Hoofdstuk 1.2

De grijsblonde generaal, gehuld in rode kleding, hief zijn zwaard en liet deze neerkomen in de fragiele rug van haar vader. Zijn lichaam kon geen enkele tegenstand bieden tegen het scherpe wapen dat zijn kant op kwam.

Het ene moment was haar vader er nog en nog geen seconde later stak het zwaard door zijn lichaam. Het leven verdween uit zijn ogen. De generaal plaatste zijn hand op de schouder van de man en bevrijdde met enige kracht zijn moordlustige wapen. Haar vader viel levenloos op de grond.

Het enige dat Livia kon doen was schreeuwen, maar niemand hoorde haar.

Livia schrok wakker. De dood van haar vader stond nog altijd op haar netvlies gebrand en met een brok in haar keel probeerde ze de herinnering uit haar gedachten te verdrijven. Hoe had ze in slaap kunnen vallen?

Livia wilde boos worden op zichzelf, maar merkte toen de soldaat op die in haar gezichtsveld was verschenen. Er klonk een zachte klik toen de deur uit zijn slot sprong. Vervolgens kwam de soldaat haar cel ingelopen.

Met grote ogen keek Livia naar de soldaat. Ze probeerde nog naar achter in haar cel te kruipen, maar de muur bleef stevig op zijn plaats staan.

De man verraadde geen enkele vorm van emotie. Een golf van angst overspoelde haar. Ze had gisteren nog gegeten, hij ging haar toch niet... Livia durfde die gedachte niet af te maken.

De man van ongeveer middelbare leeftijd, was gehuld in diepzwarte kleding. Het was niet dezelfde kleding als de soldaten hadden gedragen toen ze haar dorp aanvielen, maar Livia wist dat ze werd vastgehouden door Velantre, of anders een bondgenoot van hen.

Voor langere tijd had er een oorlog gedreigd met de meest zuidelijke provincie. Ze had de verhalen gehoord over de onafhankelijkheid van Velantre en zijn eventuele uitbreiding, maar haar vader had niet willen luisteren. Ze zouden de boerderij niet verlaten alleen omdat er een kleine dreiging op een plundering was.

Laat ze mijn dieren maar hebben, had hij gezegd.

Maar het waren niet hun dieren waar ze voor waren gekomen...

De soldaat trok Livia aan haar bovenarm omhoog. De afgelopen dagen was ze zo verzwakt, dat ze het niet in zich had om tegenstand te bieden. 'Wat...' probeerde Livia met haar schorre stem, maar de juiste woorden kon ze niet vinden.

Voor het eerst sinds ze hier was gekomen, mocht ze haar cel uit. Ze werd de donkere gang op getrokken en de man nam haar mee naar de deur aan het einde van deze gang, waar nog enkele soldaten de wacht hielden.

Zoals Livia al had verwacht, was de rest van de ruimte gevuld met cellen. In het overgrote deel zaten jonge meiden angstig tegen de muur aan. Sommigen keken op toen ze langs kwam, maar de meesten hielden hun ogen op de grond gericht.

Eerder had het haar niet geboeid wat ze met haar zouden doen, maar nu voelde ze hoe haar hart sneller ging kloppen. Ze wilde dit helemaal niet; ze wilde terug naar Castella, naar huis.

Maar dat zou niet gebeuren.

Er verschenen tranen in Livia's ogen. De wandeling eiste zo'n grote tol van haar lichaam, dat het voelde alsof er geen einde kwam aan de lange gang.

Waar waren ze? Waar hadden ze haar naartoe gebracht?

De twee soldaten die opgesteld stonden bij de deur trokken deze open. Er kwam een trap tevoorschijn, waar de man haar ruw omhoog trok. Ze had nog maar enkele stappen gezet, toen ze buiten adem begon te raken. Er werd haar geen moment van rust gegund en ze kreeg spijt dat ze de afgelopen tijd niet genoeg had gegeten.

De trap mondde uit in een lange gang. Deze was in groot contrast met de cellen beneden. De gang was schoon en aan de hoge muren hingen grote schilderijen en spiegels. Tegen deze muren stonden kleine tafeltjes, waar vazen met bloemen op tentoongesteld stonden. En niet te vergeten, op de grond lag een groot, rood tapijt.

Rood, als de kleding van de bewakers... en de kleur van bloed.

Livia werd nog enkele gangen door gesleurd, maar het voelde alsof elke gang op die van de vorige leek. Ze wist niet eens of ze rondjes aan het lopen waren, of dat ze ook werkelijk ergens naartoe gingen. Misschien probeerden ze haar alleen maar gek te maken...

Na wat voelde als een eeuwigheid, werd er aan haar rechterkant eindelijk een grote eikenhouten deur geopend. Een grote studeerkamer kwam tevoorschijn, waarin enkele mensen stonden die haar vanaf hun positie indringend aankeken.

De studeerkamer deed haar denken aan het kleine kantoortje van haar vader, al was deze kamer zoveel groter en zoveel chiquer dan de werkkamer van haar vader ooit was geweest... Livia kreeg een brok in haar keel.

