3. Arachne

Commandant Ornit struinde door de donkere naaldbossen als een raaf door stormwolken. Ik liep achter hem, met Bello aan mijn zijde. Terwijl zij waakzaam alle kanten opkeek en een pijl op haar boog had gespannen, was ik afgeleid door de commandant van ons bataljon.

Ik had kunnen weten dat ik bij hem was ingedeeld. Zou Ornit dat ook geweten hebben? Of was het voor hem net zo'n "aangename" verrassing als voor mij?

Gelukkig had ik mijn beste vriendin nog. Ik grijnsde toen ik zag hoe Bello bijna over een boomwortel struikelde en haar evenwicht haastig hervond. Het was toch wel een beetje een kinderdroom van ons geweest om de Oorlog samen door te maken. En later zouden we dan allebei commandanten worden, die met onze eigen bataljons ten strijde trokken.

'Die oorlogsreflexen laten wel heel lang op zich wachten', mompelde Bello, terwijl ze naar haar pijnlijke enkel greep.

'Jij, reflexen?' Ik gaf haar een plagerig duwtje. 'Laat me niet–'

Ornit draaide zich om. Zijn haviksogen prikten in de mijne en het bewegen van zijn lippen deed de vogeltatoeage op zijn wang heen en weer fladderen. 'We zijn in vijandelijk gebied, alle hemelen nog aan toe. Tenzij je graag door een Strijdengel de lucht in wordt getrokken, zou ik je snavel houden.'

'Wie heeft hier een snavel?' mompelde Bello toen de man zich weer had omgedraaid. 'Onze vrolijke vogel toch zeker?' Ik kon er niet eens om lachen. Ze had geen flauw idee dat ik Ornit gisteravond al ontmoet had... en dat ik iets had gehoord wat niet voor mijn oren bestemd was. Al mijn zintuigen schreeuwden tegen me dat ik uit moest kijken. Deze "vrolijke vogel" wilde mij het zwijgen opleggen. En wat was een betere gelegenheid daarvoor dan een Oorlog? Ornit hoefde me niet eens persoonlijk om het leven te brengen. Er waren wel duizend gevaren die het werk voor hem konden opknappen.

Ik hoorde de schoenen van de andere Oorlogsdemonen kraken op de vloer van dennennaalden. De vreemde, maar toch aangename geur van het bos vervulde mijn geurklieren.

Bello prikte in mijn zij. 'Het is hier zo... groenig, hè?'

Groenig, dat was een juiste omschrijving. In de Hel was het zo donker dat er nauwelijks planten konden groeien, maar de mensenwereld was... anders. Beter, naar mijn mening, zelfs al voelde ik me veel te open en bloot in dit bos. De donkere krochten van mijn thuis waren toch veiliger geweest. 'Denk je dat we beesten tegenkomen? Als in... enge wilde beesten?'

'Beesten?' echode Bello. 'Welnee. Die schrikken zich dood als ze ons aan horen komen.'

Ornit knarsetandde. 'Ze zouden ons eigenlijk niet moeten horen. Kappen met dat gekwebbel.'

Ik zag hoe Bello haar mond al open wilde trekken, maar legde snel een hand voor haar mond. Na gisteren wilde ik allesbehalve opvallen. Ik wilde opgaan tussen de sparrenbomen.

'Hier zetten we ons kamp op.' Ornit stopte zo abrupt met lopen dat ik tegen degene voor me aan botste. Een jongen van een jaar of twintig keek me verstoord aan, waarna ik mijn onverstaanbare excuses mompelde. 'We kamperen tussen de bomen, zodat de Strijdengelen ons vanaf de lucht niet spotten. Morgenochtend vroeg op.' Na deze kortaffe woorden, beende hij weg.

We stonden er allemaal ietwat verdwaasd bij. Ik wist niet hoe ik een kamp op moest zetten. Hadden we tenten mee? Ik had ze in ieder geval niet gezien. Onder onze verbaasde ogen toverden de veteranen allemaal slaapzakken tevoorschijn uit zwaar uitziende rugzakken. Ik kreeg een slaapzak toegeworpen van de jongen van daarnet. 'Bath', stelde hij zich voor.

'Arachne.'

Ik wist al wat hij ging zeggen, voordat hij zijn mond ook maar geopend had. Ergens haatte ik het dat de demonen zo te koop liepen met hun kinderangsten. 'Arachnofobie?' zei hij.

'Hoe raad je het?' Het sarcasme droop er vanaf, maar Bath glimlachte.

'Ik heb een boekje met fobieën, weet je? Zo kan ik al meteen een oordeel vellen over mensen zodra ik hun namen weet.' Hij haalde een compacte gids uit zijn broekzak en bladerde naar de B. Ik keek geïnteresseerd over zijn schouder mee. 'Bathofobie', las hij voor. 'Angst voor dieptes.'

