9. Arachne

Kosmos kwam veel te dichtbij.

Hij was slimmer dan goed voor hem was. En ik had al veel te veel losgelaten – hij wist nog niet dat ik het over Ornit had gehad, maar ik vroeg me af hoe lang dat nog zou duren. Dus ik besloot dat het beter was om niet met hem te praten. Het deed pijn, al wist ik niet precies waarom. Ik giste gewoon dat de gesprekken met hem aangenaam tijdverdrijf waren. Maar als hij net zo dichtbij de waarheid kwam als ik, dan kreeg hij Ornit ook achter zich aan.

Deze keer zou de demon dan misschien wel zijn zwaard gebruiken.

De blonde jongen zag er net zo ontredderd uit als ik me voelde. Af en toe betrapte ik hem erop dat hij naar me staarde, met iets van verlangen in zijn ogen.

Het was echt beter als ik deed alsof ik niks meer met hem te maken wilde hebben.

Een dag na ons gesprek was het de anderen blijkbaar ook opgevallen. Terwijl ik vooruit strompelde – ik had opnieuw slecht geslapen – liep Marisol opeens naast me, haar groene ogen onschuldig wijd opengesperd. 'Hebben jij en Kosmos opeens ruzie? Ik bedoel, jullie praten niet meer.'

'We praatten eerst toch ook niet zoveel?'

'Haha. Goede grap.' Marisol gaf me een duwtje met haar vleugel, zodat ik dichterbij Kosmos kwam te lopen. 'Kom op! Praat met elkaar! Ik zie kansen hier, en als jij ze niet benut, dan zal ik mezelf dat voor altijd kwalijk nemen.' Ze praatte zo luid dat Kosmos het inmiddels wel kon horen. Waarschijnlijk was dat ook haar bedoeling.

Ik wierp haar een geïrriteerde blik toe. 'Oké, oké', siste ik. 'Ik ga al.'

Ze stak haar duimen naar me op. Ik kon niet anders dan met mijn ogen rollen, al merkte ik dat ik grijnsde. Marisol zou zo cupido kunnen zijn. Ik bedoel, de vleugels en de boog had ze al.

'Kosmos?'

Hij draaide zich hoopvol om. 'A-Arachne! Luister, het spijt me echt heel erg. Ik had me niet met jouw zaken moeten bemoeien en dat zal ik ook niet meer doen.' De engel klonk zo smekend dat ik niet veel anders kon doen dan naar hem glimlachen.

'Nee, het spijt mij. Ik... ik reageerde echt veel te heftig. Ik had mijn redenen, maar die wist jij niet, dus sorry daarvoor.' Ik voelde hoe ik begon te blozen. Snel keek ik weg, maar hij had het toch al gezien.

'Hopelijk waren die redenen goed. Wist je niet dat iemands hart breken een misdaad is?'

Ik trok een wenkbrauw op. 'Weet je, ik kan nog veel meer breken. Je vleugels bijvoorbeeld.'

'Oei.' Hij grinnikte. 'Is dat een bedreiging, Arachne...?'

Ik realiseerde me dat ik nooit mijn achternaam had verteld. Waarschijnlijk omdat hij het toch niet uit kon spreken. 'Garmr. Arachne Garmr.'

Kosmos' poging tot het uitspreken van mijn naam klonk inderdaad als een soort gerochel. 'Ik houd het bij Arachne, als je het niet erg vindt.' Hij glimlachte. 'Zit er nog een betekenis achter je achternaam? Aangezien je voornaam die wel heeft.'

'Tja, volgens mij was het een van de hellehonden. De mythische poortwachters van de Hel.'

'Ik heb meer met katten!' riep Raicho, dwars door ons gesprek door.

Kosmos barstte in lachen uit, waarschijnlijk door een of andere grap die ik niet kende. 'En de rest van jullie achternamen?' zei hij toen hij zijn gezicht weer in de plooi had. 'Die van ons zijn vaak vernoemd naar sterrenstelsels of weersverschijningen. Eigenlijk net als onze voornamen, maar dan pakken ze vaak de wetenschappelijke benamingen, zoals Nimbostratus.'

Ik dacht aan de andere achternamen die ik kende. Ornits achternaam was een van de weinige. In de Hel spraken we elkaar vaak aan bij de voornaam, maar voor commandanten gold een uitzondering.

'Holda', zei ik toen. 'Ook iets uit de mythologie, volgens mij.'

'Ah, je kent Ornit.' Ik schrok me zo erg dood toen Raicho dat zei, dat ik bijna over mijn eigen voeten struikelde. Waarom had ik zijn naam nou genoemd? 'Vreselijke gozer. Hij viel mijn bataljon aan in de vorige Oorlog en vermoordde de helft. Ik heb nog steeds nachtmerries.'

Kosmos stond meteen op scherp, dat zag ik aan zijn alerte, blauwe ogen die mijn gezicht peilden.

'Hij heeft... zijn manieren.' Ik probeerde het zo neutraal mogelijk te zeggen, maar faalde daarin. 'Ornit is niet zo erg als je aan dezelfde kant staat.'

