5. Arachne
Het hele bataljon stond om een lichaam heen gebogen.
Ornit had zijn vingers tegen de hals van de dode demon gedrukt, maar rees met een grimmig gezicht overeind. 'Geen hartslag', concludeerde hij. 'Dood.'
De jammerklacht van de bode doorsneed de plechtige stilte. Ik kon het niet langer aanzien en wendde me tot Bello, die met evenveel afschuw terugkeek. 'Die engelen gaan hiervoor boeten', zei mijn vriendin. Haar ogen spuwden vuur – de vlammen in haar pupillen laaiden zo hard dat ik bijna medelijden kreeg met de Strijdengelen die dit op hun geweten hadden.
Ornit wisselde even een woordje met de huilende boodschapper, zonder daarbij een blijk van medelijden te tonen. 'Deze gevallen man was een commandant', gromde hij direct. 'Een vriend. Iemand waarmee ik zij aan zij heb gevochten in de vorige Oorlog. Hij verdiende het niet om zo laf te sterven.' Met een wilde ruk trok Ornit Holda een sneeuwwitte, lange pijl uit de borstkas van de overledene. 'Een pijl in de borst, natuurlijk.' Zijn stem klonk bijna spottend. 'Een eervol duel? Een zwaardgevecht? Nee, dat was blijkbaar teveel voor die schurken.'
'Het zijn moordenaars!' gilde iemand vanuit de menigte.
Ik zag hoe Ornit genoot van alle aandacht en de pijl bedachtzaam van de ene naar de andere hand gooide. 'Het bloed is nog niet opgedroogd, het lichaam is nog warm. De vijand moet in de buurt zijn. En wij, het dertiende bataljon, zullen hen laten zien wat er gebeurt als ze dit flikken.'
Hij wierp de pijl in de harde aarde, waar die trillend bleef steken.
'We verdelen ons in tweetallen. Hoe meer we ons verspreiden, des te groter de kans dat we die engelen nog in kunnen halen.' Ik wilde Bello vragen om samen te gaan, maar Ornit was nog niet uitgesproken. 'Bello, Bath, jullie bewaken het lichaam. Arachne, jij gaat met mij mee. De rest kiest nu een partner. Kom op, we hebben geen tijd te verliezen.'
'Oei.' Bello legde een hand op mijn schouder. 'Veel plezier met hem.'
Ik rolde met mijn ogen, maar mijn hart bonsde als een bezetene. Waarom had Ornit mij uitgekozen? Wilde hij me expres van de rest weglokken? Ik vertrouwde het niet.
'Wees voorzichtig, hè. Voor als die verenmormels hiernaar terugkomen.'
Ik staarde naar het lichaam en besefte dat Bello ook zo kon eindigen. De gedachte maakte me bijna ziek. 'Oh, geen zorgen', grinnikte het meisje. 'Als ze terugkomen, zullen ze daar spijt van krijgen.' Ze gaf me nog een geruststellende glimlach en liep toen op de bode af, die nog steeds roerloos bij het lichaam zat. Bath en ik bleven samen achter.
'Arachne!' Ornits vurige stem herkende ik inmiddels uit duizenden. 'Waar wacht je nog op?'
Bath gaf me een kort knikje en ik sprintte weg. Ornit stond op me te wachten tussen de naaldbomen, als een donkere schim.
'Hier zijn de bladeren plat getrapt', kwam hij meteen ter zake. 'Het kan net zo goed een wild dier zijn geweest, maar het is in ieder geval een spoor. We volgen het totdat we iets beters vinden.' Hij dook onder een stel laaghangende takken door en ik volgde haastig.
'Dus... je kende die vermoorde demon?'
Ornit keek niet achterom toen hij zei: 'Ja. We zaten vijf jaar geleden in hetzelfde bataljon. Het was een goede jongen.' Hij stond even stil. 'Ik weet zeker dat hij zich tot op het eind verzet heeft.' Mijn keel werd kurkdroog. Je kon je verzetten hoeveel je wilde, maar een pijl bleef een pijl. De Oorlogsdemon had niks kunnen doen om het noodlot af te wenden.
We vervolgden onze tocht in stilte. Mijn schoenzolen kraakten op de dennennaalden, terwijl de veren aan Ornits mouwen af en toe langs de bomen streken.
'Wat was je eigenlijk aan het doen op het plein?' Zijn stem sleurde me terug naar de realiteit. 'Die nacht voordat de Oorlog begon, toen we elkaar tegenkwamen. De meeste demonen van jouw leeftijd waren toen aan het feesten, nietwaar?'
