4. Kosmos
De bomen sjeesden in snel tempo voorbij terwijl ik maar bleef rennen. Adrenaline gierde door mijn lijf toen ik een vluchtende gestalte voor me zag. Ik negeerde mijn vermoeide benen. Dit was een demon, een echte Oorlogsdemon, en het eerste slachtoffer dat ik deze Oorlog kon maken.
Raicho vloog naast me. Hij ontweek de laaghangende takken van het naaldbos, schreeuwend van enthousiasme. Blanche bevond zich als een witte schaduw bij hem. Ik wist dat Marisol en Rayne ook op jacht waren, maar van hen zag ik niets meer dan flitsen tussen het groen. 'We hebben hem!' Raicho sprong op de grond. Zijn voeten landden met een doffe dreun. Dennennaalden en takjes versierden zijn donkergrijze vleugels, die bij elke grote sprong op en neer bewogen.
De Oorlogsdemon draaide zich om. Zijn blik was verwilderd, vol paniek.
Hij trok een zwaard ter grootte van mijn onderbeen.
Ik gleed tot stilstand en kon alleen maar naar het lemmet kijken. De demon hield het dapper voor zich uit – het trilde enigszins in zijn bevende handen. 'Kom niet dichterbij', dreigde hij.
Zijn kastanjebruine haar hing half voor zijn ogen door de run van daarnet. Raicho zette een stap voorwaarts. 'Denk je echt dat je het van ons wint?' Hij trok zijn kromzwaard met een sierlijke beweging uit zijn schede. Ik zag hoe de blik van de demon naar Raicho's gespierde bovenarmen gleed. Even had ik medelijden met de jongeman, maar dat vervaagde snel toen die demonstratief zijn rug rechtte.
'Eén Oorlogsdemon is veel meer waard dan vijf Strijdengelen.'
Raicho's greep verstrakte. 'Kosmos, blijf achter me', gromde hij, zonder om te kijken. Ik knikte bedeesd. De jongen voor me zette een paar langzame passen. De demon week geen centimeter achteruit. Ik zag hoe de confrontatie steeds dichterbij kwam. Het allereerste gevecht dat ik deze Oorlog zou zien bevond zich recht voor mijn neus. Hoewel ik mijn opwinding niet kon onderdrukken, voelde ik vooral angst. Raicho zou zich niet laten kennen, toch?
De veteraan hief zijn kromzwaard, klaar voor het gevecht. Toen zoefde een pijl vlak langs zijn oor. Raicho sprong geschrokken achteruit en ik zag bloedspetters door de lucht vliegen. Als verstijfd bleef ik staan. Er klonk een zachte plof, bijna een soort anticlimax.
Een pijl had de Oorlogsdemon recht in zijn hart geraakt. Zijn zwaard lag nog naast hem, bevlekt met zijn eigen bloed.
Raicho draaide zich woest om, waar Blanche stond, haar blik ijskoud.
'Ik had hem bijna!' Hij zwiepte met zijn stormkleurige vleugels. 'Echt bijna. Waar was dat in Hemelsnaam voor nodig?' Raicho maakte wilde gebaren met zijn steekwapen, maar Blanche vertrok geen spier. Waarschijnlijk wist ze dat ze geen gevaar liep.
'Waarom zou ik riskeren dat jij gewond raakte?' Haar toon was oprecht verbaasd.
Raicho had zijn wapen nu terug gestopt, maar het maakte hem niet minder intimiderend. 'Waarom? Omdat je mij een kans moet geven, misschien? Laat mij ook eens de held zijn.'
'We hebben niks aan dode helden.' Ze rechtte de pijlenkoker op haar rug en beende weg, Rayne en Marisol in haar kielzog. Raicho bleef achter. De jongen zag eruit als een vulkaan die op het punt van uitbarsten stond. Hij staarde naar het lichaam van de Oorlogsdemon met intense haat, waarna hij zijn schoen in de aarde boorde.
Ik maakte mijn blik van hem los en rende op de rest af.
