Hoofdstuk 22

Voor de eerste keer sinds haar aankomst bij de Desalto werd Livia met een glimlach wakker. Zolang ze leefde in het nu, dan was ze gelukkig. Een toekomst was iets waar ze zich later zorgen om zou maken.

Glimlachend keek Livia op naar het plafond en dacht ze terug aan de vorige avond, aan hoe ze Seans lippen op die van haar had gevoeld en hoe hij haar dichter naar zich toe had getrokken.

Livia werd teruggetrokken naar de realiteit toen er op haar deur geklopt werd. Snel kwam ze uit bed en trok ze iets over haar nachtjapon aan.

'Kom binnen!' riep ze misschien iets te enthousiast. Maar toen ze Aeryn in de deuropening zag verschijnen, verdween haar goede gevoel. Had de vrouw geweten dat er iets tussen haar en Sean was gebeurd, dan had ze daar gisteravond niets van laten blijken.

'Ik moest je halen,' deelde ze mee. 'Zorg dat je over vijf minuten klaar bent.' Voor Livia kon protesteren werd de deur weer dichtgetrokken en was Aeryn verdwenen.

De huurmoordenares had blijkbaar geen idee hoe lang het werkelijk duurde voor een vrouw om zich om te kleden; vijf minuten was niet te doen. Gefrustreerd keek ze naar de deur waar Aeryn zojuist door verdwenen was, maar iedere seconde die ze hieraan verspilde, was een andere seconde minder om zich om te kleden. Snel trok ze de makkelijkste jurk aan die ze kon vinden, ze kamde haar haar en haar make-up liet ze voor vandaag achterwege.

Was het Sabina die haar wilde spreken? Zou ze er nu al achter zijn gekomen wat er tussen haar en Sean speelde? Of wilde ze haar nog spreken om wat er tijdens het feest in Pomtar was gebeurd?

Na vijf minuten trof ze Aeryn aan op de gang. De jonge vrouw kwam gelijk in beweging. Livia volgde, maar ze was nog niet vaak zo gespannen geweest. Gister had ze gedacht dat ze Sabina wel aankon; ze had zich zo moedig gevoeld. Maar vandaag werd ze overheerst door angst.

Tot haar grote verbazing nam Aeryn haar niet mee naar Sabina, maar stapte ze herberg uit, de verlaten straten van Pomtar op.

Terwijl ze verder liepen waren de restanten van het festival uitgespreid over de brede straten van de stad. Het magische gevoel dat ze eerder bij deze stad had gevoeld was verdwenen. Overal lagen bekers en papiertjes op de grond. Op sommige plekken waren zelfs de versieringen naar beneden gevallen. De stad was een visuele weergave van hoe de meesten zich vandaag voelden: brak en kapot.

'Waar gaan we naartoe?' vroeg Livia de jonge vrouw nieuwsgierig.

'Dat zie je zo wel,' zei Aeryn en daarmee was hun gesprek voorbij. Ze gingen de ene straat in en de andere straat uit. Haar coördinatie liet haar al snel in de steek.

Minuten gingen voorbij voordat de vrouw tot stilstand kwam voor een houten, onopvallende deur in een nauw steegje. Aeryn gebaarde naar de deur.

'Ze vroegen om jou, niet om mij.' Livia fronste haar wenkbrauwen en keek haar verward aan.

'Wie vroeg om mij?' Livia keek naar de deur, maar deze bleef gesloten. Was dit Aeryns manier om haar terug te pakken voor wat er tussen haar en Sean gebeurd was? Livia keek naar de jonge vrouw. Dat zou ze haar eigen broer toch niet aandoen?

'Dat zie je zo wel. Ga nou, je bent al laat.' Aeryn legde haar hand op Livia's schouder en duwde haar richting de deur. Livia wilde protesteren. Ze wilde zich weer omdraaien en een uitleg eisen, maar Aeryns kennende kreeg ze deze toch niet.

Met een grote zucht schraapte ze al haar moed bijeen en duwde de oude deur open. Een krakend geluid vulde de ijzige stilte.

Een donkere gang werd aan haar onthuld.

Ze keek naar Aeryn, maar die had haar armen over elkaar geslagen en keek haar afwachtend aan. Onzeker stapte Livia naar binnen. Ook de vloer kraakte en zorgde ervoor dat de situatie nog angstaanjagender werd.

Hoe wist ze zo zeker of Aeryn te vertrouwen was? Alleen omdat ze Seans zus was? Omdat ze haar hielp met haar dromen? Of omdat ze Livia geholpen had met de brief? Als Aeryn haar iets aan had willen doen waren er zoveel eerdere mogelijkheden te verzinnen, maar betekende dit dat Aeryn geen dubbele agenda had?

