(xix) Het intellect van een garnaal
"It's discouraging to think how many people
are shocked by honesty and how few by deceit."
-Noël Coward
Alan strompelde de trap af. Hij was wakker geschrokken van zijn nachtmerrie om een lege, nog warme plaats naast zich aan te treffen. In zijn haast schoof hij over de laatste trede naar beneden.
Het had voor Arnold niets betekend. Hij was verdergegaan met zijn leven, dat zo al gecompliceerd genoeg was. Hij had hem niet nodig. Of dat is toch wat het stemmetje in zijn hoofd zei. Alan kon zichzelf wel voor het hoofd slaan.
Toen hij naar de veranda liep om toch maar een spoor van de verdwenen jongen op te vangen, werd hij afgeleid door een vreemde geur.
Zijn neus leidde hem naar de keuken, waar hij Arnold aantrof. Met een achteloos gebaar, verplichtte hij Alan te gaan zitten. Alan schoof verbaasd een stoel naar achter en kreeg een bord voorgeschoteld.
'Ik moest wat improviseren.' Arnold schoof een gebakken ei samen met appelschijfjes en bonen op een bord voor zijn neus. 'Maar dan heb je ook eens goed ontbeten.' Met een knipoog legde hij een snede toast op het ei.
Alan nam sprakeloos een hap van het ei. Met een propvolle mond mompelde hij een bedankje.
Hij sloot zijn ogen om dit moment in te prenten in zijn geheugen, want hij wist dat het niet eeuwig ging duren.
Toen hij zijn ogen terug opende, landden ze op de lege overkant van de tafel. 'Eet je niet mee?'
De jongen zette het vuur uit en veegde zijn handen af aan het openhangende hemd. 'Nee, ik heb een sollicitatiegesprek.'
Een teleurgestelde 'oh' ontsnapte zijn lippen nog voordat hij het kon tegenhouden.
'Als ik een job heb, moet mijn vader me wel terug in huis halen. Al verwacht ik dat hij al is bijgedraaid vanaf het moment dat Chubz aan een wandeling toe was. Bedankt dat ik hier mocht blijven.' Hij nam Alans hand beet en drukte er een kus op. 'Wens me succes.'
Alan legde de vork neer en draaide zich om in zijn stoel, kijkend naar de groene jas die in een wervelwind van de haak gehaald werd. Hij probeerde de ontgoocheling uit zijn stem te bannen. 'Succes.' De dichtslaande deur kapte zijn woorden af.
Hij zuchtte en nam nog een hap van het ei. De smaak was minder fijn dan het net nog was. Dus rijkte hij naar zijn portefeuille en nam er een foto uit.
Een lachend grijs gezicht staarde naar hem. Hoe triestig die foto hem ook maakte, hij kon het nooit laten terug te glimlachen.
'Is dit liefde, Chris? Quod erat demonstrandum?' Hij schudde zijn hoofd. 'Als het dat ooit wordt, misschien op een dag, zal ik het je laten weten.'
Het had geen zin om stil te blijven staan in het verleden, maar een belofte zou hij altijd nakomen.
In één fatale seconde trachtte hij de kleur van de oceaan die brandde in zijn geheugen te grijpen. Met een laatste blik op de foto, draaide hij hem om in zijn hand.
Alans blik gleed naar het bord, zijn maag keerde zich om.
Terwijl hij Mevrouw Morcoms foto veilig opborg in zijn portefeuille, merkte hij iets op. Er was minstens twintig pond uit verdwenen, meer dan zijn weekloon. Arnold moest het hebben meegenomen.
Alan vloekte zo luid dat de buren hem waarschijnlijk minder aardig zouden vinden. Hij was furieus op zichzelf, om zo naïef te zijn. Met kokend bloed schoof hij het bord van zich af en nam briefpapier.
Onderweg naar zijn werk had Alan de brief onder de deur van het appartement boven het restaurant geschoven. Hij hoopte plechtig dat de vader toch een greintje respect had, en de post van zijn zoon niet las.
