Hoofdstuk 8: Onverwachte wendingen
Rania, 25 mei, Birkhadem, 17u20
Yaro en de jongevrouw van wie ik de naam niet wist bleven enkele minuten in gedachten verzonken staan. Ik schraapte mijn keel en zuchtte: "het spijt me, écht waar." Ik durfde hen amper aan te kijken...
De jonge vrouw opende haar mond als eerste: "heeft helemaal niets. We hadden het toch stilaan gehad met het gedrag van Sascha en Michael, " zuchtte ze, "het voelt juist aan als een verademing. Dus....euh...eigenlijk...jij bedankt. Ik had nooit durven opkomen voor mezelf zoals jij dat durfde," de jongevrouw keek me schuin, maar vriendelijk aan.
"Euh, bedankt...?" lachte, ik haar onzeker, maar even vriendelijk toe.
De jongevrouw leek mijn hint te snappen:
"ik noem Sofia. Wat is jouw naam eigenlijk?"
"Rania."
"Oh, mooie naam! Je bent van Algerijnse afkomst, hé niet? Ik zie het aan je huidskleur en ogen?"
Ik knikte en lachte: "Klopt helemaal! Jij niet, hé?"
"Klopt ook helemaal, ik heb Italiaanse en Noorse ouders. Dus zeg maar zo' n beetje dat ik Europees ben, " ze lachte me opnieuw haar scheve lach toe.
Yaro had al die tijd nog niets gezegd. Hij keek star en nukkig voor zich uit.
Sofia keek hem op hetzelfde moment aan toen ik hem aankeek vanuit mijn ooghoeken.
"Euh...a...alles oké, Yaro?" vroeg Sofia aarzelend.
Yaro zei niets, staarde nog steeds recht voor hem uit, haalde zijn schouders op en wandelde van ons weg.
"Hé, hé, waar ga JIJ ineens naar toe?" zei Sofia kwaad en ze zette kordaat de achtervolging in. "Kom mee Rania," gebaarde ze mij.
Ik besloot dat het inderdaad het beste was om hen te volgen.
Even later had Sofia Yaro bereikt en ze pakte hem resoluut vast bij zijn pols.
"Hé, wat heb jij ineens en zeg aub iets in plaats van doods te zwijgen?" zei ze vlak af, recht in zijn gezicht.
Ik grinnikte, Sofia had duidelijk lef.
Een steek van pijn ging door me heen. Opnieuw dacht ik aan Sarah en de jongen. Deze twee deden me aan hen denken...
Yaro keek Sofia vreemd aan en zei: "Ook al zeiden Sascha en Michael me niets, je weet dat mijn zusje Orelia bevriend is met Sascha, hé? Ik laat haar nu bij HEN achter...Dit voelt helemaal niet oké, Sofia..."
Sofia keek hem lang aan en zei uiteindelijk: " het is verlopen zoals het verlopen is, we kunnen er nu niets meer aan veranderen. Oké? Stuur haar iets?"
"Doe ik, dank je," knikte Yaro haar neutraal toe, "Ga je met ons mee, Rania?"
Ik knikte instemmend. Ook al kende ik deze twee amper, en werd ik sterk van mijn route afgeleid besloot ik met hen mee te gaan. Ze hadden me tenslotte geholpen...
Amine, 25 mei 2028, voorbij Médéa, 17u25
Ik grijnsde lichtjes, maar bezorgd en keek de blonde jongeman met één opgetrokken wenkbrauw aan.
"Euh, everything, allright, sir?" vroeg ik hem in mijn beste Engels.
Dat leek de jongeman weer tot zijn positieven te brengen.
"Yeah, yeah, it's fine," zwaaide hij mijn bezorgheid weg, "you may talk in your native language aswell."
"Oh, oké, en ben je zeker dat alles oké is?" ik grijnsde hem opnieuw toe.
"Ik hem soms last van paniekaanvallen," vertrouwde hij me toe, "maar het is oké, er komt er geen aan." legde hij de nadruk op.
"Dankjewel voor jouw papieren, je mag gaan. Jullie zijn inorde."
Bijna was ik vertrokken. Todat hij me terug riep.
"Wacht, wacht, Amine." zei hij haastig. "Dit papier is niet in orde, van mevrouw Yanis. Zij kan het land niet verlaten. Ze heeft geen wettelijke toestemming."
