komisch is om naar te kijken.

Ook Gideon hapt naar adem, waardoor zijn vriendin kort naar voren geduwd en direct daarna weer teruggetrokken wordt op zijn schoot.

Ze lacht en tikt hem plagend op zijn neus. “Ja Gidi,” liefkoost ze hem, “ben je al bang van dat oh zo kleine en zwakke meisje? Zo klein is ze dus blijkbaar niet.”

Hij lacht een beetje beschamend, maar duwt dan zijn mond tegen de hare aan, waar ze gelijk in meegaat.

“Grote Gaia,” mompelt Sybren, “je twéélingzusje? Nou… Die zag ik niet aankomen.” Hij grijnst. “Maar ze is dus al bezet, helaas."

Daar lijkt dan weer niemand verbaasd over. Waarschijnlijk is het zo duidelijk dat Anna en Rory zielsverwanten zijn, of dat ze in elk geval  van elkaar houden.

Nu de spanning weg is, begint iedereen gewoon gezellig met elkaar te kletsen en te lachen. Op een gegeven moment loopt Sybren naar een paar jongens toe die wat ouder zijn dan de rest van de groep om daarmee te kletsen en wat te dollen.

Fijn. Nu staat hij hier alleen. Caiden heeft zichzelf nog niet laten zien, niet nadat het duidelijk werd dat Anna het voor Rory opnam, en de zielsverwanten zijn samen naar hun kamer gegaan, omdat ze ‘wat gingen doen.’

Hij krijgt een paar keer een glas met een vreemd drankje er in aangeboden, maar elke keer slaat hij het af, gezien het effect wat het heeft op de rest van de groep, waarvan er een aantal inmiddels gierend van het lachen op de grond liggen en door de ruimte rennen.

Na enkele tijd besluit hij om te gaan zitten om iedereen een beetje in de gaten te houden en na te denken.

Hij moet een manier vinden om Anna goed te kunnen beschermen tegen allerlei dingen. Zonder twijfel zal Rory niet van haar zijde wijken, maar als broer vindt hij dat ook hij een deel moet zijn van haar persoonlijke wachters.

Hij is zo in gedachten verzonken dat hij het niet merkt als er een klein meisje naast hem komt zitten. Hij merkt haar pas op als ze begint te praten.

“We verwachten allemaal de buitenwereld vol duisternis zo slecht is, maar wat nou als het slechte zich in het midden van het web bevindt?” mompelt ze zachtjes.

Haar stem is licht en verschrikkelijk zacht, maar tegelijkertijd zo goed hoorbaar.

“Ik vraag me altijd af waarom we in een omgekeerde wereld leven.”

Ze lijkt het meer tegen zichzelf te hebben, maar haar lichtblauwe ogen kijken hem recht aan als hij haar aankijkt. Ze heeft een bleke huid en gitzwart haar, zo zwart dat het bijna donkerblauw lijkt. Het is bijna alsof het alle kleur wegzuigt uit de omgeving. Ondanks dat schitteren haar ogen van het leven, ze zijn groot, alsof ze alles gulzig in zich opnemen.

“Ik ben Yana,” zegt ze, nu iets duidelijker verstaanbaar. “Ik ben het Orakel.”

Waarom lijkt ze een jong meisje wat al eeuwenlang in hetzelfde lichaam zit?

“Omdat het klopt,” antwoordt ze op zijn onuitgesproken vraag. “Ik ben Yana, het Orakel, kind van aardmoeder Gaia.”

Dat zou betekenen dat ze niet echt is. Maar waarom lijkt ze dan zo echt? Zou  ze echt zijn?

Het meisje knikt. “Ik verschijn aan mensen die hulp nodig hebben, maar alleen als ze het verdienen.” Haar ogen kijken naar de diepte, naar dingen die alleen zij ooit zal kunnen zien. “Jij hebt geen hulp nodig, Firenzo,” mompelt ze zacht. “Maar je weet mijn naam…” 

Dan verdwijnt ze.

Er is geen knal, of vervaging, geen geluid of enig ander teken dat ze wegging, ze verdwijnt gewoon. Weg.

“Dat kan sneller! Meer kracht! Vlugger!” Kenaz schreeuwt naar zijn leerling-jagers die in de stromende regen hun uithoudingsvermogen testen en verbeteren.