Raicho snoof. 'Nou, ik hoop dat we hem niet tegenkomen. En anders is hij voor mij. Ik heb nog een appeltje met hem te schillen.' Als Raicho Ornit nou gewoon omlegde, dan zou alles een stuk eenvoudiger worden. Dan kon ik terug naar mijn bataljon; naar Bath, Bello en de anderen. Maar dan zou de commandant zijn geheim wel meenemen in zijn graf.

Het geheim waarvoor hij bereid was om te moorden.

***

'Ik weet dat je waarschijnlijk weer een dag niet tegen me gaat praten, maar ik moet je dit gewoon vragen.' We hielden een middagpauze aan de rand van het bos. Over een uurtje of twee zouden we niet langer meer tussen de bomen lopen, maar zouden we veranderen in wandelende schietschijven. Misschien was die doodsangst ook wel de reden dat Kosmos dit onderwerp opnieuw aansneed. 'Ornit... dat is die man waarover je sprak, of niet?'

Ik haalde diep adem. 'Ik... ik wil het er niet over hebben.'

Tot mijn verbazing knikte Kosmos. 'Oké. Dat respecteer ik.'

Hij klonk zo plechtig dat ik hem een wantrouwende blik toewierp. 'Wat heb jij opeens? Wil je de edele ridder spelen?'

'Nou, met jou als mijn jonkvrouw heb ik dat er wel voor over.'

Mijn wangen draaiden overuren de afgelopen dagen. Opnieuw werden ze veel warmer en roder dan de bedoeling was. 'Wie zegt dat jij de ridder bent? Je hebt mijn kwaliteiten met een zwaard nog niet eens gezien, riddertje.'

'Zo te horen moet ik daar blij mee zijn?' Hij wierp een blik tussen de bomen door. 'Nou, als we pech hebben, dan zal je ze straks moeten gebruiken.'

'Daarover gesproken.' Blanche stond opeens naast ons. Ik wist niet hoeveel ze van het gesprek had gehoord, maar haar gezicht verraadde niks. Ze haalde iets uit haar schede tevoorschijn. Ik verbleekte enigszins – het was mijn oude, kleine zwaard, dat ze me een paar dagen geleden hadden afgenomen. 'Je moet jezelf kunnen verdedigen als we demonen tegenkomen. Ik ga ervanuit dat je aan onze kant meevecht.' Ze aarzelde even en gaf me toen het zwaard terug. 'Laat me hier geen spijt van krijgen.'

Ik kon nauwelijks geloven dat ik hier straks demonen mee ging afslachten. Maar andersom zou ik nooit misbruik kunnen maken van Blanches goede vertrouwen, toch?

'Ik zal jullie niet teleurstellen', mompelde ik toen, ook al wist ik dat niet zeker.

Blanche haalde nog iets anders tevoorschijn – een kruisboog, met een bijpassende pijlenkoker. 'Hier, Kosmos. Een dolk is leuk en aardig, maar hiermee kun je op afstand schieten. We zijn waarschijnlijk in de minderheid en kennen het terrein minder goed, dus dit is ons enige voordeel.'

'Demonen kunnen geen pijl en boog schieten?' vroeg hij zacht.

'Het wordt als laf gezien.' Ik vond het vervelend om te zeggen. 'Ze willen hun tegenstanders liever in een duel te lijf gaan. Schieten is meer iets voor engelen, vinden ze.'

Blanche snoof. 'Het is bijna alsof ze willen verliezen.'

'Oeh, ik hoop maar dat ze dat willen.' Raicho gooide zijn kromzwaard van de ene naar de andere hand. 'Want het gaat gegarandeerd gebeuren.'

Hoogmoed komt voor de val, dacht ik, maar zei het niet hardop. Er was niks mis met zelfvertrouwen, toch? In ieder geval zag ik Kosmos' twijfels zichtbaar wegebben bij de woorden van de veteraan waar hij naar opkeek. Blanche mocht dan wel een goede leider zijn, maar Raicho droeg dit bataljon op zijn schouders en hij wist dat maar al te goed. Trots wees hij in de verte, naar het heidegebied.

'Kom op, laten we vertrekken.'

***

De vermoeidheid maakte plaats voor adrenaline zodra we met zijn allen in het struikgewas lagen. Ik steunde op mijn ellebogen, die inmiddels pijnlijk geschaafd waren door het tijgeren. Blanche tuurde door de telescopische verrekijker, die scherp was gesteld op de heuvelkam verderop. 'Het is waar we bang voor waren', mompelde ze. 'De demonen hebben het terrein veroverd. Ik zie engelenlichamen verspreid over het veld.'

Marisol slikte hoorbaar.

'Oké, dus ze zien ons sowieso aankomen.' Raicho zuchtte. 'Vliegen dan maar?'

Blanche knikte langzaam. 'Ja, Arachne, jij zei dat ze geen gebruik maken van bogen. Dan zou onze overtocht veilig moeten zijn. We moeten alleen maken dat we wegkomen zodra we landen, want ze weten dan van onze aanwezigheid.'

'Hee, maar Arachne kan niet vliegen', merkte Kosmos op.