'Ik zag weinig reden om te feesten', mompelde ik.
Hij liet een cynisch lachje horen. 'Ach, je hebt de eerste dag overleefd. Dat is al iets. Niemand wil sterven op de eerste dag, wanneer alle plezier begint.'
'Plezier', echode ik. 'Ja, natuurlijk.'
'Je hebt nog nooit een engelenvleugel afgehakt met je zwaard. Of het bloed van je triomf in de aarde zien sijpelen. Geloof het of niet, maar het geeft voldoening. De truc is om te vergeten dat het om je eigen leven gaat. Het is gewoon een spel, zoals vroeger op het schoolplein.' Hij keek eindelijk over zijn schouder, waardoor zijn vogeltatoeage me uitnodigend toelachte. 'Maar nu heb je nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag. Wat deed je op het plein?'
Ik haalde mijn schouders op. 'Gewoon. Naar het monument kijken. De doden tellen.'
'Arachne... Garmr, toch? Ik heb de naam Garmr vaak zien staan. Je komt vast uit een eervolle familie, vol demonen die bereid zijn om te sterven voor het Helse vaderland.'
'Staat Holda er ook vaak tussen?'
Ik wilde wanhopig graag meer informatie over Ornits vader, degene die nooit een Oorlogsdemon was geweest. Hoe zou dat komen? Was hij er beide keren onderuit gekomen? Maar toch had ik geen verwonding kunnen bespeuren. De man liep niet mank, zag er prima gezond uit. Een beetje bleekjes, misschien, maar Ornit had dezelfde lichte huid, dus waarschijnlijk zat het in de familie.
Hij liet niks van argwaan blijken. 'Natuurlijk. De Holda-tak heeft vele helden voortgebracht. Mijn moeder heeft enige naamsbekendheid, zelfs.'
Dus de Holda's waren zijn moederskant. Dan gaf dat me nog steeds geen enkele aanwijzing over zijn vader. 'En... je vaderskant?' probeerde ik subtiel. 'Zijn zij ook helden?' Zoals ik had verwacht, gleed er even een schaduw over zijn gezicht. Zijn mondhoeken trokken naar beneden en zijn ogen vernauwden zich. Zonder verder iets te zeggen, draaide hij zijn hoofd weer om.
Er was een bepaald geheim, wist ik nu zeker. En ik wilde erachter komen.
'Niet veel mensen kennen je vader, toch? Ze denken dat hij dood is, of een affaire had met je moeder. Er zijn zoveel theorieën over hem.'
'Arachne.' Ornits stem was waarschuwend. 'Stop.'
Ik stopte niet. 'Weet je welke theorie ik heb? Dat hij nooit een Oorlogsdemon is geweest.' Ornit draaide zich om en ik verstijfde. Deze keer was ik te ver gegaan. 'Waarom is het zo'n groot ding?' vroeg ik bedrukt. 'Waarom zou het uitmaken? We hebben allemaal onze geheimen.'
'Je hebt echt geen idee.' Zijn donkere ogen brandden door me heen. 'Geen flauw idee.'
'Vertel het me dan', drong ik aan. 'Als het echt zo'n belangrijk geheim is, wil je het dan niet met iemand delen? De last wat minder maken?'
Hij zette een stap richting mij en een vlaag van angst overspoelde me. De jongeman torende ongeveer een kop boven me uit, waardoor ik mijn kin moest opheffen om hem aan te kunnen kijken. 'Dat is niet hoe geheimen werken, Arachne', zei hij zacht. 'Je begrijpt het niet. Alles, maar dan ook alles hangt hier vanaf. Ik kan niet riskeren dat jij straks mijn hele leven verpest.'
Ornit spuugde de woorden uit. Maar ik had het idee dat zijn neerbuigende toon een dekmantel was.
De commandant was bang. Bang voor wat ik wist. Bang voor wat ik te weten zou komen. En die angst dreef hem ertoe om zijn zwaard te trekken.
Al die tijd was ik stil blijven staan. Nu deed ik een sprong naar achteren. Mijn voeten vonden nauwelijks meer vaste grond, zo van slag was ik, en in een reflex greep ik naar het zwaard dat aan mijn broekriem hing.
'Laat dat.' Ornit legde zijn zwaard langzaam, maar dreigend op mijn arm. 'Of deze spin heeft straks een pootje minder.' Trillend trok ik mijn hand terug. Het maakte weinig uit of ik nou wel of niet gewapend was, zei ik tegen mezelf; van Ornit Holda zou ik toch niet winnen. Zijn zwaard prikte net niet door mijn kleding, maar ik kon het kille materiaal door de stof heen voelen. Een rilling gleed over mijn ruggengraat. 'Je had je mond moeten houden.' Hij grinnikte, een bijna panisch geluid.