Ik dacht aan Ornit, die juist zo graag wilde vliegen, en vroeg me af hoe demonen zo van elkaar konden verschillen. Zouden er ook mensen zijn die van spinnen hielden? De rillingen bekropen me al toen ik dacht aan kleine, kriebelige pootjes die over mijn huid trippelden. 'Was je dan nooit bang thuis?' vroeg ik nieuwsgierig. 'Ik bedoel, in de Hel waren best wel wat diepe afgronden en zo.'

'Laten we zeggen dat ik me hier wat beter op mijn gemak voel.' Hij klapte het boekje dicht en liep zonder iets te zeggen weg, nog steeds een vreemde glimlach op zijn gezicht. Alsof hij er met zijn gedachten niet helemaal bij was. Ik had geen idee wat ik van hem moest vinden.

'Wat een rare', fluisterde Bello.

Ik grinnikte. 'Let maar op dat je hem je naam niet vertelt, anders weet iedereen straks van je naaldenangst.'

Ze wees naar de lange, dunne speld die haar krullenhaar bijeen hield. 'Dit lijkt me toch een overduidelijke hint.' Ik wilde lachen, maar merkte Ornit op, die in de schaduw van een boom zat. Hij staarde me – alweer – aan. 'Wat is er?' Bello wierp me een bezorgde blik toe en ik beantwoordde die snel. Haar vertrouwde, vriendelijke ogen waren een stuk fijner om naar te kijken dan naar die van Ornit.

'Ik vertrouw hem niet', mompelde ik toen maar.

'Hem? Ornit Holda?' De verbazing spatte van haar gezicht af. 'Maar hij is een halve beroemdheid geworden na de vorige Oorlog. Heb je nooit over zijn veldslagen gehoord?'

Ik schudde ontkennend mijn hoofd. Eigenlijk wilde ik ook niks daarover horen. Het was tamelijk beangstigend om te luisteren naar de oorlogsverhalen waarin Ornit zijn slachtoffers afslachtte, wanneer je zelf voor je eigen leven vreesde.

Bello zwaaide even vriendelijk naar Ornit. De jongeman wist duidelijk niet hoe hij moest reageren, maar stak aarzelend een hand op. 'Kijk', zei mijn vriendin tevreden. 'Hij kan een beetje streng zijn, maar voor de rest is hij best oké, toch?' Ze dempte haar stem tot een gefluister. 'Er gaan veel geruchten over hem rond. Hij is vrij mysterieus, weet je? Niemand weet echt wie zijn familie is.'

Onmiddellijk werd ik teruggevoerd naar die dag op het plein, bij het Oorlogsmonument.

Zou hij daarom zo verschrikt zijn geweest? Omdat ik hem had betrapt met zijn vader? Of... als hij geen familie meer had, wie was die man dan geweest?

Mijn hoofd tolde van de vele vragen en ik liet mezelf uitgeput op de bosgrond vallen. Ik had nog geen Strijdengel gezien; toch voelde het alsof ik nu al door pijlen was doorboord. Bello plofte naast me, al net zo kapot als ik. Ze zei geen woord meer over Ornit. Ik was er blij om, want ik wilde de commandant zo snel mogelijk uit mijn gedachten verbannen.

Maar hoewel ik hem niet meer zag zitten, had ik het idee dat zijn schaduw altijd over me heen lag.

***

Deze ochtend kwam er een bode naar ons kamp.

Ik wist dat, omdat ik al veel te vroeg wakker was. De slaapzak waarin ik lag was er niet in geslaagd om me warm te houden – in de Hel was het altijd wel een aangename temperatuur geweest, maar hier op aarde was het steenkoud. Daarbij kwam ook nog dat we geen kampvuur aan mochten steken. De rook zou ons immers verraden.

Dus die ochtend, terwijl de dauw parelde op het gras, hoorde ik snelle voetstappen. Meteen was ik klaarwakker. Mijn bonzende hart kalmeerde pas toen ik zag dat het sprintende figuur geen vleugels bezat. Het moest een Oorlogsdemon zijn, of een mens, maar die waren wel verstandig genoeg om zich niet in de frontlinie te wagen. Ornit hield schijnbaar de wacht. Hij rees overeind, waardoor hij imposant boven de bode uit torende.

Het was een meisje. Jonger dan ik, waarschijnlijk, en heel tenger gebouwd. Ze hijgde terwijl ze sprak: 'C...commandant Ornit? Ik moet u een boodschap meegeven.'

'Zeg het maar.' Er was niks van medeleven voor de uitgeputte boodschapper. Hij bood niet eens zijn veldfles voor haar aan. Bello mocht dan wel gezegd hebben dat ze Ornit mocht, voor mij gold dat totaal niet. Ik verachtte de man meer dan dat ik kon zeggen.