Zo goed mogelijk had hij getracht te verwoorden dat hij de jongen niet meer wilde zien, en dat hij hun onbestaande affaire verbrak.
Hoofdschuddend stapte Alan van zijn fiets. Hij had gehoopt dat hij zich beter zou voelen. Dat hij zijn zorgen samen met de brief van zich af kon schuiven, maar niets was minder waar.
Op dat eigenste moment werd hij overrompeld door de drukte op zijn werkplek. Precies wat hij kon gebruiken. Mannen liepen binnen en buiten het Victoriaanse huis dat ze huurden en droegen zware platen. Darwin had duidelijk druk achter zijn besluit gezet om hen te sponseren.
Hij wurmde zich een weg naar binnen om Williams tegen het lijf te lopen. Hij had de Welshman nog nooit zo opgewekt gezien. Alan stak hem een handje toe en hielp een zware rotor naar de werkkamer te dragen.
Elke keer dat hij die kamer binnenstapte had hij het gevoel terug in Bletchley te zijn. Aan de muren hingen borden met berekeningen en blauwdrukken, met in het midden een enorm stekkerbord in de maak.
'Ik had niet verwacht dat we zo snel de materialen zouden ontvangen.' Williams krabde afwezig in zijn haren. 'Ik heb de berekeningen voor de vertragingslijnen nog niet eens af.'
Alan stak een vinger in de lucht. 'Aha.' Hij woelde in zijn heuptas en nam een stapeltje papieren tevoorschijn. 'Die heb ik al gemaakt.'
Haast gretig las de ingenieur zijn nota's door. 'Ik snap hier niets van.' Toch begon hij aantekeningen te maken op een van de borden.
Zoals altijd bood de wiskunde een ontsnapping aan zijn zorgen. Aan het gezicht vol sproeten dat steeds voor zijn geestenoog kwam opdoemen.
Alan snoof luid terwijl hij nadacht, zich niets aantrekkend van de man die een broodje aan het eten was en vermaakt naar hen keek. Waarschijnlijk één van de bezorgers die uitgerekend dit moment koos als schafttijd.
'Ik heb het,' riep hij uit en schrapte twee termen uit de vergelijking. 'Dat zou het moeten doen.'
Daar moest Williams om lachen. 'Als je wilt dat de machine oververhit raakt en ons de lucht in blaast.' Hij haalde duidelijk genot uit Alans fout. 'Typisch wiskundigen, geen rekening houden met de realiteit.'
Alan wilde bruusk reageren dat hij net de realiteit trachtte te ontvluchten, maar ging terug in zijn denkhouding staan.
De man nam nog een hap van zijn broodje en lachte luidop, alsof hij een toneelvoorstelling aan het kijken was. De epische strijd tussen de wiskundige en de ingenieur. Het zou geen publiek trekken.
Alan draaide zich kort, om de man in zich op te nemen. Hij had een onverzorgde baard waar wat mayonaise in hing. Even overwoog hij om een opmerking te maken. Leven en laten leven, bracht hij zichzelf in herinnering.
'Zeg eens.' De man legde zijn broodje neer en nam een krant uit zijn vestzak, om zijn lunchpauze tot een heel ander niveau van relaxatie te heffen. 'Jullie wetenschappers kunnen mij zeker helpen met dit kruiswoordraadsel.'
Alan wierp samen met zijn collega een blik op het raadsel. 'Ik ben heel slecht in cryptogrammen,' zei hij schouderophalend.
Dat was genoeg motivatie voor zijn collega om zich over de puzzel te buigen, vastbesloten een antwoord te vinden om zijn superioriteit te bevestigen.
Alan draaide zich terug naar het bord en drukte het krijtje er zo hard tegen, dat het brak. Alsof zijn dag nog niet erg genoeg was, kwam Womersley binnen walsen. Hij probeerde niet eens te verbergen dat hij had staan luistervinken.
'Kijk, dat is waarom ik jullie twee heb aangenomen.'
In zijn gedachten verbeterde Alan hem, hij had Womersley aangenomen. Hij liet de man zijn betoog voortzetten.