Ik draaide me om, haast woest, vuur kolkte in mijn ogen. Alles viel aan diggelen.
"Hoe zo niet?" beklemtoonde ik elk woord.
"Ze kan meekomen naar het bureau om toestemming te verkrijgen, maar het is geen gemakkelijke procedure, dat druk ik je al op het hart."
"Ze?", snauwde ik hem haast toe, "ZIJ gaat niet alleen. We gaan allemaal mee, als dat oké is," voegde ik er aan toe in een poging om iets vriendelijker te zijn.
Met mijn blik zocht ik Aïscha haar ogen.
Bezorgd keek ze me aan toen ik haar kijkers vastgreep.
Ik schudde met mijn hoofd. Dat signaal was voldoende om haar tot bij me te roepen.
"Pardon. Excuseert u mij," zei ze voorzichtig tegen de rij passagiers, toen ze zich er door wurmde. Hier en daar kreeg ze boze blikken naar zich toe geworpen. Maar het zou Aïscha niet zijn als ze haar daar maar ook iets van aantrok. Beleefd baande ze haar een weg verder door de massa. Een weg naar mij. Een weg naar meer uitleg. Hopelijk...
Mattéo, 25 mei 2028, voorbij Médéa, 17u30
"Ze heeft wettelijk toestemming nodig, " zuchtte ik de twee toe - duidelijk een koppel - , "Wettelijk toestemming bevat de handteking van haarzelf, die is inorde, maar ook van beide ouders of een voogd, en deze is niet inorde." nochmaals zuchtte ik diep en wreef verward in mijn haar.
"Dan brengen we dit zo snel mogelijk inorde," bracht Amine nog steeds kwaad uit.
Ik zag hoe zijn vriendin -hoe noemde ze nu ook weeral, Aïscha? -, hem een belerende blik toewierp: "Het is oké, ik ga met u mee..."zei ze kalm. "Wij gaan allemaal met hem mee," onderbrak Amine haar abrupt. Nu keek ze hem ietwat kwaad aan en siste hem toe: "Amine, ik weet dat je overbezorgd ben, maar ik kan gerust voor mezelf zorgen, d a t weet je maar al te goed." zei ze kalm, maar vurig. Amine suste haar geruststellend toe, ik staarde hen aan. "Weet ik wel, Aïsh, maar toch denk ik dat Va en Ma liever hebben dat we samen gaan. " zei hij. "Hmmm, dat begrijp ik wel," concludeerde ze. Uiteindelijk keek ze mij aan. Ik stond nog steeds met mijn mond open het tafereel te aanschouwen. Aïscha sprak me toe: "Wat doen we het best, denkt u? Stappen we af van de bus - ik veronderstel dat onze tickets dan terugbetaald worden door uw organisatie, want die zijn enkel voor deze twee dagen geldig - en gaan wet met u mee naar het kantoor van uw organisatie?" zei ze kordaat. Ik herstelde me en lachtte. Ik was verbaasd over haar kordate aanpak. De familie Rozeron was er duidelijk één die niet op hun mond gevallen was, en welgesteld dat ook.
"Dat lijkt me inderdaad de best optie," suggereerde ik hen toe. Aïscha keek me dankbaar aan, Amine Rozeron fakete - dat zag ik duidelijk - me een glimlachje toe en vervolgens verdwenen ze in de massa. Op weg naar Amine zijn ouders, veronderstelde ik. E - indelijk kon ik opnieuw ademhalen.
Rania, 25 mei 2028, hoofdstad Algiers, 21u23
Ik strompelde naar buiten, weg uit het benarde, donkere gebouw met té felle lichten. Precies knipperlichten waren het. Ik walgde er van. Een windvlaag bereikte me toen ik het dakterras op kroop. Het tintelde mijn huid en ik voelde kippenvel opkomen. Ik rilde...en kokhalsde. Recht de bloempotten in.
"Goeeeeed bezig, Rania," prevelde mijn benevelde geest me toe. Ik giechelde lichtjes. Dronken was ik niet. Of misschien een beetje. Een heel klein béétje dan. Ik liet het nooit ver komen. Nooit té ver. Mijn maximum dat ik op had deze avond? 3 of 4 drankjes. "Dat is te veel, dwaas kind," fluisterde mijn geweten me toe.