Opeens had ik de ogen van de hele groep op me gericht. Raicho kuchte zacht. 'Eh, ik kan haar wel op mijn rug nemen.'

Kosmos reageerde vlug: 'Dat kan ik ook wel!'

'Ja natuurlijk, Kosmos. Wie denk je dat er meer spiermassa heeft?' Raicho keek de jongere jongen droogjes aan. 'Ik zal nergens aankomen hoor, stop met panisch doen.' Ik besloot dat ik Raicho goed genoeg vertrouwde, dus ik legde mijn hand op Kosmos' schouder.

'Het is maar een klein stukje. Heus, het komt goed.'

Hij keek me nog even bezorgd aan, maar knikte toen. 'Houd je alsjeblieft stevig vast. Een val van deze hoogte overleef je niet.'

'Joh.' Ik besefte dat ik kattig deed, omdat ik de zenuwen in mijn buik voelde gieren. Natuurlijk had ik nog nooit gevlogen. Ik had geen idee hoe het zou zijn – gelukkig had ik geen hoogtevrees, zoals Bath, maar nog steeds was de angst om naar beneden te donderen reëel.

'Dat geldt voor jullie allemaal', zei Blanche ineens. 'Doe voorzichtig. Geen roekeloze acties. Onthoud, we zijn hier nog niet om te vechten, maar gewoon om door dit gebied heen te komen.' Ze keek vooral Raicho lang aan. Ik bedacht me dat het misschien maar goed was dat hij een passagier had, want nu zou hij vast voorzichtiger doen.

Marisol lachte zenuwachtig. 'Ach, hèhè, het is maar een klein vluchtje.'

Ik wist dat niemand daar zo over dacht. Met bevende handen greep ik Raicho's schouders vast. Hij haakte zijn gespierde armen door mijn benen. Niet loslaten, was het enige wat ik nog kon denken. Niet loslaten. 'Iedereen klaar?' Blanche ademde diep in. 'Drie, twee, één, opstijgen.'

Raicho zette zich zo hard af dat het bijna meteen mis ging. De plotselinge beweging zorgde ervoor dat ik naar achteren werd geduwd, maar ik klampte me zo stevig aan de Strijdengel vast dat ik gelukkig niet viel. De wind streek langs me heen, blies mijn haren uit mijn gezicht en het duurde enkele tellen voordat ik het pas besefte: we vlogen.

Ik had mijn ogen krampachtig dichtgeknepen, maar nu durfde ik ze te openen. Eigenlijk deed de snijdende kou pijn aan mijn netvlies, maar het uitzicht was simpelweg te mooi om te missen.

Kosmos vloog naast me, zijn pluizige vleugels op en neer slaand in een traag ritme. Hij knipoogde. Ik wuifde terug, al vond ik het nogal eng om me maar met één hand vast te houden. 'Welkom op je eerste vlucht', schreeuwde Raicho boven het geluid van de wind uit. 'We vliegen op een sterke zuidwesterwind, boven dit prachtige gebied dat zeker niet levensgevaarlijk is. Aan uw linkerhand ziet u boze Oorlogsdemonen. Aan uw rechterhand ziet u ook boze Oorlogsdemonen... met... met pijl en bogen, verdomme!'

Hij was nog niet uitgesproken of een pijl schoot rakelings langs ons. Ik gilde, synchroon met Kosmos. 'Dat scheelde niks!' schreeuwde hij. Zijn schreeuw werd gevolgd door een tweede pijl, die al net zo gevaarlijk dichtbij kwam.

Voor ons verhoogde Blanche het tempo. Met ongekende elegantie ontweek ze alle pijlen. Die schutters hadden geen kans tegenover haar, maar mijn gewicht maakte Raicho zwaar en langzaam.

'Als je het niet redt...' Ik kwam nauwelijks boven de gierende wind uit. 'Als je het niet redt, moet je me laten vallen! Anders gaan we allebei!'

'Geen denken aan!' brulde Raicho. 'Dan gaan we maar allebei. Lekker gezellig!'

Op dat moment raakte een pijl het uiteinde van zijn rechtervleugel. Raicho schreeuwde, een geluid dat door merg en been ging. We vlogen gevaarlijk schuin, maar wonder boven wonder had hij ons binnen drie seconden weer gestabiliseerd. Enkele donkergrijze vleugels dwarrelden naar beneden en verdwenen tussen het heidegras.

'Alles goed?' riep Kosmos, die iets voor ons vloog nu.

'Geen zorgen!' Ik hoorde nog steeds de pijn in Raicho's stem, maar we bleven recht vliegen. De verwonding kon dus niet zo erg zijn, hield ik mezelf voor.

Plotseling hield Blanche halt, zo plotseling dat Kosmos tegen haar op botste. De twee verloren een meter aan hoogte, voordat ze zich weer herstelden en opnieuw omhoog vlogen. Raicho was nu ook stil gaan vliegen. Ik strekte mijn nek uit om te kijken waarom we niet verder konden.

De bosrand was op een meter of twintig afstand. We waren er bijna.

Maar hoog in elke boom bevonden zich geïmproviseerde hutten waarin demonen schuilden, met hun gigantische kruisbogen in de aanslag.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top