'Wiskundigen zijn dromers, ze leven in een oneindig stabiele wereld, waarin ze met hun verbeelding en axioma's als bouwstenen een veilige burcht kunnen creëren,' zei hij met een scheve glimlach naar het duo. 'De ingenieurs aan de andere kant, dienen om deze zweverige gedachten naar de grond te trekken en een stevige portie regels van de fysica in hun gezicht te gooien.'
De broodjesman klapte.
'In feite,' begon Williams – geamuseerd door de toespraak van hun baas, 'was Alan me aan het helpen met de berekening voor de vertragingslijnen. Ik kan zijn absurde visie wel smaken.'
Alan rolde met zijn ogen en keek toe hoe Womersley het krijtje opraapte. De wiskundige en de ingenieur kruisten synchroon hun armen, benieuwd of hij hun probleem zou oplossen.
Womersley wiste met de mouw van zijn hemd de afkorting voor hun machine ENIAC van het bord en schreef in de plaats ACE. 'Zo, Automatic Computing Engine, dat klinkt toch veel beter, en het lijkt minder hard op de naam van de Amerikaanse machine.' Hij legde het krijtje terug neer en veegde voldaan zijn handen af.
'Bedankt voor je onvergetelijke bijdrage,' mompelde Alan.
Hij had terug wat moed verzameld wanneer ze uiteindelijk aan de slag konden gaan met het geleverde materiaal. Na wat geschroef en gevloek had Alan het eerste prototype van de machine vervolledigd. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.
'Hoe weten we of het werkt of niet?' Williams zat in kleermakerszit op de grond en stak de laatste stekkers op hun plaats.
'Als er rook uitkomt, dan werkt hij niet.' Alan nam een stap achteruit om het werk in zich op te nemen. Momenteel bestond de machine maar uit een klein controlepaneel, maar als ze meer budget kregen, zou het de hele ruimte kunnen innemen. 'De machine heeft een geheugencapaciteit van een garnaal, het zou een wonder zijn mocht het één plus één kunnen uitrekenen.'
Williams klopte zachtjes op het stekkerbord, haast bang dat het uit elkaar zou vallen. 'Maar dankzij mijn geweldig plan om elektrische bedrading te gebruiken in plaats van elektromagnetische, is de machine sneller dan die van de Amerikanen.'
'Met een langere kabel, zou de informatie in vijf seconden van Londen naar Cambridge kunnen reizen,' zei Alan die de berekening al eens had gemaakt. Hij zakte nu ook uitgeput op de grond. 'Op een dag zal de machine helemaal zelf kunnen denken.'
Williams legde zijn hoofd in zijn nek en lachte twijfelend. 'Je kent vast Ada Lovelace.' Alan knikte. Ze had machine die ze net gebouwd hadden als eerste beschreven. 'Zij zegt dat de slimheid niet in de computer zit, maar in het brein van de maker.' Hij bracht een vinger naar zijn slaap. 'Een hoop metaal kan niet dénken.'
Alan kon het niet laten zich aangevallen te voelen. 'Machines zijn niet minder omdat ze er anders uitzien. We zouden niets mogen discrimineren op basis van hun uiterlijk.'
Williams was respectvol genoeg om hem te laten uitrazen.
De gedachte aan Arnold blies na al die uren terug zijn hoofd in. Hij dacht aan hoe hij werd uitgescholden omwille van zijn nagellak. Mensen moesten elkaar eens zonder gemor leren accepteren. Woede borrelde in hem op.
Met een korte snok van zijn hand zette hij de machine in gang. Er was geen rook. Hij zag het als een baby, het kon nog niet rekenen, maar het moest nog leren. Hij zou het opvoeden.
Alan zuchtte en ging op een beheerstere toon verder. 'We kunnen intelligentie niet meten op basis van geslacht, uiterlijk, of materiaal. De machine zal leren na verloop van tijd leren om zich te gedragen als een mens, totdat er geen onderscheid meer gemaakt kon worden.'
Net zoals ik, dacht hij erna.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top