Firenzo ademt zwaar als hij voor de vijfde keer begint aan de ronde waarbij je op verschillende onderdelen wordt getest.

Degene die aan het einde van de dag de leerling-jager met het beste uithoudingsvermogen blijkt te zijn en de hoogste aantal punten heeft, zal verder mogen naar de junior-jagers.

Kortom: het is gewoon een test om te kijken wie er klaar is voor een betere groep, de beste is een stap dichter bij het uiteindelijke doel, een jager zijn.

Het parcours bestaat uit een ronde rennen van 100 boomlengten, daarna als een scherpschutter drie pijlen in een boom schieten om een zo hoog mogelijk aantal punten te krijgen, dan een serie vliegende speren ontwijken die over een lengte van drie bomen onregelmatig op je afkomen door middel van magie, en als laatste druk je je 15 keer op, om vervolgens opnieuw te beginnen met het gehele parcours.

In de eerste twee rondes rende iedereen nog relatief dichtbij elkaar, maar daarna werd het toch wel steeds duidelijker dat hijzelf bij een van de mindere hoorde.

De regen loopt in stroompjes over zijn gezicht, als een koude waterval om de hitte in zijn lichaam te bestrijden. Het rennen in de zompige bodem van het bos is daardoor extra zwaar, De bogen en pijlen zijn glad, en alles zit onder de modder.

Al een paar keer heeft hij de neiging om op te geven, maar de gedachte aan Anna laat hem verder zwoegen.

Hoewel hij waarschijnlijk aan het einde van de training ergens achteraan zal eindigen, zal hij er alles aan doen om niet allerlaatste te zijn.

“Nog tweehonderd hartslagen!” schreeuwt Kenaz luid met behulp van magie, om zijn stem over het hele parcours hoorbaar te laten zijn.

Bij het horen van de resterende tijd zet Firenzo nog een extra tandje bij. Hij hoeft nog maar ongeveer tien boomlengten te rennen, dus als hij dat sprint, kan hij nog een extra keer boogschieten, en misschien nog speer ontwijken.

Hij sprint bijna naar het boogschietonderdeel, waar hij hijgend de pijl naar achter trekt, om hem vervolgens zoevend een voet boven het midden van het doel in de boom te boren.

Geen slecht schot.

Ook de volgende twee pijlen komen redelijk in de buurt van de roos, al liggen ze iets verder van het middelpunt af dan het eerste schot.

Nu het speerontwijken. Verschillende seniorjagers zijn gevraagd om hun magie te gebruiken om de speren te sturen. Ze hebben geen scherpe punt waardoor ze niet dodelijk zijn, maar ze kunnen je toch redelijk grote blauwe plekken en kneuzingen geven.

De eerste vijf speren ontwijkt hij met gemak, maar de volgende schampt langs zijn rug en laat een bloederige en geschaafde streep achter die brandt als een gloeiende pook die over zijn rug gestreken wordt. Door de pijn is hij even afgeleid waardoor de volgende speer met volle kracht tegen zijn rechterpols aantikt. Een licht gekraak is hoorbaar, gevolgd door zijn schreeuw van pijn. Hij klemt zijn arm tegen zijn borst aan terwijl hij verder probeert te rennen, maar hij vordert niet zo heel snel meer.

Toch eindigt hij net op tijd met de drie boomlengten van vliegend gevaar als Kenaz hard fluit voor het einde, waarna hij knarsetandend van pijn in elkaar zakt. Zijn polsgewricht is gebroken, vast en zeker, de pijn schiet in felle steken naar zijn vingers, door zijn armen, terwijl het water gestaag uit de lucht blijft vallen.

Minstens vijf minuten lang blijft hij zitten, langzaam op adem komend. Om hem heen, over het gehele parcours verspreidt zitten leerling-jagers op de grond, sommigen klemmen een hand om hun enkel, anderen liggen plat op hun rug op de kletsnatte bosgrond om op adem te komen.

Met zijn pols nog steeds vast tegen zijn borst aangeklemd staat hij op en loopt hij naar Reveca, die ongeveer 50 voet bij hem vandaan tegen een boom aangeleund zit.

Ze ademt zwaar, maar zwaait vrolijk als ze hem aan ziet komen lopen. Al na een blik op zijn houding weet ze wat er aan de hand is. “Heb je een speer tegen je pols aangehad?” vraagt ze.

Hij knikt stroef. “Ik ga zo wel langs bij de hospitale, maar ik houdt het nog wel even vol.”

