Gelukskoekje (verhaal)

De uil zat op de tak, die vastzat aan een dode boom. Er zaten geen bladeren meer aan en er was geen kleur meer te bekennen in de boom. Een star silhouet, midden in de nacht dat afstak tegen de sneeuw, waardoor het iets dreigends kreeg. De maan deed er nog een schepje bovenop, door met haar zilveren licht de boom in de schijnwerpers te zetten. De uil vond er duidelijk niets engs aan, want hij zat op zijn gemakje de omgeving te bekijken, op zoek naar een lekker hapje. Zijn kopje draaide heen en weer. Het lichaam van de uil zat doodstil. Iemand strompelde onder de boom door, op weg naar de top van de sneeuwberg, hevig rillend van de kou. Moeizaam strompelde het figuur door de sneeuw. Even richtte de uil zijn aandacht op haar. Haar armen had ze om zich heen geslagen en haar tanden klapperden. Een blauwe sjaal zat om haar nek gewikkeld, die door de gure wind heen en weer wapperde. Haar bruine haren had ze onder een witte muts verborgen, die ze tot over haar oren had getrokken. Haar hazelnootbruine ogen waren nauwelijks zichtbaar. Telkens wanneer ze een stap zette, zakte ze diep weg in de sneeuw, bijna tot aan de randen van haar donkerbruine, leren laarzen. Moeizaam ploeterde ze voort, terwijl de uil haar tocht volgde.

Het zag ernaar uit dat haar bestemming een soort vervallen ruïne was, die op de top van de berg stond. De uil kon met zijn scherpe ogen maar net een aantal afgebladderde schilderingen op de muren van het gebouw ontdekken. Er was er één met een Chinese draak op en één die zich in een soort balzaal leek af te spelen, waarbij mensen dansten. Het leek bijna alsof ze zweefden en soms leek iemand haast doorzichtig. Ook was er een afbeelding van een vrouw, volledig in het zwart gekleed. Met een enge grijns keek ze voor zich uit en haar donkerblauwe ogen straalden macht en kwaadaardigheid uit, maar ook een beetje wijsheid. Op haar schouder zat een zwarte raaf. Hij zat trots op haar schouder, met donkere veren en een onheilspellende blik, die dwars door je heen keek. Het was duidelijk dat zij een heel machtige vrouw was. Deze vrouw leek weinig te maken te hebben met de Chinese cultuur, maar waarom zou ze anders op deze muur staan geschilderd? Er stonden ook wat Chinese teksten verspreid, waarbij veel letters vervaagd waren. Alles was in verschillende grijstinten gemaakt, waardoor het een heel griezelig effect creëerde.

Het boeide de uil allemaal niet zoveel, hij hoefde er tenslotte niet naartoe. Zijn enige prioriteit was een lekker hapje vinden, zoals een muis. Helaas voor hem waren alle muizen lekker warm in hun holletje gekropen. Er moest er een wel heel erg dom zijn om zich met deze sneeuw naar buiten te wagen, ook vanwege het gevaar van extra hongerige roofdieren, zoals deze uil. Integendeel tot bij de uil, joegen de tekeningen het meisje wel degelijk angst aan. Een huivering trok over haar rug, terwijl ze even stil bleef staan om de tekeningen te bestuderen. De ogen van de vrouw leken dwars door haar ziel heen te kijken, toen ze ernaar keek. Alsof ze alles over haar wist. Snel wendde ze haar ogen af en begon ze opnieuw te lopen, terwijl ze een beverige zucht liet ontsnappen. Het waren maar schilderingen, niks om bang voor te zijn, probeerde ze zichzelf wijs te maken. Helaas lukte dat niet zo goed. Ze bleef het gevoel houden dat de ogen van die vrouw haar in de gaten hielden. Langzaam kwam ze vooruit, totdat ze eindelijk bij hetgeen was wat de deur van het gebouw moest voorstellen. Ze had een spoor van voetsporen achtergelaten, die later vast wel weer door sneeuw bedekt zouden worden. In de verte kwamen er alweer donkere wolken aandrijven, die sneeuw met zich meedroegen.