"Maar zo vergeet ik even alles," piepte mijn andere, momenteel allesoverheersende, innerlijke drang. Ik wou écht alles vergeten. Niet het beste copingsmechanisme en morgen gegarandeerd een zwaar hoofd en een slecht geweten. Het was al lang geleden dat ik quasi gedronken had of laat staan naar een feest was geweest. Het waren eindexamens. "Die jij niet meedoet," corrigeerde ik mezelf. Ook al zat ik middenin de blok, ik had besloten er mee te kappen.
De laatste ramp was er teveel aan geweest. Voor velen merkte ik op en had ik hier ook opgepikt uit gesprekken met de locals. Als ik een statistische onderzoek zou doen, een bevraging zou afnemen bij de feestgangers zou er geen een zijn die geen familielid of kennis, vriend had die geen slachtoffer kende of was van de afgelopen ramp. Ik leunde op de balustrade en keek naar het uitzicht.
Je had een prachtig overzicht over de stad. Een weids uitzicht dat leidde tot aan het oneindige van de zee. Het was al valavond, het schemerde nog lichtjes, maar het zou niet lang meer duren voor het pikkedonker was. Ik zuchtte. Van verwondering, verlossing (ook al was het maar dan maar voor even) en van natuurlijk; intoxicatie. Ik liet me neerglijden in de uithoek van het terras, recht tussen de planten, en rekte me uit.
Zo bleef ik een hele tijd zitten, genietend van het uitzicht. Terwijl de rave binnen heftig doorging en de muziek tot hier, nog steeds luid weliswaar, me bereikte. Maar niets kon aan mij, in mijn vredige en rustige bubbel.
Tijd en plaats vergetend.
"Zit je daar eigenlijk goed?" vroeg een stem plots.
Verschrikt keek ik op. Recht in een paar donkere ogen en een gebruind gezicht.
Ik had hem niet het terras horen opkomen, vreemd.
"Ja, hoor!" lachte ik de vreemde jongeman tenslotte toe.
"Geloof ik niets van," antwoordde hij. Hij speelde het spel duidelijk mee.
Ik was te dronken om me er iets van aan te trekken.
Mijn schouders ophalend, zei ik tenslotte: "fijn voor jou, dan!"
De jongeman schudde lachend met zijn hoofd. Waardoor zijn bruine krullen mee bewogen. Wat een grappig zicht!
Ik begon ook te lachen.
"Rania, aangenaam," zei ik.
"Insgelijk, Silas trouwens."
"Coole naam," zei ik glimlachend, "Is dat niet Grieks?"
"Klopt! Het is Grieks en het betekend 'van het woud'. Ook al denk ik dat mijn ouders me eerder vernoemd hebben naar één van de eerste verspreiders van het Christendom." hij knipoogde me toe: "ik ben een boodschapper van god én van het woud! Mooie combo niet?"
"Heus!"
"Wat brengt jou hier, Rania?" sneed Silas een ander onderwerp aan.
"Ik ben mee met Yaro en Sofia, die ken je ook, denk ik. Ik zag ze daarjuist met jou babbelen." zei ik vermoeid.
"Klopt, ik ben al jaren bevriend met Yaro. Sofia ken ik nog niet zo lang." zei hij nadenkend.
"Jij bent nieuw hier, toch?" vervolgde hij zijn onuitputtelijke vragenvuur.
"Indirect!" antwoordde ik.
Hij lachte opnieuw. Een lach waarbij er kuiltjes in zijn wangen verschenen. Dat maakte hem iets minder vervelend. "Dus...je bent van hier, maar ook niet? Of hoe moet ik het opvatten?"
"Zoiets." zei ik geheimzinnig.
"Komaaan, Rania, durf jezelf eens bloot te geven...niet letterlijk dan." voegde hij er snel aan toe.
Ik lachte. Een ware schaterlach. Met mijn hoofd in mijn nek, bulderde ik. Toen ik uitgelachen was en de tranen uit mijn ogen had geveegd, herstelde ik me. Was het niet aan de alcohol gelegen, dan was ik er al lang van onder gemuisd. Maar de 3 - of 4 - sterke drankjes zorgden er voor dat ik véél socialer, ongeremder, flirterig én brutaler werd.