Ze knikt goedkeurend. “Zoals het een echte jager betaamt.” Ze staat op, waarna ze samen naar het centrale trainingspunt lopen. Intussen is iedereen daar aangekomen, sommigen hinkelend, anderen huppelend.

“Juist!” roept Kenaz om bij iedereen verstaanbaar te zijn. “De punten zijn bij elkaar opgeteld, en de winnaar van de vorderingstest van deze dertig dagen is…” Hij houdt even stil om de spanning op te bouwen, iedereen kijkt hem vol verwachting aan, hopend dat de naam die hij nu gaat noemen, die van hem of haar is.

“Gideon!”

De groep hapt even naar adem, alsof ze het allemaal in hadden gehouden, maar dan beginnen ze juichend te klappen. Nou ja, veel leerlingen klappen. Degenen die te erg gewond zijn, of te teleurgesteld om blij te kunnen zijn voor een ander, klappen niet. Hijzelf klapt ook niet, maar hij juicht wel.

Gideon komt vanuit de andere kant van de groep naar het midden toe gelopen, waar hij met een glimlach naast Kenaz komt staan.

“Jonge Gideon,” begint Kenaz. “Vanaf nu ben je geen leerling-jager meer, maar een Junior, goed gedaan. Vanavond zal de huldiging zijn, zorg dat je bij zonsondergang in Het Huis bent om het bij te wonen.”

Na dit gezegd te hebben, richt hij zich op de rest van de groep. “Als je teleurgesteld bent, leer hiervan. Train de komende dertig dagen harder, beter, vaker. Bij de volgende volle maan zal er opnieuw een vorderingstest gehouden worden, daarbij zullen alleen de slechtsten afvallen om hier te blijven.” Hij kijkt de menigte uitdagend rond. “Ik verwacht dat de volgende keer het puntenaantal hoger zal zijn. Ik zie jullie vanavond.” Met die woorden draait hij zich om en loopt hij naar de wapenkamers, waarna iedereen langzaam wegslentert richting Het Huis of de hospitale.

“Zo, al klaar!” zegt het enkelgehoornde meisje dat zijn pols had verbonden vrolijk. “Doet het veel pijn?”

In de hospitale heb je blijkbaar verschillende afdelingen. Je hebt de chronische zieken, de ernstig gewonde gehoornden, de afdeling waarbij de minder erge verwondingen zijn en de afdeling waar de gehoornden liggen die inwendige problemen hebben. Als laatste heb je natuurlijk nog een aparte afdeling voor dubbelgehoornden. Alles is aangegeven met woorden, en het duurde een flink lange tijd voordat hij alles had uitgevogeld, maar in de wachtkamer voor de afdeling met de minder ernstige wonden had hij lang genoeg de tijd om het te lezen. Niemand was met hem meegekomen aangezien Sybren met Reveca en Gideon ging vieren dat Gideon gewonnen had. Hij had het hem niet kwalijk genomen, gezien het feit dat zij al veel langer goed bevriend zijn. Daarbij was hij er zeker van dat hij het makkelijk alleen af zou kunnen.

Een meisje met een lichte huidskleur en bruine ogen had hem na ongeveer een uur uit de wachtkamer gehaald om zijn pols te genezen. Ze had zich voorgesteld als Kimme, de junior-genezeres die de pijn in zijn pols zou gaan verhelpen. Het is eigenlijk niet eens echt genezen te noemen, het was meer dat ze zijn pols goed zette, een kruidenmengsel over zijn hand en arm smeerde en ze het daarna stevig verbond met doeken en een spalk.

Hoewel de pijn al iets minder is, bonkt zijn pols nog steeds hevig bij elke beweging.

Hij schudt zijn hoofd als antwoord op haar vraag. “Nee, het valt wel mee. Ik houd het wel uit, wanneer is het genezen?”

Kimme glimlacht. “Hier hoef je je niet groot te houden, zoals je dat bij de jagers en strijders moet doen. Bij de hospitale kom je om de pijn die je hebt te laten verdwijnen. Dus ik zal het nog een keer vragen. Doet het nog veel pijn?”

Aarzelend knikt hij. “Het bonkt verschrikkelijk.”