Livia had zich immers ook niet aan haar woord gehouden.

Ze schrok op uit haar gedachte toen er voetstappen haar kant op kwamen. Het licht van buiten viel op de persoon en een jongeman werd aan haar onthuld. De man was misschien halverwege de twintig, had warrige bruine haren en een baard die duidelijk weer geschoren moest worden.

'Wat leuk om je weer te zien,' grijnsde Oliver bij wijze van een begroeting.

Aeryn liep naar het einde van het steegje en leunde nonchalant tegen de muur. Alhoewel het al tegen het einde van de ochtend was, waren de straten verlaten – de meeste mensen lagen nog in bed. Pas toen de zon al opgekomen was, hadden de laatste feestgangers de Grote Markt verlaten.

Aeryn snapte niet wat mensen hier zo leuk aan vonden. Ze werden dronken, deden rare dingen en konden zich later de avond niet eens meer herinneren – of het was zo erg dat ze zich hiervoor schaamden. Tenminste, dat was Aeryns opvatting. De meeste feestgangers zouden het niet met haar eens zijn.

Op haar hakken draaide Aeryn zich weer om en liep ze terug het steegje in. Haar ogen waren gefixeerd op de deur. Arun had vannacht een bericht achtergelaten dat hij Livia wilde spreken. Waarom was haar niet verteld en Aeryn kon dit niet uitstaan. Ze was het liefst van alles op de hoogte.

Meer dan een kwartier stond Aeryn alleen in het steegje. Ze liep rond en begon zich langzaam te vervelen, maar haar focus verloor ze niet. Alhoewel ze er een hekel aan had, was dit haar talent. Aeryn kon een hele nacht opblijven en de volgende morgen was ze nog steeds alert. Tja, iedereen moest ergens goed in zijn.

Keer op keer keek ze naar de deur, maar deze bleef gesloten. De huurmoordenares werd steeds rustelozer. Ze vertrouwde het niet. De Onverschrokken Krijgers waren onbetrouwbaar en manipulatief.

Aeryn begon op haar nagels te bijten – een slechte gewoonte dat ze al deed sinds ze jong was. Haar moeder had dit nooit goedgekeurd, maar sinds haar overlijden was er niemand meer die hier iets van zei.

Na wat voelde als een eeuwigheid werd de deur opengegooid en een wit-weggetrokken Livia kwam naar buiten gelopen. Zonder haar aan te kijken of maar iets te zeggen, liep de danseres langs haar heen. Aeryn moest een klein sprintje trekken om op gelijke hoogte met haar te komen.

'Wat is er gebeurd?'

Livia stampte verder zonder enige aandacht te schenken aan haar omgeving.

'Livia! Wacht!' Aeryn probeerde Livia bij haar hand vast te grijpen om de jonge vrouw tot stilstand te brengen, maar ze had het aan zien komen.

'Waag het niet!' schreeuwde Livia boos, terwijl ze haar arm terugtrok. De enkele mensen die zich op dit tijdstip op straat bevonden keken vreemd naar hen om.

Bij de Goden, het was niet eens haar bedoeling geweest om Livia's gedachten te lezen.

De vrouw draaide zich boos naar haar om en de tranen schitterden in haar ogen. 'Weet je wat ze gedaan hebben?' spatte ze boos uit. De walging was hoorbaar in haar fragiele stem.

'Ik heb oprecht geen flauw idee!' siste Aeryn gefrustreerd. Waarom wist ze niet wat er gaande was? Was het zo erg, dat ze het niet eens op de bijna lege straten van Pomtar gezegd kon worden? 'Wat er ook is gebeurd, weet dat we je kunnen helpen!' probeerde Aeryn, maar Livia gaf niet toe.

Aeryn moest de neiging onderdrukken om niet haar arm te pakken zodat ze in haar gedachten kon komen. Livia zou haar dit nooit vergeven.

De danseres begon weer te lopen en gefrustreerd volgde Aeryn. Ze probeerde het nog verscheidene keren, maar de jonge vrouw liet niets los.

Terug aangekomen bij de herberg ging Livia gelijk haar spullen pakken en liet ze Aeryn alleen achter. Later op de dag zouden ze per boot de oversteek maken naar Yta, waar ze vanavond al aan de koning voorgesteld werden.

Chagrijnig liep Aeryn naar haar eigen kamer om ook haar kleine hoeveelheid aan spullen bij elkaar te rapen. Het duurde niet lang voor Sean zich bij haar voegde.

'En?' was het enige dat hij vroeg. Met een grote zucht gooide Aeryn haar dolken op het bed.

'Ik heb geen flauw idee. Er is iets gebeurd, want ze is ontzettend overstuur, maar ze laat niets los.'

