The Da Vinci Code ~2~ Moordenaar
Nee, dacht ze, dat kan niet! We moeten nu weg. Maries hart klopte steeds sneller.
Ze zullen ons altijd blijven achtervolgen en ons allemaal vermoorden.
Marie is niet meer zo bang geweest sinds ze er achter kwam dat Jacques Saunière een afstammeling is van Jezus. Toen ze er achter kwam was ze doodsbang, maar het maakte niet zoveel uit. Het ging alleen om hen twee, niet haar hele familie die in gevaar was.
Jacques stapte gelijk naar voren.
'Wat gaan we doen?' zei hij.
Marie hoorde dat hij zijn stem normaal probeerde te houden. Hij zag er ook verdrietig uit. Maar het was niet echt een verrassing voor Jacques. Het was te verwachten dat iemand er vroeg of laat achter zou komen. Maar het feit dat ze niet meer veilig waren in Parijs maakte hem bang.
Voordat de man kon antwoorden werd Jacques gebeld. Hij pakte snel zijn telefoon en nam op.
'Hallo, met Jacques,' zei hij. 'Ja, dat ben ik.' Bijna gelijk veranderde zijn gezichtsuitdrukking. Alsof er een bom voor zijn ogen explodeerde, vulde zijn gezicht met verdriet.
Marie had de hele rit naar huis niets gezegd. Nadat ze gehoord had wat er aan de hand was had ze een brok in haar keel.
De politie belde. Ze hadden de auto van de ouders van de kleinkinderen in een rivier gevonden, niet ver van het restaurant waar ze hadden afgesproken af. De politie zei dat het een ongeluk was.
Marie dacht dat de Opus Dei er misschien achter zaten, maart dat zullen ze nooit zeker weten, omdat er geen bewijs achtergelaten was. Ze wilde er niet over nadenken. Haar kind was dood.
'We hebben aan de politie gemeld dat jij een Sophies broertje ook in de auto zaten. Zo kan je met hem verdwijnen en een nieuwe identiteit aannemen,' zei hij opeens. Marie keek verbijsterd.
'Nee we kunnen dat niet doen!' zei ze ook al wist ze dat dat het beste was wat ze konden doen. Ze kon hem niet achterlaten. Ze wist ook dat Jacques niet de luxe had om te verdwijnen. Het was ook logisch dat Sophie, de oudste, in Parijs moest blijven en opgevoed moest worden door Jacques.
'We gaan elkaar zien. Ik kan je bezoeken, met de bescherming van de Priorij.' Hij had nu al spijt van zijn beslissing, maar hij wist dat het het best was en dat wist Marie ook.
'Je hebt gelijk,' zei Marie met tranen in haar ogen. Ze keek naar de achterbank en zag de twee kinderen slapen. Zij gingen opgroeien zonder ouders en zonder elkaar.
De dag erna, een paar kilometer van Parijs vandaan keek een bisschop naar het nieuws
'De auto reed de rivier in. Vijf mensen zijn overleden, waaronder een baby...' zei de nieuwslezer op de kleine televisie tegenover hem. Natuurlijk wist Loïc dat al.
Ik zal de bloedlijn van Jezus kapot maken! Dan zal de heilige graal nooit onthuld worden en is de kerk gered! Dacht hij. Ik heb er al vier, nog twee gaan.
Hij zat op de grond en bad. Binnen een minuut vlogen de deuren open.
'Handen omhoog!' riep een lage stem achter hem. Loïc deed wat hem gevraagd werd.
'Wie ben jij?' vroeg hij. Hij kon de man niet zien. Loïcs hart bonkte hard in zijn borst.
'De meeste noemen me de Leraar, maar dat maakt nu niet uit. Het enige waar het omgaat, is dat jij zojuist mensen hebt vermoord die ik levend nodig had en je was van plan de rest ook te doden. Dat kan ik niet laten gebeuren.' Het was even stil. Loïc wist wat er ging gebeuren. Hij deed zijn ogen dicht.
Ik heb gedaan wat God me gevraagd had om te doen. zegt hij tegen zichzelf. Daarna stopte een luid geweerschot zijn gedachte.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top