“Kijk daar kan ik wat mee. Verder nog iets? Laat me je rug eens kijken?” Ze loopt om hem heen om de langgerekte wond op zijn rug te bekijken. “Oh Gaia, dat is een gemene schaafwond. Als je nou hier eens op je buik gaat liggen,” ze trekt hem voorzichtig mee naar een zacht bed in de hoek van de kleine ruimte, “dan haal ik even een pijnswegnemer en een ontsmettend middel voor je rug. Kun je je hemd daarvoor uitdoen?” Ze vraagt het gewoon omdat ze het moet zien, om het te genezen, niet om een andere reden, dat zie je zo. Ze gaat echt volledig op in haar vak, haar functie. Daarom heeft hij er geen probleem mee om zijn hemd uit te trekken, heel onhandig en stuntelend doordat hij maar een hand gebruikt, maar het lukt hem.

Ondertussen is Kimme naar een andere kamer gelopen om de middelen te pakken.

Uitgeput laat hij zich op de zachte witte lakens zakken, waarna hij op zijn buik gaat liggen.

Enkele minuten later schrikt hij wakker van een tintelend gevoel op zijn rug. Het prikt, maar al snel gaat het over naar een verkoelende verzachting.

“Oh je bent wakker!” klinkt haar stem. “Je zag er zo vermoeid uit, ik dacht, laat ik je maar even slapen. Je bent maar een half uurtje weggeweest.”

Hij schrikt. Zo lang?

“Het maakt niet uit hoor! Je had het even nodig.” Ze helpt hem om overeind te komen en geeft hem daarna een kleine flacon met een lichtblauwe vloeistof er in. “Hier, je pijnwegnemer,” zegt ze met een glimlach. “Het smaakt niet geweldig, maar het werkt ongeveer een dag, daarna zal het effect weg zijn. Als het goed is, voel je dan al bijna niets meer van je pols, maar als het nog te veel pijn doet kun je gewoon nog een keer langskomen. En niet twijfelen of je het moet doen of niet, want als het nog veel bonkt, is er iets niet goed, begrepen?”

Hij knikt.

“Mooi.” Ze denkt even na. “Over vier dagen moet je terugkomen, dan haal ik de spalk er af, tot die tijd kun je gewoon trainen, maar doe rustig aan met je pols. Probeer je de komende dagen het meest te richten op conditie en ontwijken, dan belast je je pols niet en kan het het beste genezen.”

Hij knikt opnieuw. “Prima, kan ik dan nu gaan?”

Er trekt iets van teleurstelling over haar gezicht, maar het is zo snel alweer verdwenen dat hij zich afvraagt of het geen gezichtsbedrog was.

“Natuurlijk!” roept ze, met haar nog steeds vrolijke stem, waarna ze hem de deur wijst. “Ga tweemaal naar rechts, dan helemaal rechtdoor en je komt op het plein uit.”

“Bedankt, Kimme,” zegt hij haar als antwoord.

Ze glimlacht. Een prachtige, brede glimlach vol rechte, witte tanden. “Ik help je graag hoor, het is mijn werk.”

Daarna loopt hij de deur uit, om vervolgens terug naar Het Huis te gaan, waar hij met de rest van de groep kan vieren dat Gideon de vorderingstest van deze maan gewonnen heeft.

In Het Huis is het druk, lawaaierig en warm. Iedereen lacht, danst en drinkt felkleurige drankjes, wat hem doet denken aan de lichtblauwe flacon met de pijnwegnemer.

Met zijn hand er stevig omheen geklemd wurmt hij zich door de vrolijke menigte heen, naar de trappen, om zo naar zijn eigen kamer toe te gaan, waar hij in alle rust het medicijn in kan nemen en wat nettere kleren aan kan doen.

De dag ervoor was hij met Sybren naar de kleermaker geweest, waar hij verschillende tenues en witte gewaden had gekregen. Als laatst had Sybren hem een feesttenue gegeven, voor wanneer er feesten in Het Huis zijn.

Door zijn hand op de deur te leggen weet de deur op een magische manier wie het is, en of deze persoon gewenst is om binnen te komen. Zoals altijd gaat bij hem de deur meteen open.

In zijn kamer is de kleur blauw centraal. De muren zijn van donkerbruin hout, het ledikant is lichtblauw, met witte lakens. Hij gaat voor de glazen kom met koud water staan, waarachter de kleine spiegel aan de wand de kaalheid verdrijft.