Ik keek subtiel over mijn schouder, op zoek naar een vluchtroute. Misschien was ik sneller dan Ornit. Als hij me niet halverwege mijn ontsnappingspoging doormidden hakte.
Hij greep zijn zwaard steviger vast, met beide handen nu. Het lag nog steeds op mijn onderarm. Ik wist dat het wapen te dichtbij was, dat ik op deze manier geen schijn van kans maakte. Maar Ornits blik was op mij gefixeerd, zoals een jager naar zijn prooi keek.
'Ornit... wat is dit?!' bracht ik verstikt uit.
'Dit is jouw einde.' Ik hoopte nog even dat hij het niet meende, maar ik zag de waarheid al in zijn ogen. 'Zeg niet dat ik je er niet voor gewaarschuwd heb, Arachne.'
Ik probeerde groot over te komen. 'Denk je echt dat je ermee weg komt als je me vermoordt, hm?'
'Nee.' Ornit glimlachte zwakjes. 'Daarom vermoord ik je ook niet.' Mijn spieren verslapten zich eindelijk ietsjes. Hij ging me niet vermoorden. Toch veranderde er niets in zijn blik en ik besefte dat ik nog steeds op mijn hoede moest zijn. 'Nee, waarom zou ik het vuile werk opknappen, als anderen dat voor mij kunnen doen?' Hij zette zijn hand tegen zijn oorlel aan, alsof hij aandachtig luisterde. Ik hoorde voetstappen verderop. Gedempte stemmen. En ik wist wie het waren, net zozeer als dat Ornit het wist. 'Ik denk dat ik er maar vandoor ga.'
'Ornit.' De angst kwam terug en mijn hartslag versnelde nog meer. Ik kon niet meer helder voor me kijken, ook al bleven de tranen weg. 'Ornit, alsjeblieft, doe dit niet...'
Hij greep mijn pols beet en sleurde me onverwachts op de grond. Tegen de tijd dat mijn hoofd met een doffe dreun op de aarde klapte, had Ornit het al op een lopen gezet. Ik spuugde het zand uit dat in mijn mond terecht was gekomen. Alles deed pijn. De wereld draaide om me heen en een felle steek in mijn hoofd zorgde ervoor dat ik een paar tellen bleef liggen.
Die luxe had ik niet, zo bedacht ik koortsachtig. Ik moest opstaan. Ik moest weg hier, nu het nog kon.
Het kostte me ongekend veel moeite om mezelf op mijn knieën te hijsen. Ik wist dat ik waarschijnlijk iets gekneusd had in mijn val, maar de adrenaline zorgde ervoor dat ik de pijn verbeet. Ornit was nergens meer te bekennen. Ik vloekte toen ik probeerde op te staan, maar weer viel.
De voetstappen kwamen steeds dichterbij. Engelen. Ze konden elk moment hun boog spannen en een dodelijke pijl afschieten. Ik zou net zo eindigen als die demonencommandant van vanochtend, maar voor mij zou Ornit niet rouwen. Voor mij zou hij geen wraak hoeven nemen. De situatie was zo hopeloos dat ik de tranen eindelijk voelde opkomen. De grond voor me veranderde in een wazig tapijt van groene en bruine vlekken.
Er waren veel redenen waarom ik wilde blijven leven, maar eentje was sterker dan de rest:
Als ik nu doodging, zou die klootzak van een Ornit vrijuit gaan. Dan zou zijn plan lukken. Hij zou iedereen nog langer in de schaduwen houden, blind voor wie hij daadwerkelijk was.
Ik mocht niet dood. Zolang Ornit niet ontmaskerd was, liep mijn hele bataljon gevaar. Wat zou hij doen als hij erachter kwam dat ik met Bello over hem had gepraat? Bello wist dat ik Ornit niet vertrouwde. Misschien zou hij haar ook uit de weg ruimen, zodat ze niet dieper kon graven.
De voetstappen waren nu al veel te dichtbij. Wegrennen kon niet meer.
Dus ik deed iets wat alle normen en waarden van een Oorlogsdemon negeerde. Iets dat altijd de geschiedenisboeken inging als laf en oneervol. Maar op dit moment was het mijn enige kans om te overleven. Ik kon mezelf niet door die Strijdengelen laten doden, niet nu, niet vandaag.
'Ik geef me over', zei ik luid en duidelijk, terwijl ik mijn handen omhoog stak.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top