'Is hij altijd zo?' vroeg Marisol behoedzaam aan onze commandant.
Blanche haalde haar schouders op. 'Raicho is geen goede verliezer. Gelukkig verliest hij niet vaak.' Er lag een soort tweede laag in die woorden. Ik wilde niet eens weten wat voor indruk Raicho tijdens de vorige Oorlog op Blanche had gemaakt.
'Waarom schoot je die demon eigenlijk neer?' Marisols woorden waren zo onschuldig dat ik ineen kromp. 'We hadden hem gevangen kunnen nemen, toch?'
De commandante vernauwde haar ogen, maar klonk niet boos toen ze zei: 'Zag hij eruit alsof hij dat had geaccepteerd? Hij had ons in mootjes gehakt als we het probeerden. Waarschijnlijk is het beter zo; voor ons, maar ook voor hem.'
'Hoe kan dood nou beter zijn?' mokte Marisol. De afschuw was duidelijk te lezen in de ogen van het meisje.
Blanches antwoord was kort. 'Daar kom je nog wel achter.'
Ik werd nogmaals geconfronteerd met de harde realiteit van deze Oorlog. In het heetst van de strijd zagen we het allemaal als een spel. Net, toen ik met mijn bataljon achter de voortvluchtige demon aanrende, was ik er zó op gebrand om hem te pakken te krijgen. Maar nu hij daar dood lag met een pijl in zijn borst, werd het ineens serieuzer.
Ik had daar ook kunnen liggen. Of Raicho, of Blanche...
'Snap je nu waarom ik die pijl afvuurde?' zei Blanche opeens, alsof ze mijn gedachten kon lezen. Ik wist niet dat ik zo'n open boek was. 'Het is zij of wij. Nooit allebei.'
Marisol wilde alweer een opmerking maken, maar deze keer schudde Rayne resoluut zijn hoofd.
We hielden nog een paar minuten pauze en maakten van de gelegenheid gebruik om te eten en te drinken. Omdat we niet wisten of er nog andere demonen in de buurt waren, bleven we waakzaam, en Raynes priemende ogen zagen eruit alsof ze door elke boom heen konden kijken. Uiteindelijk voegde Raicho zich bij ons. Zweetdruppels parelden op zijn bruine huid toen hij op de grond ging zitten. Hij had zich overduidelijk ingespannen. De omver geploegde grond bij de overleden demon was daar het duidelijke resultaat van.
Ik aarzelde even en ging naast hem zitten. 'Gaat het?'
'Met mij gaat het.' Raicho grimaste en wees naar het lichaam van de Oorlogsdemon. 'Met hem wat minder.' Het feit dat hij triomfantelijk kon zijn over onze overwinning was een goed teken.
'Was het de vorige keer ook zo?' waagde ik te vragen. 'Gewoon wat rondstruinen in de bossen en hopen dat je niet in een hinderlaag loopt?' Want dat was hoe ik de Oorlog tot nu toe beleefde. Mijn hartslag was constant hoog.
Raicho knikte. 'Kosmos, volgens mij is het altijd zo. Het is altijd pijn.'
'En waarom is iedereen er dan zo enthousiast over?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Mensen houden van adrenaline. Ik ook. In het moment is het fantastisch, hoor. Had jij dat ook niet toen we van dat platform af sprongen?'
Ik knikte zwijgend.
'Dat zijn de momenten die je bijblijven. De momenten waarover je later gaat dromen... als je de Oorlog overleeft, dan. Maar er zijn ook zoveel vriendschappen die ontstaan. Je wordt samen door zo'n ongelooflijke Hel gesleept en dat schept een band.' Hij glimlachte. 'Maar wat je ook bijblijft is de eerste keer dat je iemands hoofd afhakt, of de doodsangst in iemands ogen ziet. Het is niet leuk. Maar het is nodig en daarom doe je het ook. Als je het niet doet, ben je dood.'