Al die tijd stond Silas schaapachtig naar me te grijnzen. Moest het niet donker geweest zijn, dan zou de rode blos op zijn wangen - van schaamte - ook duidelijk zichtbaar geweest zijn.
"Arme jongen." grijnsde ik.
"Je kent me amper en je wenst me al bloot." ik grijnsde brutaal.
"Ho, ho, dát zei ik NIET, voor de duidelijkheid." antwoordde Silas kordaat.
Dié jongen had humor, maar ik ook.
"Ik wou je beter leren kennen: van waar kom je? Wat en waar studeer je? Heb je broers en zussen? Wat doe je graag? Hou je van zonsondergangen? Heb je uiterste vreemde hobby's? ZULKE dingen, meid." hij knipoogde.
"Die had zich duidelijk hersteld." dacht ik.
Ik was echter nog niet uitgespeeld -of uitgeflirt, noem het zoals je wilt - : "zijn jouw zaken NIET." ik knipoogde terug.
Silas leek het op te geven en gooide zijn armen in de lucht, een teken dat hij het beu was. Hij zuchtte en zei: oké, oké, sassy miss, dan laat ik je hier wel lekker alleen genieten van de nacht."
Zo gezegd, zo gedaan. Hij maakte zich uit de voeten en verdween de massa in.
Ik bleef alleen achter. Op de koude grond. In het donker.
Amine, 25 mei 2028, opvangplaats El - Biar, 21u23
"Arghh, DIT kan toch niet? HOE ZO zijn mijn papieren niet ondertekenen. Ik ben zeker dat ik nog met mam en pap," Aïsha tierde en snikte tegelijkertijd, "dit in orde heb laten brengen voor het geval dat."
"Rustig, Aïscha, mag ik?" ik liep van de vensterbank naar haar toe en omhelsde haar stevig.
Ze snikte tegen mijn schouder. Ik wreef door haar haren.
Va en ma hadden een andere kamer toegewezen gekregen. We waren gedropt, gedropt is nogal een crue woord, in een opvangplaats bij het UCHN gebouw. Het was een aangename opvangplaats. Nette en ruime kamers met sanitair aanwezig op de kamers. Een geluk bij een ongeluk.
We bleven een hele tijd in een omhelzing staan. Tot er plots op de deur werd geklopt.
Mattéo, 25 mei 2028, opvangplaats El - Biar, 21u23
Dit moest één van hun kamers zijn, volgens de incheckkaart dan toch. Kamer 132. Aarzelend klopte ik. Geen reactie. "Zou ik de deur dan maar open doen?" dacht ik. Ik klopte nogmaals. Opnieuw geen reactie. Ik schraapte mijn lef bij elkaar. Het was al laat, maar dit kon niet langer wachten. Ik draaide de deurklink om. Die verbazingwekkend niet op slot was!
Ik deed de deur open...en botste haast tegen Amine Rozeron aan. Zijn vriendin Aïscha stond in het midden van de kamer.
Ik had duidelijk iets verstoord.
"Ahum, Amine en Aïsha ik heb belangrijk nieuws voor jullie. Nieuws dat niet wachten kan tot morgen. Het spijt me. Kunnen jullie even meegaan met mij naar het bureau. Jullie ouders heb ik proberen te bereiken, maar volgens de receptioniste zijn zij al eerder gaan slapen. Het was een vermoeidende dag."
Amine bleef even vervroren voor de deuropening te staan. In zijn ogen zag ik een sprankel van hoop, ongerustheid en verschrikkelijke angst.
Gestaag kwam hij weer in beweging, maar leek zijn tong verloren te zijn. AÏscha kwam vanachter Amine zijn schouder piepen en sprong hem te hulp.
"Goeienavond Ascioni," zei ze vriendelijk maar vermoeid, "we komen met uw mee."
Haastig pakte ze haar trui en gaf Amine een duwtje. Ik gebaarde haar dat ze mochten voorgaan.
In de gang liepen ze voor mij en waren druk aan het fluisteren.
Hier en daar kon ik een woord verstaan. Amine had het bij het rechte eind, of toch hier en daar, moest ik concluderen.
"Amine, Aïscha, stop! Hier naar rechts. Daar is mijn bureau." ik gebaarde hen de juiste weg.
Ik stak mijn sleutel in het slot, deed de deur open en de lichten aan.
