14. De revolutie

Met een linnen kap over mijn hoofd slenterde ik door de straten van Parijs. Nu en dan kon je soldaten van het leger tegenkomen en mensen met de franse vlag. Het was gelukt, de mensen die vast zaten in de Bastille waren berijd, het leven in Parijs is een stuk rustiger geworden. Net zoals meneer Lapadite had verteld zijn er vele mensen die zitten te bedelen op straat. Sommige hadden een hond mee, andere een pas geboren kind. Naar elke hond die Francois zag moest hij wel eens blaffen. Het was dan ook erg moeilijk hem kort te houden.
'Ha, je hond heeft wel lef,' zei een man langs de kant van de weg. Hij was nettjes gekleed en was rustig een pijpje aan het roken.
'Ja, hij is nog jong en is niet veel bij andere honden,' zei ik nerveus.
'Je moet streng voor hem zijn, toon hem wie de baas is.'
'Eh... ja, zal ik eens proberen,' zei nerveus terwijl ik probeerde weg te komen.
'Niet proberen, doen,' zei hij nog maar ik zag hem al niet meer. Ik was al de hoek om.

Bakkerij Dubois

Stond er in grote letters op een bord die aan de muur ging. Hoog zodat iedereen het kon lezen. In de winkel stond er een enorme rij, de geur van vers brood bereikte mijn neus en het water kwam in mijn mond. Ik besefte nu pas hoe lang het geleden was dat ik eens goed had gegeten. Voorzichtig gluurde ik door het raam en zag een enorm brood liggen. Het had een krokante korst en was boven wit van bloem. Haastig taste ik in mijn zat en voelde wat kluts geld zitten. Ik repte me naar de rij. Het was lang wachten, maar het was wel de moeite waard. Enkele keren dacht ik dat ze het brood die ik in de etalage zag liggen gingen verkopen aan iemand anders, maar telkens grepen ze ernaast naar een ander brood. Hoe langer ik er stond hoe kleiner de berg broden werd, ook had de bakkerij geen genoeg voor alle mensen die nog in de rij stonden.
'Hallo, en wat mag het voor u zijn mevrouw?' Vroeg de bakker.
'Dat brood daar graag,' zei ik. Snel nam de bakker het en gaf het aan mij.
'Alstublieft mevrouw, dat is dan vier libre.' Zei hij. Ik overhandigde hem het geld.
'U doet goede zaken zo te zien,' zei ik.
'Ja, brood is schaars in deze tijd he. Dat geeft me ook de kans een beetje meer te vragen.' Ik knikte.
'Nog een prettige revolutie, mevrouw.'
'U ook,' zei ik waarna ik de bakkerij uit liep. Snel stak ik de rest van mijn geld weg en brak een stuk van het brood. Het had nog lekker warm langs binnen.
'Hmm,' zei ik toen ik de geur rook. Ik sloeg een straatje in en zag alweer een bedelaar zitten. Het was een jonge vrouw van ongeveer twintig. Haar kleren waren gescheurd en haar haar zat vol knobbels. Ze was erg mager. Ze keek snel op toen ze me hoorde de steeg binnen komen. Haar ogen vielen op he brood in mijn handen. Ze veerde recht en vouwde haar handen naar me.
'Zou ik wat van uw brood mogen, alstublieft mevrouw, mijn kleinere zus is ziek en we hebben geen geld meer.'
'Oh, het arme meisje,' zei ik. Haar ogen aten vol tranen en verlangen naar een stukje brood. Snel brak ik een stuk af en gaf het de arme vrouw.
'Dank u, dank u, dank u zeer mevrouw,' zei ze waarna ze snel een stuk van haar brood at. Ik zag de Scene al van ver, ik was dus bijna thuis. Ik hoorde het water van de rivier al klutsen. Toen ik in de straat was, zag ik een gedaante bij de deur van de herberg staan. De deur werd geopend en de gedaante verdween in het huis. Toen ook ik bij de herberg was en de deur opendeed zag ik wie de gedaante was. Fleur. Uit enthousiasme liet ik bijna alles vallen om haar te kunnen ontvangen.
'Fleur!' Riep ik en ik vloog haar om de nek.
'Hey, ik ben er, leuk je te zien,' fluisterde ze in mijn oor.
'Zo daar is ze,' zei de Clement. Ik liet fleur los en nam snel al mijn koopwaren terug.
'Kom mee naar mijn kamer, daar kunnen we verder praten.' Toen we boven waren en ik alles had opgeborgen zei fleur na een lange stilte:' ik heb je nodig.'
Ik keek haar verbaast aan.
'Waarvoor?' Vroeg ik haar.
'Wel, ik mocht voor eens een vergadering bijwonen met meneer Lapadite, hij vertelde dat er vele landhuizen zijn aangevallenen en hij met vele vrouwen naar Versailles willen trekken om brood te eisen en de koning en koningin te verdrijven uit Versailles. Ze zochten alleen nog een leider voor de eerste groep, meneer Lapadite komt achter om ons te steunen en het kasteel dat uiteindelijk te plunderen. Ik dacht direct aan jou, jij zou moeten de leiding geven in de mars naar Versailles.'
'Fleur, het is een hele eer, maar ik ben een vrouw, ik kan niet...'
'Het zijn ook vrouwen die naar Versailles gaan, en komaan Elisabeth, jij woonde in Versailles, als er iemand een weg naar de vertrekken van de koning weet ben jij het wel, jij moet de mensen gidsen door het paleis.'
'ja, maar stel dat er iemand me herkend? Stel dat ik Victoire tegen kom? Ze zal me zien als een verrader van de koning, ze ziet me nu al zo, ze is al kwaad op me. Ze zal nog kwader zijn.'
'En dan...Laat ze kwaad zijn, jij bent tenminste naar hier gekomen, jij bent niet in Versailles gebleven en dat zegt al veel over de revolutie.'
'Ja, maar niemand weet dat ik van Versailles kom, ik ben bang dat als ze het weten ze me willen doden of zo.'
'Ok, los daarvan, wil je het doen?' Vroeg ze. Ik twijfelde, stel dat ik mijn vader tegenkwam hoe kwaad zal hij niet zijn. Aan de andere kant, hij kan me niets doen als ik de vrouwen leid in Versailles. Dus technisch gezien ben ik veilig, en het geeft me nog een kans Victoire en Philip mee te trekken, hun te reden.
'Ok, ik doe het,' zei ik tenslotte. De glimlach op het gezicht van Fleur was niet meer weg te slaan.
'Dank je, Elisabeth, dank je, ik zal direct meneer Lapadite verwittigen.' Snel haastte ze zich van de trap en verdween door de deur.
'Waar gaat zij zo plots naartoe?' Vroeg Clement.
'Ze haalt meneer Lapadite.'