Hij kijkt naar zijn spiegelbeeld. Zijn haar hangt slap langs zijn gezicht, nog steeds kletsnat, net als zijn trainingstenue. Zonder daar verder nog naar te kijken haalt hij de flacon weer tevoorschijn en haalt hij de kurkdop van het flesje af. In een teug drinkt hij de vloeistof op, proberend om niet te letten op de afschuwelijke smaak.

Het werkt wel, meteen nadat hij het flesje leeg heeft gedronken, voelt hij hoe de pijn in zijn pols afzwakt tot een aanwezigheid ergens achter in zijn hoofd, maar het is te zwak om er echt last van te hebben.

Nu kan hij andere kleding aan doen, zijn feesttenue lijkt hem wel passend voor de gelegenheid. Het bestaat uit een zwarte kniebroek en een blauwe trui met afgescheurde mouwen en een kap om op te doen wanneer het regent.

De kleding zit hem als gegoten, zoals alle tenues die de kleermaker voor hem heeft gemaakt.

Nadat hij zijn haar een beetje heeft gefatsoeneerd voor de spiegel, besluit hij dat hij nu echt wel naar beneden moet om Gideon te feliciteren.

Op een drafje rent hij de trappen af naar de hal van Het Huis, waar het nu nog drukker is dan het eerst was. Ergens op het midden van de trap blijft hij staan en laat hij zijn ogen over de menigte glijden om zijn vrienden te zoeken. Ze staan ergens te kletsen in het midden van de ruimte. Fijn. Dat wordt dringen, en terwijl hij dringt, nog steeds heel goed zoeken. Hij zucht, dat gaat nog wel even duren.

Na enkele minuten vindt hij ze dan eindelijk. Als eerst schudt hij Gideon hartelijk de hand. “Gefeliciteerd man,” zegt hij luid om boven de harde muziek – een paar trommels en een zangeres die dankzij magie overal hoorbaar is – uit te komen.

Gideon grijnst. “Bedankt,” zegt hij.  

Dit keer besluit hij wel een van die drankjes te nemen die continue rondgaan door de zaal. Het is lichtgroen met paarse belletjes en het ruikt verschrikkelijk zoet. Met zijn allen tegelijk drinken ze het in een teug leeg. Bijna direct voelt hij hoe hij zich lichter voelt, en ineens is alles veel grappiger, leuker en beter. Iedereen lijkt dat effect te voelen, waardoor hij het voor het eerst volledig naar zijn zin heeft in jaren. Het lijkt wel of alle zorgen van zijn schouders af zijn gevallen. Hij danst op de muziek, hij lacht om flauwe grapjes van Sybren, het is geweldig.

Enkele uren later besluiten ze om de hitte achter zich te laten en de koelte van de nacht op te zoeken.

De sterren staan hoog aan de hemel, de maan is vol. Ineens heeft hij heel veel zin om naar Anna en Rory toe te gaan. Al een paar dagen heeft hij zijn zusje niet kunnen spreken, en eerlijk gezegd mist hij haar best wel veel. Het fijne gevoel wat hij had door het drankje begint langzaam uit te werken, en het maakt plaats voor het vertrouwde, serieuze gevoel wat hij al jaren heeft. Hij is nog steeds vrolijk, maar wel weer op zijn eigen manier. “Gaat er iemand mee naar de hospitale? Ik wil Anna wel even spreken,” vraagt hij aan de groep.

Reveca en Gideon besluiten terug te gaan, maar Sybren loopt vrolijk, haast stuiterend met hem mee. Het is duidelijk dat hij iets te vaak wat heeft gedronken van het groene drankje.

Als ze op het plein aankomen, is het daar een drukte van jewelste. In het midden, op het schavot ligt een glanzend zwarte substantie.

Flora zit ernaast op haar knieën, zachtjes heen en weer wiegend, haar ogen wijd opengesperd. Heer Tallynn loopt gehaast door de menigte, de rest van de raad komt vanuit andere richtingen naar het schavot toe gelopen.

Hij heeft een voorgevoel. Een naar voorgevoel over wat er is gebeurd.

Even later is het duidelijk dat zijn voorgevoel klopte, als Heer Tallynn het fluisterend aan de rest van de raad mededeelt. Het is voor niemand hoorbaar, maar hij weet precies wat er gezegd wordt.

Anna is verdwenen.  

***

Pampampampaaammm. Ik weet het, ik hou van cliffhangers <3

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top