Het meisje stak aarzelend haar hand uit naar de verrotte deur voor haar, terwijl ze niet opmerkte dat een witte kat haar achterna was gekomen. Die stond nu verwachtingsvol naar de deur te staren, met gespitste oren. Het leek alsof het dier ergens geluid van opving, maar behalve de wind was er niks te horen. Ze legde haar hand tegen het verrotte hout aan, aangezien de deur geen klink had. Voorzichtig duwde ze er tegenaan en met een krakend geluid ging de deur een stukje open. De kat glipte langs haar heen naar binnen, terwijl het meisje de deur ondertussen verder open duwde. Zodra ze een stap over de drempel zette, vulde muziek haar oren. Binnen waren er mensen uitbundig aan het dansen. Lange jurken zwierden heen en weer, mensen trapten per ongeluk op elkaars tenen, ingewikkelde danspassen werden uitgevoerd, er werd vals meegezongen met de muziek, al met al, een gezellige boel.

Een kleine, witte schim bewoog door de dansende menigte, totdat hij vond wat hij zocht. Een beter uitkijkpunt. Dat uitkijkpunt was de vensterbank, waar hij nu op sprong, zodat ook duidelijk werd wat het nou was. Het was de witte kat en hij keek nu tegen de mensen aan. Op het moment stonden twee mensen op het punt om te gaan kussen, maar de aandacht van de kat werd naar het raam getrokken, toen geklapwiek van vleugels weerklonk. De uil had zijn prooi gevonden, een muis, en hij vloog nu terug naar zijn tak van de boom om het op te peuzelen. Even staarde de kat er hongerig naar, hij had ook trek, maar al snel verloor hij zijn interesse en keerde zijn blik terug naar de mensen. Er was iets vreemds met ze aan de hand, de manier waarop een lichaamsdeel soms bijna leek te ontbreken, de vale kleur van de huid en hoe iemand soms leek te zweven... Het klopte niet. Opeens struikelde één van de mensen en haar hand ging dwars door een vaas heen. Ze belandde hard op de grond en haar arm lag in een pijnlijke hoek, maar huilen deed ze niet. Lachend stond ze weer op en haar arm kwam als vanzelf weer in de juiste positie. Met een brede grijns ging ze weer verder met dansen. Niemand leek ook maar een moment verbaasd.

Ook het meisje had het gezien, maar zij leek ook niet verbaasd. Ze wist immers dat dit geen mensen waren, maar geesten. Allang dode mensen. In tegenstelling tot hen, was zij niet dood. Ze was hier alleen voor het uitstekende eten en voor het plezier. De eerste keer dat ze hier was gekomen, was vanwege de geruchten geweest over het lekkere eten en de geesten die er zouden zijn. Ze was nieuwsgierig geweest en zo was ze hier terecht gekomen, ondanks dat er ook geruchten bestonden dat als je deze plaats betreedde, je er niet meer levend vandaan zou komen en dat er iets verschrikkelijks zou gebeuren. Dat was uiteindelijk niet waar gebleken, want ze kwam hier een keer in de maand, en nog nooit was er ook maar iets gebeurd. Helaas kon het niet voor altijd goed blijven gaan... Zij had immers niet het eeuwige geduld.

Glimlachend begroette het meisje een geest. "Hoi Nico, hoe is het?"
De geest, Nico, glimlachte terug. Zijn doorschijnende ogen lichtten op. Hij vond het altijd leuk als Sara er was, dan was er tenminste een beetje verandering. Aan Sara was ook duidelijk te zien dat zij het leuk vond, want haar ogen straalden en ze glimlachte breed. "Hey Sara. Gewoon hetzelfde als altijd. Met jou?"
"Wel goed. Ik ga even eten halen, zie je zo."
"Tot zo."
Nico grinnikte. Sara kon je het beste vergelijken met een prullenbak. Ze at letterlijk alles, maar niet te veel. Als ze vol zat, zat ze vol en dan kwam er ook niks meer bij. Zo voorkwam ze ook dat ze dik werd. Het ging altijd zo, wanneer Sara hier was. Nu zou het ook niet anders moeten zijn, maar het was gewoon te voelen dat er iets in de lucht hing. Ze snelde meteen naar de trap toe en liep omhoog, op naar het restaurantje, dat op de bovenverdieping zat. Daar plofte ze neer op haar vaste plekje en ze keek opnieuw haar ogen uit. Het restaurant werden haar ogen nooit moe. De gouden kroonluchters schitterden prachtig en de muren waren eveneens prachtig beschilderd, met gouden en zilveren patronen. De tafelkleden van de tafeltjes waren glanzend wit met geborduurde gouden sierpatroontjes. Terwijl haar blik door het restaurant dwaalde, merkte ze de zwarte schim die op één van de kroonluchters zat niet op. Nog steeds had ze dat onbehaaglijke gevoel dat ze in de gaten werd gehouden, maar ze deed het af als niets. Alles was smetteloos schoon en iedereen was netjes gekleed in dure pakken en de mooiste jurken. Het was aardig druk in het restaurant, geesten liepen af en aan met borden en aten alles op. Niets wees erop dat er iets anders dan anders zou zijn. Sara zou willen dat zij alles kon eten wat ze wilde en nooit dik kon worden. Dat zou pas eens mooi zijn. Ze zou van alles eten, : cupcakes, pannenkoeken, taarten, zoveel lekkers als ze wilde! Heerlijk!