"Zet jullie. Moeten jullie iets hebben om te drinken?"
Ik gebaarde naar de simpele frigo in de hoek.
"Water is goed." bromde Amine. Aïscha knikte instemmend.
"Water." Ik toverde een koele fles water uit de ijskast tevoorschijn, drie glazen en schonk ons uit.
Dat gedaan, keek ik hen beiden strak, maar vriendelijk aan. Amine zijn gemoed was ondertussen naar onweer omgeschakeld, Aïscha keek een stuk hoopvoller.
"Jouw zus en jouw pleegzus, Aïscha, is gelokaliseerd."
Amine ontspande volledig. Aïsha hapte naar adem.
"Ik moet ook toegeven dat ik jullie met een smoes naar hier gelokt heb." ik sloeg mijn ogen neer. Nu kwam het.
"Wat?!" Amine keek me ongelovig aan. Stomverbaasd. Aïscha legde haar hand op zijn arm.
"Onprofessioneel van mij, ik weet het én dat geef ik oprecht toe. Aïscha haar papieren zijn wel inorde."
Nu was het Aïscha haar beurt om me stomverbaasd, haast kwaad aan te kijken.
"Wat?!" zei ze op haar beurt.
"Ik wist niet hoe ik jullie moest zeggen, eerlijk gezegd, maar ik wou jullie meer vertellen over jullie (pleeg)zus. Ik heb haar namelijk ontmoet en een lift en een slaaplaats aangeboden."
Het was muisstil. Alsof ik zojuist een bom had gedropt. Een bom van kaliber. Een bom die een serieuze impact had.
Beiden gaapten me aan. Alsof ze me niet geloofden. Ik moest toegeven dat het inderdaad onwerkelijk was en haast té toevallig.
"Hoezo?" wist Amine uit te stoten.
"Ik heb haar eerst heel erg uitgeput gevonden in de Haven van Algiers. Ze was aan het rondneuzen tussen de boten. Beter kan ik het niet uitdrukken," haalde ik mijn schouders op, toen ik Amine vragend en beschuldigend zag kijken.
"Het was heel erg mistig die avond en ze z...zag me voor iemand anders aan, want ineens zakte ze in elkaar en begon een naam - ik denk jouw naam, Amine - heel luid te roepen. Toen ik dichterbij kwam, viel ze flauw. Het duurde even voor ze weer bij kwam, in de auto. Heb nog overwogen om haar naar het ziekenhuis te brengen. Echt!" voegde ik er aan toe, toen ik Aïscha fronsend zag kijken. "Maar dat weigerde ze resoluut."
Amine lachte lichtjes. "Dat klinkt inderdaad als Rania. Die heeft een rasechtige hekel aan ziekenhuizen. Weet je nog die ene keer, Aïsch?"
Ik vervolgde mijn verhaal: "de volgende dag werd ze wakker met koorts. Ze sliep een dag aan een stuk door, met af en toe wakker te worden. Maar ik denk dat ze zich niets meer herinnerde van de autorit, noch van wat ze allemaal brabbelde. Ze had duidelijk koorts en haar lichaam was heel erg uitgeput. Ze was ook doorweekt, want het regende enorm die avond."
"Het vreemdste de volgende dag...was ik even buiten, naar mijn boot aan het kijken. En, plots, ja plots, was ze weg!"
Amine lachtte zachtjes in zichzelf.
"Zou me niets verbazen, inderdaad."
"Laat hem uitpraten." beripste Aïscha zacht al lachend. Terugdenkend aan één of andere anekdote.
"Ik was echt in paniek. Want ze had echt redelijk hoge koorts gehad. Uiteindelijk sprong ik maar in de auto en heb een tijd doelloos rond gereden op zoek naar haar. Tegen valavond, toen ik de moed dat ik haar ooit nog zou vinden opgegeven had. Kwam ik haar prompt tegen. Bij de grote baan nog geen 10 km van mijn huis verwijderd, stond ze te liften."
Aïscha en Amine hun gezichten stonden al wat helderder.
"Ze bleek volledig hersteld te zijn, heeft ze voor drie man gegeten en heeft nog een nacht overnacht bij mij. Ze was redelijk in shock over wat ze had doorstaan tijdens de aardbeving, wat niet het allerminste bleek te zijn, dat ook."