Het duurde uiteindelijk een uur voor Fleur met meneer Lapadite terug was. Clement beschouwde meneer Lapadite als de koning. Zelfs met de bezwaren van meneer Lapadite.
'Zeg eens mevrouw Verdun, waar is beste leider voor de mars van Versailles.' Fleur gaf me een bemoedigende glimlach.
'Hier is ze, meneer Lapadite, dit is Elisabeth Villeneuve van Versailles.'
Meneer Lapadite bekeek me nauwkeurig.' Villeneuve? Die naam zegt me wel iets,' zei hij. Ik bad snel tot god dat hij niet zou beginnen over de mars naar de Bastille.
'Mijn vader is de koning's adviseur, meneer.'
'De adviseur, natuurlijk, neemt u me net kwalijk, maar ik heb het niet zo op uw vader,' zei hij terwijl hij mij en Fleur uitnodigde om aan een tafel te gaan zitten.
'Het is niets, meneer,' zei ik snel.
'Zeg eens, wat brengt u in Parijs, in zo een door god vergeten herberg, hoort u niet in Versailles te zijn?'
'Wel, doordat mijn broer het slachtoffer was van de eerste aanval moesten we uit Versailles weg trekken. Daar heb ik Fleur ontmoet, ze heeft me overtuigt over haar standpunt. Uiteindelijk ben ik naar Versailles terug gegaan om mijn vrienden mee te nemen, en andere persoonlijke redenen. Maar het was niet van lange duur, ik heb me dan toch, bij de revolutie aangesloten ondanks de vele protesten van de mensen in Versailles.'
Meneer Lapadite perste zijn lippen samen en nam een slok van de wodka die Clement hem had gebracht.
'Het moest vast moeilijk zijn geweest om alles achter te laten en te gaan leven in armoede uit vrije wil.'
'Wel, nu ik de waarheid ken over de status van Frankrijk wil ik niet meer in een paleis als Versailles leven als het ten koste gaat van de burgers.'
'Dat is dan tenminste één slimme adel, ik dacht dat er geen waren, maar zeg eens, Elisabeth, je zei dat je je vrienden wilde mee nemen in de revolutie, wie is dat dan?'
'Mijn vriendin, Victoire Chilon, de oudste dochter van de eerste minister van de koning...'
'Ah, de minister, die hadden we nog nodig, het spijt me dat ik u onderbrak, ga gerust verder.'
'En Philip Noailles, zijn moeder is de nicht van de Koning.'
'Meneer Lapadite knikte, dat zouden inderdaad interessante volgelingen zijn tegenover de adel. Het is goed, mevrouw Villeneuve, ik verwacht u morgen ochtend om tien uur hier, terug in de herberg.'
'Bedankt, meneer Lapadite.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top