Hoofdstuk 1
1 Noutolu
Ik, Noutolu Gerhiloi, leefde op een eiland, ik had nog nooit iets anders gezien. Eigenlijk kende ik niet eens wat anders. Tot die ene rampzalige dag, waarop het hele koninkrijk op zijn kop werd gezet.
Het begon als een gewone dag, ik werd wakker in mijn huis. Dat is een mooi geel met groen gebouw van palmhout. In mijn kamer stonden eigenlijk maar twee dingen, mijn bed, en een kistje met dierbare spullen, zoals mijn zwemdiploma, en een diploma voor zwaardvechten. Ook lag het diploma voor beginner der magie in dat kistje. Hoe dan ook, ik werd wakker en trok mijn kleding aan, waarna ik ging ontbijten. Boterhammen met kaas, want als er één ding was dat we teveel hadden op dit eiland dan waren het koeien. Ik dronk een beker melk, een beetje overrijp, dus de melk was wat zuur.
Na het ontbijt begon ik wat rond te lopen in het dorp, het was zondag, dus ik hoefde niks te doen. Tot ik naar het dorpshuis werd geroepen. Het dorpshuis was een blauw gebouw, en meteen de grootste van het dorp. In het dorpshuis zetelde de raad van wijze mensen, en de wijze man, ofterwijl, de mensen die dachten dat ze een dorp konden besturen. Ik liep er niet echt rustig heen, alle keren dat ik naar de dorpsraad moest kreeg ik straf. Ik was dus redelijk nerveus, en dat vond ik niet heel erg fijn. In dit dorp hadden ze namelijk allerlei manieren om te straffen. Beginnend bij een taakstraf, eindigend bij de dood op een gruwelijke manier.
Eenmaal in het dorpshuis zag ik dat de hele raad bijeen was. Dat betekende dat ik of geen straf kreeg, of een hele erge. Ik werd gevraagd naar voren te komen, en meteen daarna kwam ik erachter. Ik had iets gedaan wat niet mocht, dat zag ik aan iedereen. Terwijl ik bedacht wat dat dan kon zijn, en dat koste best veel moeite, want ik had een geheugen als een zeef, begon een hele preek van de wijze man. Maar aangezien die in een taal spreekt die alleen de raad verstaat, negeerde ik de preek volledig. Na een tijd was ik er nog steeds niet achter wat ik fout had gedaan, en de wijze man was klaar met zijn preek. Toen werd me door de leider van de dorpsraad eindelijk verteld wat ik fout had gedaan: "Gij, Noutolu, is schuldig bevonden van..." En toen begon het was, hij wist het niet. En de raad ook niet, want er werd druk overlegd waar ik dan schuldig aan was. Het werd het de minuut raarder en raarder. Uiteindelijk ging de man verder: "Schuldig bevonden van plichtsverzuim. Gij hebt u niet naar de raad gehaast toen u dat werd verteld. Gij hebt het zelfs gerekt door langzaam te lopen." En toen bedacht ik me ineens dat ze eigenlijk geen idee hadden waar ik schuldig aan was, ze wouden alleen iets van me, en de raad vraagt niet, en mag geen bevelen geven aan één persoon, alleen aan de stam in het algemeen. Ze wouden dus iets van me hebben, dat verklaarde ook waarom ik niet wist wat ik fout had gedaan. Maar nou had ik nog steeds geen idee wat ze van me wilde hebben, en de raad sloeg weer aan het overleggen over hoe ze me mijn straf het best kunnen uitleggen, en dat deden ze in dezelfde taal als die van de wijze man, die verdwenen was. Ik dacht na, het is hartje zomer, dus het offeren van kinderen voor de goden was al geweest. Ook was het uitdelen van taakstraffen aan willekeurige mensen geweest, en langzaam begon het me te dagen. De toren der verdoemenis. Daar werd elk jaar iemand heen gestuurd om te worden opgeslokt in de duistere dimensie. Ze wouden me toch opofferen! Dus dat was het! Maar dan moeten ze wel een betere reden verzinnen, dit gaan mijn ouders nooit geloven, tot ik me bedacht dat ze allebei een jaar na elkaar zijn opgeofferd, mijn vader toen ik nog een baby was, mijn moeder een jaar later. Allebei naar die stomme rottoren! Ik haat die toren! Vorig was het mijn broer, en nu ben ik het. En waarschijnlijk kom ik niet eens bij die toren, aangezien de weg ernaartoe gevaarlijk is. "Uw straf is dat u word opgeofferd om naar de toren te gaan om te zorgen dat de duistere heer ons niet aanvalt, u zal voor straf een held worden!" Een held, jaja, een dode held, dat is een stuk waarschijnlijker! Maar ik ging toch maar op weg, ik pakte mijn kano, zelf gemaakt tijdens mijn vrije dag vorige week, al mijn kano's mislukten, maar deze heeft het overleefd. Ik pakte iets van de wintervoorraad van het dorp, niemand zou het missen en dan nog, ik ging toch dood en een dode kan je niet straffen. Toen ging ik op weg.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top