"Uiteindelijk besloot ik haar mee te nemen naar hier. We zijn onderweg even gestopt - omdat, euh, Rania naar het toilet moest -, " ik loog. Geen mooie eigenschap, die ik ook zelden gebruikte, maar ik was er wel een krak in. Met een gladgestreken gezicht vertelde ik verder: "Uiteindelijk was dit geen slimme zet. Want ze ging er gewoon vandoor. Was ook al langs de auto gepasseerd en had er haar rugzak uitgehaald. Stom ook dat ik mijn auto uit voorzorg niet op slot had gedaan, maar het was ook zo' n verlaten streek, dat het mij nutteloos leek."
Een halfuur kroop voorbij. Ik lichtte hen in over het feit dat mijn vader en zijn politieagenten Rania en nog twee andere jongemensen in een levensgevaarlijke situatie hadden aangetroffen. Een situatie die slecht had kunnen aflopen. Een situatie waar ze de oversteek over de Middelandse zee wouden wagen...
Amine en Aïscha keken me overbezorgd en angstig aan. Toch vertelde ik door over elk detail dat ik vernomen had van het politiekorps van Algiers.
Toen ik uiteindelijk afrondde was er nog een halfuur verstreken. De klok op mijn bureau wees 22u24 aan.
Vermoeid wreef ik door mijn warrig haar.
"Dus, ze is vandaag het laatst gezien in Birkhadem, maar daarna liep elk spoor naar haar bijster?" vroeg Aïscha door.
"Klopt", zei ik, "morgen praten we hier best verder over met jullie ouders, zodat we samen kunnen nadenken waar ze naar toe zou willen gaan, wat haar plannen zijn." voegde ik er aan toe.
Amine knikte nukkig. Aïscha stemde er ook mee in.
Ik wenste hen een goede nacht en zei hen ook: "Geef nooit de hoop op, Rania ziet er me een moedige jongevrouw uit. Weten jullie de weg terug naar jullie kamer?" vroeg ik hen vriendelijk.
"Ja, geen probleem." zei Amine alsof het allemaal nog niet goed tot hem doorgedrongen was.
"Geen probleem en heel erg bedankt om ons op de hoogte te brengen van het nieuws." knike Aïscha.
Ik leidde hen uit de deur, sprak met hen af dat ze morgen opnieuw om 10u00 bij mij verwacht werden, en hun ouders ook.
Eenmaal dat ze buiten waren, liet ik me languit onderuit zakken in mijn stoel, geeuwde en dacht na. Een diepe frons tekende zich af op mijn gezicht.
Rania, 25 mei 2028, hoofstad Algiers, 21u30
Een vleermuis vloog een aantal meter boven me heen. Het scheerde door de lucht. Op jacht naar insecten. Ik bleef het enkele minuten volgen. Een simpel, vrij leven. Wat was ik jaloers op dit zoogdier. Door de koude van de vallende avond, het naderen van de nacht, leek ik te ochtnuchteren. Ook al kwam het waarschijnlijk eerder doordat ik in een uur tijd niets meer gedronken had. Mijn polshorloge gaf 21u30 aan. Tijd maar eens om Sofia en Jaro op te zoeken!
Mijn trekrugzak met al mijn gerief in lag nog bij hun in de woonst. Sofia en Jaro bleken ook studenten te zijn in Algiers. Ik zou echter niet met hun meegaan vanavond. Mijn plan bracht me naar ergens anders. Naar de studio die ik deelde met mijn broer en Aïsha en onze neef Mohammed. Normaalgezien was het rond deze periode verlaten. Tenzij Moha er nog ergens rondliep, wat altijd kon. Ik wou hem voor geen goud tegenkomen. Dus het was een tricky onderneming, maar geen haar op mijn hoofd dacht er aan om hier nog langer te blijven. Ik was doodop.
"Stomkop, je had beter direct afscheid genomen van Yaro en Sofia." mompelde ik tegen mezelf. Ik trok aan een velletje aan mijn vinger en scheurde het af. Uit frustratie. Uit vermoeidheid. Ik wreef het bloed weg met mijn zakdoek, zuchtte diep, stelde me recht en viel bijna. Vermoeide benen en alochol is geen goeie combinatie.