De eerste persoon die ze uit kon maken in de studeerkamer, was een oudere, dikkere man. Hij had grijze haren en vele rimpels waren zichtbaar op zijn gezicht. De man was gehuld in kleding van dure stof dat overeenkwam met de enorme rijkdom in de kamer.

Naast hem stond een vrouw, van eind twintig, misschien begin dertig, die een dure, blauwe jurk droeg. Haar lange donkere haren had ze opgestoken, maar langs haar gezicht vielen nog enkele plukken naar beneden. De vrouw had iets sensueels, waar Livia een onaangenaam gevoel van in haar buik kreeg.

Net achter de vrouw stond nog een bewaker. Met zijn ruige blonde haren, zijn gespierde lichaam en zijn stille, maar rechte houding, maakte hij een angstaanjagende indruk. Zijn rechterhand lag op het zwaard dat aan zijn middel hing, waarmee hij duidelijk maakte dat hij niet bang was om aan te vallen als het erop aankwam.

De soldaat liet haar in het midden van de kamer los en sloot achter hen de deur. Livia bleef alleen met deze vreemde mensen over.

De vrouw was de eerste die begon te praten. 'Interessant,' zei ze zachtjes en ze keek met een geïntrigeerde blik naar Livia. Het meisje sloeg beschermend haar armen om haar lichaam. Natuurlijk wist ze wat er zo bijzonder aan haar was; het was immers ook de reden waarom ze de aanval had overleefd...

'Is dat je natuurlijke haarkleur?' vroeg de vrouw zachtjes. Livia keek naar de oudere man, maar die knikte in haar richting. Naast het vele schreeuwen op die ene bewuste dag, had ze in de dagen of weken erna nog amper haar mond opengetrokken.

Livia knikte zachtjes. Ooit was ze een zelfverzekerde jongedame geweest, die genoot van het leven. Die Livia was samen met haar familie overleden. De Livia die hier nu stond, was fragiel en angstig.

'Wauw.' De vrouw liep naar Livia toe en liet haar handen door haar haar glijden, dat vol klitten en vuil zat. Het meisje wendde haar ogen af, zodat ze de vrouw niet aan hoefde te kijken. 'Geweldig,' zei ze glimlachend. 'Ik neem haar graag gelijk mee.'

'Natuurlijk, vrouwe. Ze is nog een fitte jonge dame, u zult zeker waar hebben voor uw geld,' antwoordde de oudere man. Er was een kleine fonkeling zichtbaar in zijn ogen toen hij van de vrouw naar Livia keek.

Hoeveel was ze waard?

'Oh houd op, heer Grimphan,' bracht de vrouw gelijk gefrustreerd uit. Ze draaide zich weer om naar de man en deed enkele stappen in zijn richting, waardoor ze haar autoriteit liet blijken. 'Ze is misbruikt, uitgehongerd en dan hebben we het er nog niet eens over hoe slecht ze er op het moment uitziet. Als straks blijkt dat ze een ziekte onder de leden heeft, dan hoort u nog van me.' De man mompelde iets uit frustratie, maar knikte daarna kort. De vrouw draaide zich tevreden om naar Livia.

Livia probeerde het niet te laten merken toen ze de naam van de man herkende. Lucius Grimphan was de gouverneur van Leora, de provincie waar ze haar hele leven in had gewoond. Het was aan hem geweest om hen te beschermen...

Toen de vrouw zich weer omdraaide naar Livia, deinsde het meisje achteruit. 'Wat is je naam?' Haar stem was gelijk een stuk zachter nu ze tegen Livia praatte, bijna alsof ze beschouwd werd als een klein kind.

'Livia,' zei ze zachtjes. Haar stem voelde schor aan, nu ze deze voor het eerst in tijden weer moest heffen om zichzelf hoorbaar te maken.

'Is dat kort voor Olivia?' Het meisje schudde haar hoofd en gelijk schoot de hand van de vrouw omhoog. Haar vingers klemden zich stevig om Livia's kin en haar donkere ogen keken het meisje streng aan. 'Laat dit duidelijk zijn: als ik je iets vraag geef je altijd antwoord. Desnoods alleen "ja, mevrouw" of "nee, mevrouw".' De rust in de stem van de vrouw was verdwenen.

Livia knikte, maar ze wist dat ze gedwongen was te praten toen de vrouw haar indringend aan bleef kijken. 'Ja, mevrouw,' bracht ze met een trillende stem uit.

De vrouw liet haar kin los en er verscheen weer een glimlach op haar gezicht. Voor langere tijd zou Livia de vingerafdrukken op haar gezicht kunnen voelen.

'Laten we gaan. Kom, Sean.' De jongeman die achter gouverneur Grimphan was blijven staan, kwam in beweging. Hij pakte Livia bij haar linker bovenarm en trok haar mee de kamer uit, waar de vrouw hen voor was gegaan.

Terwijl ze achter de vrouw aan het huis werd uitgetrokken, realiseerde ze zich dat haar oude leven nu voorgoed achter haar lag.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top