'Strijdengelen... ze waren met teveel voor mijn bataljon... we zijn gevlucht...' Het verhaal kwam er in horten en stoten uit, maar ik begreep de grove lijnen. Ik dook iets verder weg in mijn slaapzak, zodat Ornit het niet zou zien. 'Ze vroegen me om u te halen. Jullie zijn... zijn met meer.' Ze leunde voorover en steunde met haar handpalmen op haar trillende knieën.

Ornit knikte kort. 'Bedankt voor het doorgeven.'

Hij vroeg niet naar details. Hij vroeg niet naar de staat van het andere bataljon. Het was alsof hij aan die paar woorden genoeg had, terwijl de vragen bij mij nog rondspookten.

Ik verstopte mijn hoofd nog verder in mijn slaapzak toen de bode weer uit het zicht verdween. Ornit bleef alleen achter, zijn duistere verschijning sterk afstekend tegen de eerste zonnestralen. De veren op zijn mouwen rimpelden in de wind. Ik wenste dat hij me niet zou zien, maar natuurlijk draaide hij zich om en boorden zijn bruine ogen zich in de mijne.

'Jij hebt wel een talent voor mensen afluisteren, is het niet?'

Als verstijfd lag ik in mijn slaapzak. Ik wilde antwoorden, maar wist niet hoe. 'Ik was gewoon al wakker', mompelde ik. 'Het was niet mijn bedoeling.'

Hij snoof. 'Je zou meer moeten slapen. Geloof me, je zal alle rust nodig hebben als we straks achter die Strijdengelen aan jagen.' Hij balde zijn vuisten. 'Zelfs tussen de wolken zullen we ze nog vinden.' Zijn woorden maakten me bang, ook al had hij het niet over mij.

Eén van de slaapzakken kronkelde verraderlijk. Slechts een seconde later kwam Baths warrige hoofd eruit tevoorschijn. Zijn korte, blonde haar hing half voor zijn ogen. 'Hoorde ik iets over engelen?'

Ornit liep richting Bath en schopte zachtjes tegen de slaapzak aan. 'Kom eruit, jij, en maak het eten klaar. Daarna vertel ik je wel wat er aan de hand is.' De jongen wist niet hoe snel hij overeind moest krabbelen. Hij hinkelde onhandig weg, een van zijn schoenen nog in de hand. 'Sukkel', bromde Ornit, al klonk het niet als een sneer.

'Kennen jullie elkaar goed?' vroeg ik.

'Waarom stel je zoveel vragen?' Zijn botte reactie was als een stomp in mijn maag. Het gekste was dat hij daarna wel de moeite deed om mijn vraag te beantwoorden. 'We zaten vijf jaar geleden in hetzelfde bataljon. Hij was vijftien, ik negentien.' Ik had het idee dat Bath voor Ornit als een klein broertje voelde. Het zou verklaren waarom Ornit zo met de jongen omging. Ergens voelde de gedachte toch vreemd aan; zo normaal. En eigenlijk was Ornit ook een gewone vierentwintigjarige.

Om ons heen begonnen steeds meer mensen wakker te worden. Ik verbrak het oogcontact met de jongeman, die de laatste uitslapers wakker schudde. Zonder dat ik het doorhad, was Bello naast me komen zitten. 'Zo,' grinnikte ze, 'gezellig gesprekje met je grote vriend gehad?'

'Ach, houd op.'

'Je zegt dan wel dat je hem niks vindt, maar je bent toch wel erg gefascineerd door hem.' Ze knipoogde overdreven. 'Een spin en een vogel vullen elkaar vast goed aan.' Ik gaf haar een duw, waardoor ze op het tapijt van dennennaalden rolde. Ze sprong energiek overeind. 'Oeh, iemand is beledigd!' Een grijns tekende zich af op haar gezicht en ik kon niet anders dan meelachen. 'Als jullie gaan trouwen, dan wil ik wel je bruidsmeisje zijn, hoor. Ik heb nu al wat anekdotes liggen.'

Ze had geen idee hoe erg ik over haar woorden nadacht. Ja, ik vond Ornit intrigerend.

Maar waarom, dat wist ik niet. Misschien was het vanwege de macht die hij afstraalde. Of zijn donkerbruine ogen, waarin ongetwijfeld vele geheimen verborgen lagen. Hoe dan ook bezorgde hij me nog steeds de rillingen. Het was een vreemde combinatie. Aan de ene kant wilde ik dolgraag meer over de gevederde commandant weten, aan de andere kant wist ik dat ik bij hem uit de buurt moest blijven. Aan de ene kant was hij knap, met zijn verzorgde haar en brede schouders, maar aan de andere kant had hij ook iets afstotelijks. Iets waardoor ik nooit op hem zou kunnen vallen.

Echte schoonheid lag vanbinnen... en de zijne was misschien meer verscholen dan ik ooit voor mogelijk had kunnen houden.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top