'Ik ga met haar praten,' zei Sean gelijk, maar voordat hij de deur uit kon lopen, versperde Aeryn hem de weg. 'Laat me gaan,' beet hij haar gefrustreerd toen.

'Ze wil niet praten,' vertelde Aeryn hem. 'Geef haar de rust en ruimte en daarna laat ze misschien wat los.'

Sean balde zijn vuisten, maar bleef op zijn plek staan. Aeryn was net zo gefrustreerd als haar broer, maar als ze Livia een beetje kende – of beter gezegd, als Livia ook maar enigszins als haarzelf was – dan was er niemand die haar op andere gedachte kon brengen.

'"Weet je wat ze gedaan hebben?" vroeg ze me,' vertelde Aeryn haar broer.

'Wie zijn ze?'

'De Onverschrokken Krijgers nam ik aan?'

Sean beet op zijn lip en was diep in gedachten gezonken.

'Maar wat als het Velantre is?' Zodra Sean de woorden had uitgesproken, wist Aeryn waar hij op doelde. Haar broer liep terug de kamer in en zette zijn handen in zijn zij. Hij draaide zich weer naar haar om. 'Kan je haar bereiken?'

Aeryn keek hem onzeker aan. Meerdere keren had ze de connectie met Cassia geprobeerd te maken, maar ze kwam nooit verder dan het zien van enkele simpele dingen uit Cassia's leven. Het leek alsof ze hun advies had opgevolgd en het zuiden had verlaten, maar volledig overtuigd was Aeryn niet.

Met een diepe zucht ging ze op haar bed zitten. Even keek ze onzeker naar Sean, maar na een bemoedigend knikje van hem te hebben gekregen sloot ze haar ogen. Ze gaf zich over aan de kracht die diep van binnen verstopt was. Dag na dag moest ze haar werkelijke identiteit onderdrukken, terwijl haar lichaam niets liever wilde doen dan deze verborgen kracht omarmen.

Aeryn liet de herberg achter en ze kwam gemakkelijk terecht in het hoofd van Cassia Veturius.

'Dankjewel!'

Iemand hield de deur voor haar open en ze kon het gebouw instappen. Cassia liep de drukke gangen door en leek nog niets van Aeryns aanwezigheid te voelen. 'Hallo!' begroette Cassia een vrouw die ze passeerde. Ze sloeg rechtsaf en beklom de trappen.

Meerdere verdiepingen trok ze op naar boven, waarna ze op de derde verdieping de gang op liep. Aan weerszijden zag Aeryn deuren en Cassia kwam bij de laatste aan haar linkerkant tot stilstand. Toen ze de deur opende werd een kleine eenpersoonskamer aan haar onthuld. Het was een eenzelfde kamer waar Aeryn de laatste paar weken ook in door had gebracht.

Cassia gooide wat spullen op haar bed en liep door naar het kleine raam, waar ze de vensterbank vastpakte. Aeryn voelde het enthousiasme van de jonge vrouw, terwijl ze zelf alleen maar met grote ogen toe kon kijken naar de vele grachten die voor hen lagen en ze de witte torens zag die tegen de horizon waren geplakt.

Geschrokken aanschouwde Aeryn de stad die voor hen lag en snel probeerde ze zich weer terug te trekken uit Cassia's gedachten.

'Hallo Aeryn, wat vind je ervan?' sprak de vrouw geamuseerd.

De kamer verdween, maar de huurmoordenares ging niet terug naar Pomtar. De kamer ging op in rook en een vreemde, witte plek kwam tevoorschijn.

Aeryn deed geschrokken enkele stappen naar achteren, waardoor ze zich realiseerde dat ze haar lichaam weer terug had. De huurmoordenares draaide om haar as. Ze wilde naar haar dolken grijpen, maar zag toen Cassia staan.

Aeryn deed nogmaals een paar stappen naar achteren. De herberg was nergens meer te bekennen. Ze bevonden zich in een reusachtige witte kamer zonder einde. Met grote, geschrokken ogen keek ze naar de jonge vrouw.

'Het was niet helemaal de bedoeling dat je er op deze manier achter kwam,' zei de jonge vrouw bedachtzaam. Ze leek eerder tegen zichzelf te spreken dan tegen Aeryn. 'Het was me tot nu toe goed gelukt om je buiten te houden, maar ik denk dat mijn gevoelens de overhand hadden gekregen...' Ze rechtte haar rug en slaakte een diepe zucht. 'Nou ja, zo erg is het ook niet dat je erachter komt.'

Aeryn stond aan de grond genageld en keek met grote ogen naar de vermagerde vrouw. 'Wat?' stamelde ze.