Yaro en Sofia was ik wel ontzettend dankbaar! Ze hadden me meegenomen naar hun appartement, dat ze deelden met nog 4 andere mensen. We hadden samengekookt. Na de maaltijd had ik voorgesteld dat ik mijn deel van de maaltijd wou betalen, ik stond er echt op, maar toen ze haast kwaad werden op mijn aandringen had ik wijselijk mijn mond gehouden. Yaro's vuist en macht niet te snel vergetend. Vervolgens hadden we nog wat gebabbeld. Ze hadden me hier en daar me wat uitgehoord en ook omgekeerd. Ik was en blijf een nieuwsgierig aagje. Yaro zat in zijn laatste jaar journalistiek en Sofie studeerde - net als mij! - politicologie aan de Universiteit van Algiers. Vervolgens hadden ze enkele vrienden uitgenodigd voor een pré en nog geen uur geleden waren we als één van de eerste hier op het feest toegekomen.
Na mijn net - niet val strompelde ik langs mensen heen terug naar binnen. Uiteindelijk spotte ik Sofia met - ho, ho, ho, wie we daar weer hadden!- Silas aan de bar. Ze voerden een geanimeerd gesprek. Er werd veel afgelachen. Af en toe merkte ik dat Sofia schattig lachte als Silas iets in haar oor riep. Ook Silas betrapte ik af en toe op geflirt. Zo bleef ik even staan, tussen dansende mensen in. Ik voelde een steek van pijn door mijn hart gaan. Dacht aan de eerdere vriendjes die ik gehad had. Ook dacht ik even aan hem, maar die gedachte duwde ik snel weg, in een verborgen hoekje. Ik kende hem amper.
Ik voelde een zware bots tegen mijn schouder.
"Kijk toch uit!" snauwde een zware bromstem tegen mij.
Toen ik de stem eindelijk gelocaliseerd had - zo een 30 cm boven mij hangend gezicht -, snauwde ik terug, nog steeds voldoende beneveld om geen angst meer te voelen: "Kijk JIJZELF uit, ik stond hier anders al."
De jongeman achter de stem - een gebruinde kerel, zeg maar eerder 'reus' - keek me woedend, maar ook een tikkeltje geamuseerd aan.
"Ho, ho, ho, wat hebben we hier voor een popje. Kijk het piept!" gebaarde hij naar een al evengrote, gespierde kerel naast hem.
"PIEP, PIEP, ik piep er van door." spuuwde ik haast in hun geamuseerde blikken. De laatste blik die ik van hen opving, waren twee verbaasde uitdrukkingen, incongruent met hun reusachtig uiterlijk. Ik bukte mij en haaste mij door de enigste vrije plek die ik zag. Ik rende haast naar de bar, naar de plek waar Silas en Sofia stonden. "Hé, wat is er Rania?! riep ze verbaasd toen ik bijna tegen aan haar botste. "Uh, net ontsnapt aan die twee reuzen daar!" ik wierp een blik over mijn schouder naar de twee kerels die verdwaasd alle richtingen uitkeken op zoek naar mij. Ik lachte en Sofia lachte een schaterlach. Een schaterlach die zo aanstekelijk was dat ik meelachte. Silas die het gesprek had kunnen volgen, ondanks de luide muziek, grijnsde geamuseerd.
"Ik kwam je eigenlijk om een gunst vragen. Ik zou vanavond naar mijn studio willen gaan. Het is hier ongeveer een 40 - tal minuten wandelen hiervandaan. "Zie je het zitten om mee te wandelen naar jullie appartement om mijn gerief op te halen?" "Hmm, ik zou graag nog even hier blijven." zei Sofia beteuterd. Ze trok een gespeelde pruilip. "Ik ga Yaro zoeken, hij is wel berei.." "Wacht," onderbrak Silas haar, "ik heb een sleutel van jullie appartement, gekregen van Yaro." grijnsde Silas naar een verbaasde Sofia terug. "Oh, dat verklaart veel!" lachte Sofia, duidelijk aan een binnenpretje denkend. "Moet ik met haar meegaan?" "Uuuh..." Sofia keek naar mij. "Is dat oké, Rania?" Ook al kende ik Sofia nog maar enkele uurtjes, ik vertrouwde haar. Ze had een goed hart, was spontaan en een flapuit,en fel dat ook, maar gemeen was ze niet. "Yep, dat is helemaal oké voor mij." bracht ik lachend uit. "Hebben jullie eigenlijk al kennisgemaakt?" vroeg ze. "Silas, dit is Rania. Rania dit is Sil -...."Silas begon te lachen: "Haha, het is oké Sofia, ik heb daarjuist al even kennisgemaakt met miss Sassy aka Rania Brompot." Ik wierp hem een gespeelde, doodse blik toe. Waarbij hij naar zijn buik greep en naar adem begon te happen, als een vis op het droge. "Wat doe JIJ NU?" bracht Sofia verbaasd uit. "Ik wist dat je raar was, maar DIT gaat er over, SUL!" lacht ze. "Oh, ik doe niets raar, hoor Rania geeft me zojuist doodgebliksemd, maar kijk ik kan al weer opnieuw admenen." Silas trok een raar gezicht naar ons beiden. "Oh gekkie, Silas, man!" Sofia porde hem hard in zijn zij.