Misschien was het naïef dat ik dit dacht, maar ik hoopte met alle macht dat ik in mijn twee Oorlogen nooit voor zo'n keuze zou worden gesteld. Toekijken hoe de demon stierf was al onwerkelijk geweest. Ik hoefde niet zelf de pijl af te schieten.
Hij sloeg een arm om me heen. Voor even voelde hij als een oudere broer, ook al kende ik hem eigenlijk pas net. 'Je komt er wel, Kosmos. Het zal niet altijd even top zijn, maar je komt er wel.'
'We komen er allemaal wel.' De woorden kwamen van Rayne, die ons al die tijd stil had aangekeken. Hij zei verder niks meer en begon zijn veren te poetsen. Ik wist nog steeds niet helemaal wat ik van hem moest vinden, tenslotte praatte hij vrijwel nooit, maar zijn opmerking gaf me iets meer zelfvertrouwen. Blanche had ons deze keer beschermd. Als we dat voortaan allemaal zouden doen, dan had niemand iets te vrezen.
***
De rest van de dag verstreek in een waas. We doodden de tijd door met elkaar te praten, al moesten we constant op onze hoede zijn. Af en toe schrokken we ons dood door beweging dichtbij, maar dat waren meestal wilde dieren die schichtig weg schoten.
'Wist je dat demonen vernoemd zijn naar hun kinderangsten?' zei Blanche terloops.
Marisol fronste. 'Maar huh, hebben ze dan nog geen naam als baby's? Ik neem aan dat pasgeboren kinderen geen angsten kennen, toch?'
'Volgens mij hebben ze eerst een roepnaam. Na een paar jaar worden ze getest op allerlei fobieën. Ze zeggen dat demonen pas echt volwassen zijn wanneer ze hun kinderangst hebben overwonnen. Namen spelen bij hen net zo'n belangrijke rol als bij ons, denk ik.'
Ik vroeg me af wat mijn naam zou zijn geweest als demon. Waar was ik eigenlijk bang voor? Ik was bang om dierbaren te verliezen, maar was iedereen dat niet?
'Als kind had ik altijd dezelfde nachtmerrie', zei ik toen. 'Dat ik over een bevroren vijver liep – die ene bij school.' De herinneringen kwamen langzaam terug en veroorzaakten weer huiveringen. 'Bij elke stap kraakte het ijs, maar ik kon nooit dichterbij de oever komen. Ik kwam gewoon niet vooruit. Op het einde zakte ik altijd door het ijs heen en werd alles zwart.'
Raicho keek me vol afschuw aan. 'Wauw, heftig.'
'En heeft onze onverschrokken Strijdengel nog angsten?' Blanche keek de jongen geïnteresseerd aan. 'Of zou jij naamloos zijn als demon?'
'Puh, dat laatste natuurlijk.' Raicho grijnsde. 'Nee, ooit was ik bang voor katten. Toen namen mijn ouders een kitten en tja, je kunt wel raden hoe het verder gaat.'
Marisols ogen werden groot. 'Een kitten! Hoe heet 'ie?'
'Hij heet Staart.' Raicho zei het op zo'n serieuze toon dat ik in de lach schoot. Hij keek me verontwaardigd aan. 'Wat is daar nou weer zo grappig aan?'
Raynes lippen waren gekruld in een glimlach. Iets dat zeldzaam was, zo kon ik na twee volle dagen wel concluderen. 'Nou ja, gewoon...' mompelde de jongen. 'Wie noemt zijn kat nou Staart?'
'Je hebt het nooit eerder gehoord, nietwaar?' Raicho zette trots zijn borst vooruit. 'Dat betekent dus dat ik origineel ben. Staart is een geweldig beestje. Hij is zo slim dat ik af en toe het idee heb dat hij stiekem verstaat wat we allemaal zeggen thuis.' Er klonk een zweem van heimwee door in zijn stem. Ik was erg benieuwd naar de familie van mijn nieuwe vrienden, maar durfde er niet over door te vragen. Het onderwerp was net iets te pijnlijk nu we een paar kilometer beneden ons thuis liepen.
'Ik heb een vogel', grinnikte Marisol. 'Hij is constant aan het kwetteren.'
