Hoofdstuk 17

17 Noutolu

Met zijn tweeën renden we naar de kamers. Ze lagen naast elkaar, en we konden als we maar hard genoeg schreeuwden met elkaar praten. "Ze hebben me in een kamer gestopt waarin ik geen magie kan gebruiken, en ik ben niet eens goed in magie! Gelukkig zijn ze dom, en hebben onze wapens niet afgepakt. Ik snij wel even door die houten muur," zei ik, waarna ik de daad bij het woord voegde. Of is dat te ingewikkelde taal? Toen we elkaar weer konden zien merkten we dat ze echt slecht waren in opsluiten, want de geen hout magie werkte niet in mijn kamer, en de anti magie magie niet in die van Denyr. En dat is te toevallig. Maar Denyr merkte al dat toeval niet. Het leek wel of hij er immuun voor was.

Aangezien we niet dom waren kwamen we alleen bij elkaar op kamer in geval van nood, en anders plaatsten we de muur terug. Elke dag kregen we eten, en drinken. En na iets van een week opsluiting zat er een briefje in het eten. Er stond 1 woord op: Rol. Direct nadat ik het woord had gelezen verdween het briefje in het niets, wat niet zou moeten kunnen want de kamer was anti magie. Dat wou ik testen. Ik ging naar de kamer van Denyr, die bezig was met een houtsnijwerk. Ik gebruikte een bezwering die pas na een paar minuten de gebruiker onzichtbaar maakt. Ik ging terug naar mijn kamer. En na een paar minuten werd ik onzichtbaar.

Na nog iets van een week begon er iets aan me te knagen. Dat woord. Rol. Het was te toevallig. Ik had natuurlijk direct de rol gepakt die ik had gevonden, maar ik kon hem niet lezen, nou ja, ik kon 1 woord lezen. Het rare, ik kon elke dag precies 1 woord meer lezen. Op een gegeven moment begonnen we het saai te vinden. Het ontsnappen was niet veel werk. Er was nauwelijks bewaking in het gebouw, en wat er was kon makkelijk een zwaard in zijn hart krijgen. Buiten echter, was het iets meer werk. Een van die grote slaapspinnen stond ons op te wachten. En geloof het of niet, Denyr werd getroffen. Hij viel direct in slaap. Terwijl de spin bezig was Denyr te laten slapen sloeg ik een poot af, tenminste, dat was mijn bedoeling. Vlak voordat ik bij de spin was, werd ik geraakt door kleverig web. Ik viel op de grond, naast Denyr, die nog steeds lag te slapen. Er kwamen voeten op me af, daarna werd alles zwart.

Toen ik weer bij bewustzijn was, merkte ik dat er geen kleverige draden meer waren die me gevangen hielden. Het waren vier kettingen, vastgemaakt aan rotsen. Mijn voeten stonden vastgeketend op een andere rots. Ik keek eens om me heen, tenminste, dat was mijn bedoeling. Toen ik mijn hoofd bewoog, merkte ik dat mijn hoofd een soort van vastgeklemd zat in een recht vooruit kijkende positie. Ik bewoog dus mijn ogen maar, maar toen ik naar onder keek schrok ik me rot. Ik stond op een rots, en die rots lag in een meer... van lava! Recht vooruit zag ik nog een rots, en Denyr. Hij stond op dezelfde manier vastgeketend als ik. Hij sliep nog steeds.

Na wat een eeuwigheid leek, kwam er een stem: "Wakker? Wie ben je, waar kom je vandaan, en wat doe je hier?" "Noutolu, Aquulirui, Liroulu doden." "Zo zo, je kent ons dus." Van die uitspraak keek ik op. De stem merkte het: "Weet je het dan niet? Herken je deze stem niet?" "Nee." "Dit is de stem van je vader!" "Nee! Die zou me nooit zo vastketenen!" "Eigenlijk wel, want je vader heeft geleerd niemand te vertrouwen, en je bent zo verandert dat ik je niet herken." "Leugenaar!" "Nee," zei de persoon die beweerde mijn vader te zijn. Hij klapte in zijn handen. Ik was weer vrij. "Je blijft een leugenaar! Mijn vader is jaren geleden opgeofferd aan Liroulu!" "Klopt, en je moeder een jaar daarna." "Laat je zien dan!" En toen kwam er een man van rond de veertig tevoorschijn. Hij leek inderdaad mijn vader, het gezicht was weinig veranderd. Er lag alleen een blik in zijn ogen, een blik die alleen mensen met een gruwelijk verleden hebben. Naast hem kwam nog iemand, en die leek op mijn moeder. "Voordat we die persoon losmaken, bewijs alsjeblieft dat hij bij ons hoort. Ik hou niet van bloedvergieten." De stem van mijn moeder was mooier dan in mijn herinnering, vol, warm, alles. "Dat is Denyr, uit Tasna. Zijn dorp is in de fik gestoken, en toen besloot hij met mij mee te gaan." "Goed genoeg," zei mijn vader, waarna hij in zijn handen klapte. "Waar komen die spinnen vandaan?" vroeg ik. "Uit de grotten onder deze vulkaan, en die jongen en dat meisje, zijn een broer en zus van je, nou ja, broertje en zusje." "Waarom vielen die spinnen mij aan, als ze mijn broertje en zusje kennen..." "Omdat ze alleen doen wat ik zeg," was het antwoord van mijn vader. Ik keek nog eens naar Denyr, hij was door uitputting in elkaar gezakt. Wat raar was, want hij had uren geslapen. Na een paar dagen in de vulkaan waren Denyr en ik volledig hersteld. En dat was precies op tijd, want de vulkaan begon in te stortten. Het ene na het andere rotsblok kwam naar beneden. Ik bedacht me nog net hoe toevallig het eigenlijk was dat ik mijn ouders ontmoette, toen stortte de ingang in, en de uitgang ook. We zaten opgesloten in een instortende vulkaan.


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top