Ze werd uit haar gedachten opgeschrikt door een ober met spleetogen die met zware stem vroeg: "Wat gaat het worden vandaag?"
Zijn uitdrukking was kalm en serieus. Sara vermoedde dat deze man niet wist wat het woord humor inhield, maar echt zeker kon ze het niet weten. Rimpels sierden zijn voorhoofd en wezen erop dat hij al wat ouder was. Ondanks zijn serieuze en stijve houding, stonden zijn ogen vriendelijk.
"Hm... Doe deze keer maar de Chinese pannenkoeken, met die lekkere stroop," antwoordde ze vriendelijk, waarna ze er nog haastig aan toevoegde, voor meer beleefdheid: "Meneer."
Beleefdheid was nou niet haar sterkste kant.
"Komt eraan, mevrouw."
De ober noteerde het op een notitie blokje, hier waren ze nog helemaal in van het oude. Geen raar apparaat die de obers in moderne restaurants altijd gebruikten. Sara vond het helemaal prima. Alleen dat 'mevrouw' en 'meneer' was wat minder, want, zoals eerder gezegd, beleefdheid was niet haar sterkste kant, ondanks dat ze haar best erop deed zo beleefd mogelijk te zijn. De ober liep vervolgens met ruime passen naar het volgende tafeltje, om daar de bestelling op te nemen. Sara begon opnieuw weg te dromen over al het lekkere eten en voor ze het wist, werden de pannenkoeken voor haar neus op tafel gezet. Ondertussen was het al bijna aan het schemeren en de ochtend kwam eraan. Het restaurant was minder druk geworden en het geluid was afgezwakt. Ze wilde al beginnen met het eten van haar pannenkoeken, toen ze doorkreeg dat er iets op de bovenste pannenkoek lag. Ze pakte het op en zag dat het een gelukskoekje was. Fronsend bekeek Sara het gelukskoekje. Wie had het er neergelegd? Waarom was het op haar pannenkoek neergelegd? Misschien had iemand een foutje gemaakt en was het voor iemand anders bedoeld? Sara keek op en wilde opstaan, om naar een ober toe te lopen en te vragen of het gelukskoekje voor haar daar neergelegd was, toen ze opmerkte dat het restaurant volledig stil was. Er was niemand meer, alles was uitgestorven. Huh?

Dat was vreemd. Normaal ging iedereen pas weg als de zon net opkwam... Snel rende ze naar een raam toe en ze keek naar buiten. Het was pas net aan het schemeren, waarom zou iedereen zo vroeg weg zijn gegaan? Misschien was iedereen beneden, omdat daar iets aan de gang kon zijn? Een verjaardag of iets dergelijks? Ergens wist Sara wel dat dat niet zo was, maar ze wilde het niet geloven. Met het gelukskoekje nog in haar hand rende Sara naar beneden, in de hoop dat er daar nog iemand was. Helaas, ook beneden was alles uitgestorven. De muziek was weg, alles was stil. Zelfs het ruizen van de wind buiten was hoorbaar. Alleen de witte kat zat nog op de vensterbank, de oren alert gespitst. Het gebouw had alle vrolijkheid verloren, alles zag er bleek en grauw uit. De kroonluchters hadden geen glans meer, ze waren dof geworden. Het rook oud en muf in het gebouw. Langzaam werd het ook steeds kouder, er verscheen kippenvel op haar armen. Er hing een kille sfeer, wat ervoor zorgde dat Sara's nekhaartjes rechtovereind gingen staan. Haar ogen schoten zenuwachtig heen en weer. Wat was er toch aan de hand? Haar hand omklemde het gelukskoekje stevig, waardoor het koekje voor een deel verbrijzelde. Door het krakende geluid schrok Sara op en ze opende haar hand. Een klein, wit hoekje papier stak uit het nog hele gedeelte van het gelukskoekje. Voorzichtig plukte Sara het papiertje eruit, misschien stond er iets handigs op. Tegelijkertijd stopte ze het koekje in haar mond, dat ze algauw op had.