"Dus het is oké voor jullie?"
Instemmend knikte ik en Silas zei: "Yes, ma' am!"
Het kon me niets schelen dat Silas met me meeging, zolang ik mijn spullen maar terug had! Met een steek van pijn en een groot schuldgevoel nam ik afscheid van Yaro en Sofia. Yaro vonden we na enkele minuten zoeken terug bij hun bende vrienden.
"Houd je goed, Rania! En tot snel eens op de Universiteit?" ik knikte - en loog -.
"Ja, wie weet, tot dan, ik heb jullie nummer! En weet dat ik jullie super dankbaar ben voor alles!" ik werkt haast emotioneel, maar verbeet de tranen. Haastig gaf ik Yaro een knuffel. Yaro knuffelde me stevig terug, net als een goeie omhelzing van een reuze teddybeer - dat was de beste en enigste beschrijving die ik er kon aangeven -. Sofia nam als laatste afscheid van mij: " Hou je goed, meid. Ik hoop dat we elkaar nog eens tegenkomen!"
Ik sloeg mijn blik neer en fluisterde haar toe toen ze me losliet: "Dat hoop ik ook, Sofia."
"Daaag, tot snel." Ik zwaaide en draaide me toen haastig om. Een eerste traan bengelde uit mijn ooghoek. Haastig veegde ik ze weg.
"Hé, ho, ho, miss sassy, waar ga jij zo snel naar toe? Waaacht ook even op mij!" Ik voeld een hand op mijn schouder, die me stevig tegenhield. Silas. Ik schudde gegeneerd zijn hand van mijn schouder.
We stapten de trappen af en Silas kwam naast me lopen:
"Hé, hé, Rania, alles oké?" vroeg hij me verbaasd, toen hij de tranen uit mijn ooghoeken zag bengelen.
"Ja, h - hoor," snifte en piepte ik. Ik veegde haastig mijn tranen weg met de mouw van mijn vest.
"Je bent moe, kom laten we voortmaken."
Zo gezegd, zo gedaan. Silas hield de deur voor me open en leidde ons naar buiten. Een koude wind blies ons in het gezicht. Ik huiverde. De steeg voor ons was donker en kil. Hier en daar stonden er jongeren te roken. Haastig passeerde ik hen.
"Cocaïne? You want some coke?" sprak één van de gasten mij toe in een rare engelse tongval.
Silas greep snel in: "NO, thanks, mate, we're totally fine without it.
We baanden ons een weg door de donkere nacht.
De smalle steegjes iets verderop van de uitgaansbuurt waren allesbehalve gezellig.
Ik rilde. Iets zacht wreef langs mijn been. Ik keek en zag een magere zwerfkat zich miauwend tegen mijn been aanvleien.
"Hé, hé!" zei ik tegen de kat, een zwart, mooi maar mager beest.
Silas keek verbaasd op maar lachte toen hij de kat zag die met ons meetrippelde.
"Ha, ha, zalig, je trekt echt van alles aan, niet Rania?" zei hij lachend.
Nonchalant haalde ik mijn schouders op: "Vooral beesten, uh dieren, voornamelijk," lachte ik hem vrolijk toe.
"Ha, HA, ja, voornamelijk beesten." zei hij, doelend op de twee reuzen van daarjuist.
"Ha, haha!" lachtte ik luid.
Ineens was de nacht een stuk minder duister.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top