'Zo ken ik er nog wel eentje.' Blanche wierp Raicho een gespeeld geïrriteerde blik toe.
De jongen sloeg zijn vleugels dreigend uit. 'Pas op, anders stuur ik Staart achter je aan.'
'Oh nee, niet de almachtige Staart!' riep Blanche sarcastisch. 'Dan verkies ik toch wel de zwaarbewapende Oorlogsdemonen hoor.'
'Zeg dat nou niet.' Marisol friemelde nerveus aan haar vlechtjes. 'Straks horen ze het en vallen ons aan. Alles beter dan Staart, natuurlijk', voegde ze er snel aan toe. Raicho's grijns was nog steeds op zijn gezicht geplakt en werd alleen maar groter toen Blanche hem een knipoog gaf.
Ik hield van deze engelen, zo besefte ik. Het was ook niet alsof ik heel veel keus had. We zaten nu eenmaal met elkaar opgescheept, of ik ze nou aardig vond of niet, maar misschien dat ik me daarom al zo erg aan hen hechtte. Ik kon wel afstandelijk blijven; dan werden de komende weken echter een grote kwelling. Misschien was dat de reden dat er volgens Raicho zoveel vriendschappen werden gesmeed. Het was nodig om dit alles te overleven.
Terwijl Blanche en Raicho nog steeds door gingen met hun wederzijdse getreiter, zag ik hoe Rayne plotseling stilstond.
'Wat is er?' vroeg ik behoedzaam.
De jongen tuurde tussen de dunne naaldbomen. 'Ik dacht dat ik daarzo iets hoorde, maar het kan ook de wind geweest zijn...' Dat laatste klonk weinig overtuigd. Mijn hand gleed onwennig naar de dolk die ik aan mijn riem had hangen.
Marisol had nu ook door dat er iets was en stootte Blanche aan. De jonge vrouw draaide zich meteen om en keek dezelfde richting op als Rayne. Iedereen stond opeens op scherp.
'Misschien was het gewoon niks, hoor', mompelde de jongen ongemakkelijk.
'We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn.' Blanche zette een behoedzame stap vooruit. Daarna hoorde ik ook een geluid – als voetzolen die kraakten op de dennennaalden. Het was ver weg, dus moeilijk thuis te brengen, maar het leek alsof er iemand rende. Blanche had die conclusie ook getrokken, zo zag ik aan haar tot spleetjes geknepen ogen. 'Goed opgemerkt, Rayne. We gaan eropaf.' Ze knikte ons vastberaden toe. 'Kosmos, jij gaat voorop.' Ik schrok zo toen ik mijn naam hoorde dat ik een klein sprongetje maakte.
'Waarom ik?'
Raicho antwoordde in Blanches plaats: 'Waarom niet jij? Kom op, sta niet zo te aarzelen. We hebben geen tijd te verliezen.' Zijn stem klonk gespannen, opgewonden zelfs, alsof hij niet kon wachten om deze keer wel een demon te doorboren met zijn zwaard.
Ik had weinig keus. Met trillende benen drong ik me door het struikgewas heen. Mijn dolk had ik in mijn rechtervuist geklemd en ik kneep er stevig in, bang om het wapen te laten vallen. De rest volgde me op een afstand. Als me nu iets zou gebeuren, zouden ze dan op tijd bij me kunnen zijn? Mijn hart klopte in mijn keel en ik probeerde krampachtig om mezelf te focussen op het geluid van voetstappen voor me. In de verte klonk een gegrinnik – alsof iemand het naar zijn zin had. Ik wist niet of ik daar blij mee moest zijn of niet. Hoe dan ook versnelde ik mijn looppas, om op tijd bij de vijanden te kunnen zijn. Ik ving flarden van een gesprek op, die steeds verstaanbaarder werden naarmate ik dichterbij kwam.
Door het dichte bos kon ik de figuren nog niet zien, maar nu hoorde ik een overduidelijke vrouwenstem:
'Ornit... wat is dit?!'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top