Cassia lachte en hield haar handen op. 'Kom op, Aeryn, stel de vraag die je zo graag beantwoord wil hebben,' moedigde ze aan.

Met een bonkend hart keek Aeryn naar de jonge vrouw die voor haar stond en ze liet de woorden over haar lippen glijden. 'Waarom ben je in Yta?' De glimlach op Cassia's gezicht werd groter, maar ze gaf nog geen antwoord. Aeryn schudde verontwaardigd haar hoofd. 'Nee,' zei ze zachtjes. Haar ademhaling stokte. 'Zeg niet dat je het tegen de koning op wil nemen.'

De glimlach verdween niet van Cassia's gezicht, alsof dit de eerste keer was dat ze haar geniale plan aan iemand kon vertellen.

'Alleen de koning?' vroeg ze geheimzinnig.

'Nee.' Aeryn schudde haar hoofd. 'Dat kan je niet doen...'

'Ik ben niet het zwakke meisje dat jij mij verwacht te zijn, Aeryn. Mijn krachten waarvan je dacht dat ik er niet van af wist?' Cassia lachte. 'Ik train mezelf al sinds ik tien jaar ben, meid.'

Met grote ogen keek Aeryn naar de vrouw.

'Dat is niet mogelijk...'

Cassia haalde haar schouders op, maar zei niets meer.

Aeryn schudde haar hoofd. Hoe kon ze de vrouw overhalen? Hoe kon ze zorgen dat ze deze waanzin uit haar hoofd zette?

'Sabina zal dit niet toestaan,' fluisterde ze angstig. 'Ze zal ons tegen je opzetten en dan hebben wij geen controle meer over onszelf. Doe ons dit niet aan... Doe dit Sean niet aan! Laat hem niet de zus vermoorden van het meisje van wie hij houdt!' riep ze luid.

Cassia schudde haar hoofd en keek naar de grond. 'Zou juist jij in mijn schoenen niet precies hetzelfde doen, Aeryn? Ik weet van al je nachtelijke uitstapjes. Sean denkt misschien dat je er vrede mee hebt, maar dat klopt niet, toch?' Cassia sloeg haar armen over elkaar en deed enkele stappen in Aeryns richting, die alleen maar toe kon kijken naar deze jonge, angstaanjagende vrouw. 'Ook jij probeert nog altijd de moordenaar van je ouders te vinden. Dus vertel me, waarom zou ik geen wraak mogen nemen op de moordenaars die mijn familie hebben vermoord?'

Aeryn opende haar mond, maar Cassia liet los. De witte kamer uit Cassia's gedachte verdween en ze was terug in de herberg in Pomtar. De omgeving zag wazig, maar ze kreeg steeds meer grip op de wereld om haar heen. Sean zat voor haar op zijn knieën en keek haar afwachtend aan.

'En?'

Aeryn vloekte en haalde haar handen door haar haar. Nogmaals vloekte ze en ze kwam boos overeind. Haar ademhaling versnelde en de angst greep zich vast aan haar hart.

'We hebben een groot probleem.'

Livia stond op de boot en zag Pomtar steeds verder uit zicht verdwijnen. De overtocht duurde twee uur lang, maar al snel kon ze de hoge torens, waar de stad om bekend stond, al als kleine puntjes op de horizon zien verschijnen.

Livia dacht terug aan haar gesprek met Arun, de leider van de Onverschrokken Krijgers, en ze werd opnieuw misselijk. Hoe hadden ze haar zoiets kunnen vragen? Ze had Cassia beloofd zichzelf niet in de problemen te werken, maar dat was dus wel gebeurd.

'Hé, gaat alles goed?' Teegan kwam naast haar staan. 'Je ziet er misselijk uit.'

Livia schudde haar hoofd en probeerde een glimlach naar buiten te persen. 'Alleen een beetje zeeziek.'

Teegan keek haar met medelijden aan. Kenna, die naast haar stond, draaide zich lachend om.

'Als je gaat overgeven, doe het dan alsjeblieft over de reling,' droeg ze Livia op. 'Ik heb vandaag mijn beste jurk aangetrokken.' De connectie tussen deze 'beste' jurk en de ontmoeting met de koning was niet moeilijk te leggen. De gehele week stond met meerdere optredens, grotendeels in het teken van hun ontmoeting met de koning.

Trillend legde ze haar hand op haar buik toen ze de hoge torens dichterbij zag komen, maar dit was niet de manier om zichzelf tegen de opkomende misselijkheid te beschermen.

Ergens deze week moest ze haar opdracht uitvoeren.

Ergens deze week moest ze de koning vermoorden. 

[A/N] En we hebben de finale van het verhaal bereikt... 

Zo ontzettend bedankt voor iedereen die al tot hier is gekomen <3

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top