Rotte vis (verhaal)
Eerst was er nog schone en frisse lucht, totdat jij kwam. Ja, jij. Die vieze, stinkende lucht, die naar rotte zalm rook. Jij verstoorde mijn rustige momentje, waarin ik genoot van de heldere lucht, die ik langzaam in en uit ademde. En toen was jij er opeens. Je drong mijn neus binnen, beroerde de kleine haartjes in mijn neus, en zorgde ervoor dat ik moest kokhalzen van die verschrikkelijke stank. Bah! Hoe kon iets ooit zo verschrikkelijk ruiken? Jij rook naar zalm, niet van die zalm die net was gevangen, maar van die zalm die te lang in de koelkast had gelegen en totaal vergeten was. Rotte zalm. Ik hield sowieso al niet van de geur van zalm of paling, ik hield zelfs niet van de geur die van de zee afkwam, daar ging ik al van kokhalzen. En nu was jij er. Al mijn zintuigen werden overgenomen door jou. Zuur kwam omhoog in mijn keel, terwijl ik een kokhals geluid maakte. Jij moest weg! Weg uit mijn neus! Weg met die geur! Alsjeblieft, verdwijn, en kom nooit meer terug.
Met mijn handen wapperde ik door de lucht, terwijl de geluiden om mij heen vervaagden. Het rustige briesje verdween volledig naar de achtergrond, evenals het ruizen van de bladeren in de wind. Het getjirp van de krekels vergat ik totaal. Mijn ogen kneep ik dicht, alsof dat zou helpen tegen jou. Mijn ademhaling ging sneller, terwijl ik probeerde mijn maaginhoud binnen te houden. Voor mijn gesloten oogleden zag ik je al liggen, de rotte zalm. Het aluminium folie om je heen was deels open, waardoor ik de walm van lucht al kon zien opstijgen. Jouw buik was opengesneden en als je goed keek kon je de graatjes zien zitten. De kop en de staart waren van je af gesneden, gelukkig maar, want de aanblik van een glazig oog... Brr, ik walgde ervan. Het vel zat er nog op, waarschijnlijk zodat je een krokant laagje zou krijgen. Het van oorsprong lichtroze vlees dat zichtbaar was, was donkerroze, bijna rood, gekleurd, en meurde als hel. Het was een wonderlijk verschijnsel, hoe iets zo erg kon stinken. De walmen kwamen gewoon van je af.
Ik hoestte luid en opnieuw voelde ik braaksel opkomen, maar deze keer kon ik het niet negeren. Het kolkte door mijn mond en liet een vieze smaak achter, waarna het op de zachte bosgrond spetterde, zo over een enkele scherp glinsterende steen heen. Het geluid zorgde bijna al dat ik nog een keer moest overgeven. Voorzichtig opende ik mijn ogen, maar dat had ik niet moeten doen. Het beeld van jou stond nog op mijn netvlies en nu leek het alsof je midden in mijn plas braaksel lag, met aluminium folie en al. Nogmaals braakte ik, waarbij het over jou heen droop en je rottende lichaam bedekte met braaksel. Onmiddellijk sloot ik mijn ogen, maar nu zag ik het beeld voor me zweven. Alsjeblieft, kon iemand mij helpen? De stank van het braaksel vermengde zich met de rotte zalm, waardoor het tien keer erger leek te worden. Ik voelde me langzaam licht in het hoofd worden. Ik moest hier weg, haal me hier weg!
Ik probeerde mijn benen onder mij te manoeuvreren, zodat ik op kon staan, maar ze luisterden niet. Mijn hoofd duizelde, ik wist niet meer waar onder of boven was. Wat moest ik doen? Wat kon ik doen? Ik opende mijn ogen weer, maar sloot ze meteen weer, door het felle licht dat als een mes mijn hoofd binnendrong, met barstende hoofdpijn als gevolg. Mijn handen zette ik op de grond neer, terwijl ik voorover leunde, waardoor een deel van mijn donkerbruine haar voor mijn gezicht viel. Ik kermde, van zowel de hoofdpijn als de steeds erger wordende stank. Mijn hele wereld leek daaruit te bestaan. Bonkende hoofdpijn, die ervoor zorgde dat ik me het liefst wilde opkrullen tot een bolletje en daar voor altijd wilde blijven liggen, en jij, de stank van rotte zalm. Het liefste wilde ik opstaan en wegrennen, weg van jou, de stank, maar ik kon het niet. Ik opende mijn mond en ademde één keer in door mijn mond, misschien zou het helpen. Maar integendeel, ik kon je zelfs proeven! Mijn smaakpapillen verzuurden en ik liet wat speeksel, vermengd met spuug, uit mijn mond druipen.
Mijn armen trilden helemaal, omdat ze mij overeind moesten houden, en uiteindelijk gaven ze het op. Ze hielden mijn halve gewicht niet meer en mijn hoofd belandde op de grond, midden in mijn plas met braaksel. Mijn neus werd ermee gevuld, evenals mijn mond, maar het was niet alsof ik dat nog echt merkte. Want onder mijn braaksel had namelijk een scherpe steen gelegen waar ik op terecht was gekomen met mijn slaap. Het had mijn hoofd met zo'n grote impact geraakt dat het opslag was gestopt met functioneren, net zoals de rest van mijn lichaam. Ik schokte nog een paar keer en toen lag ik stil. Mijn hoofd lag in de plas braaksel, terwijl mijn haren voor een deel doordrenkt waren met dat spul. De stank walmde om mij heen, alsof het me nog zou kunnen kwellen, nu ik dood was. Jij. Jij had ervoor gezorgd dat ik was gestorven. Als jij, die verschrikkelijke stank, er niet was geweest, dan had ik nu vrolijk over het bospad gelopen. Levend. Gelukkig. Genietend van de frisse lucht, die toch zo vreselijk belangrijk bleek te zijn.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top