Ze vouwde het briefje open en las: 'Pak al je spullen, niet nadenken of achterom kijken en ren.'
Geschrokken staarde ze naar het briefje, terwijl haar ademhaling versnelde. Het onbehaaglijke gevoel van eerder bekroop haar. Zenuwachtig schoten haar ogen heen en weer, totdat ze de deur vonden. Met een hart dat klopte in haar keel rende ze naar de deur toe, terwijl alles in haar schreeuwde dat ze hier weg moest. Blijven was geen optie, dit was niet goed. De onnatuurlijk blauwe ogen van de kat volgden Sara's wanhopige stappen, al wetend dat ze zich hier nooit uit zou kunnen redden. De wetenschap glansde in zijn ogen en weerkaatste in een half gebroken spiegel die ergens verderop hing. Sara's hand bereikte de deurklink en ze wilde hem opentrekken, maar het lukte niet. De deur was dicht, op slot, of gebarricadeerd. Haar ogen sperden zich angstig open en het zweet gutste over haar rug heen. Dit was niet goed, helemaal niet goed. Plotseling kon ze gewoon voelen hoe duistere ogen in haar rug prikten. Langzaam draaide ze zich om, om vervolgens in de donkerblauwe ogen van het engste wezen dat ze ooit had gezien te kijken.

Het briefje viel uit haar handen en dwarrelde nutteloos naar de grond. Iemand had haar geprobeerd te waarschuwen, maar tevergeefs. Haar knieën begaven het onder die duistere blik en ze belandde op de grond, met haar rug tegen de deur. Haar laatste hoop was het geweest, maar helaas... Haar hele lichaam sidderde en beefde, terwijl ze haar blik afwendde. Ze kon het niet langer meer verdragen, die duisternis die daarin school... Maar verlost was ze er niet van, want de spiegel was er ook nog. Daarin waren de blauwe ogen van de kat te zien, die een enge glans hadden gekregen en een zekere moordlustigheid uitstraalden. Dit zorgde ervoor dat er een huivering over Sara haar rug joeg, terwijl haar blik weer terug schoot naar het machtige wezen voor haar, die voor haar ondergang zou zorgen. Het was de vrouw van de afbeelding buiten het gebouw, maar dan in het echt en zo verschrikkelijk veel enger en gevaarlijker. Net zoals op de afbeelding, zat er een raaf op haar schouder. De raaf was eveneens degene die op de kroonluchter in het restaurantje had gezeten. Met een kwaadaardige grijns keek de vrouw in het zwart naar het hulpeloze hoopje mens voor haar. Ze genoot ervan. Ze genoot van haar macht, de angst die ze veroorzaakte. Met een krachtige, angstaanjagende stem sprak de vrouw: "Neem haar ziel, Medeen, en geef het aan mij."
Daarmee bezegelde de vrouw het lot van het meisje, waarbij de tranen inmiddels over haar wangen stroomden. Met een schittering in zijn zwarte kraaloogjes die verdacht veel op vreugde leek, vloog de raaf op het meisje af, klaar om de opdracht van zijn meesteres uit te voeren.

De kat aanschouwde het tafereel, zoals hij altijd deed en altijd zou blijven doen. Met een emotieloze, wrede en koude blik keek hij toe, waar ergens spijt in te bekennen was. Hoe graag hij het ook wilde, hoe graag hij dit niet wilde aanschouwen, hij kon niet anders. Zij had hem in haar greep en niets wat hij zou doen kon dat veranderen. Onbeweeglijk zat hij daar op de vensterbank, zijn ogen op de gebroken spiegel gericht, via daar alles aanschouwend. Zijn ogen staarden terug naar hem, maar dat zag hij niet. Het leek alsof hij kon zien dat dit verhaal op dit moment gelezen werd en met zijn ogen probeerde hij een wanhopige boodschap over te brengen, in de hoop dat ernaar geluisterd zou worden, dat het zou worden gezien.

Ga. Ga voordat zij je ziet. Als dat gebeurt, is er geen ontsnappen meer aan. Dus ga.



Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top