Hoofdstuk 4: Een boodschap en een flikkering van vuur

AMINE, 25 mei 2028, Tijdelijk opvangcentrum, Djelfa, 8u00

Mijn wekker op mijn gsm ging trillend af. Ik keerde me van mijn gemakkelijke houding af, weg van Aïscha en richtte mijn aandacht op mijn gsm.

Toen ik naar het scherm keek, stond de wereld stil, mijn hart sloeg tellen over en ik zag zwart voor mijn ogen. Het duizelde me.

Mijn scherm lichtte opnieuw op. De boodschap:

"Ik ben veilig. Alles oké. Probeer me niet te zoeken, Liefs Rania."

verdween van mijn scherm...

RANIA, 25 mei 2028, In de buurt van de haven van Algiers, 8u03.

Ik werd wakker door het zonlicht dat via een kier de hut binnen viel. Ik strekte me uit op mijn matje en rolde me op mijn andere zij, weg van het zonlicht. Een frons tekende zich af op mijn voorhoofd. Iets hoger dan mij, zag ik Matteo woelen in zijn slaap. Een ongemakkelijke grimas tekende zich af op zijn gezicht. Het deken waar hij zich ingewikkeld had viel half uit het bed.

Na de ongemakkelijke situatie van gisterenavond, was ik na een halfuur teruggekeerd. Mijn gsm deskundig uitgezet. Zodat noch mijn broer, mijn ouders me met hulp konden trajecteren. Toen ik aan de hut aankwam, terug van mijn wandeling, zag ik een figuur die tegen de hut aangeleund, onderuit gezakt zat. Ik dacht weer terug aan het gesprek met de oude dame van enkele dagen geleden. Het was echter Matteo die me zat op te wachten.

"Aha, de dame is teruggekeerd." zei hij me kwaad aankijkend. "Ik hoop dat je slaapgerief hebt, want na jouw heftige reactie, gun ik jou mijn bed niet, tenzij..." Hij maakte zijn zin niet af, maar startte er een nieuwe." Kom, we gaan naar binnen, morgen om 9u00 heb ik zaken te verrichten." Ik volgde hem gestaag, mijn gsm klemde ik tegen me aan. Een laatste traan bengelde uit mijn ooghoek en viel naar beneden, op het tapijt in de hut. Elk woord dat ik getypt had op het kleine scherm, galmde na in mijn hoofd. "Ik ben veilig. Alles oké. Probeer me niet te zoeken, liefs Rania."

Vervolgens volgde ik Matteo de hut in. Zonder iets te zeggen, blies ik mijn stevige slaapmat op, legde mijn slaapzak uit en kleedde me in het donker om. Matteo en ik zeiden geen woord meer. Door de vermoeidheid van de dag viel ik snel in slaap.

Ik werd opnieuw wakker door het plotse geluid van de gsm wekker van Matteo.

"Grmpppff." Matteo maakte een onverstaanbaar geluid. Zijn wekker bleef af gaan. Het waren aangename geluiden om mee wakker te worden. Het ruisen van de zee, natuurgeluiden en vervolgens onweer. "Godverdoms spel, laat me slapen!" Hij vloekte in een taal, die ik nog nooit gehoord had. Nederlands?" Veronderstelde ik. "Matteo," zei ik zacht, voorzichtig en kalm, "je hebt een afspraak om 9u00, weet je nog." Wonderbaarlijk reageerde hij goed op mijn stemgeluid. "Dank je om me er attent op te maken, ochtendschoonheid." "Ochtendspook of monster, bedoel je eerder?" kaatste ik al lachend en lichtjes blozend terug.

"Nee, ochtendschoonheid, staat je beter." Ik trok een heel lelijk gezicht. Matteo bulderde van het lachen. "Oké, misschien past ochtendmonster je toch beter." Onze korte woordenwisseling van gisteren en de ongemakkelijkheid die daar aan vooraf ging was vergeten. Ik lachtte. De slaap had me goed gedaan. Kort, maar krachtig. Ik had weer een doel in mijn leven. Mijn doel, zoals Matteo nu al wist, was midden of noord Europa bereiken. Oorspronkelijk was ik van plan geweest om het vliegtuig te nemen en een tijdje bij een familielid in Italië te gaan logeren. Ik was geen voorstander van vliegtuigen. Gezien de uitstoot die deze leverden. Ook omwille van de taxen erop, was het veel duurder dan de trein of de boot. Een in mijn ogen onethische maatregel die alleen nog meer een kloof dreef tussen de arme en rijke wereldbevolking. Plan tante in Italië was dus afgekeurd. Zeker nadat ik geen antwoord meer gekregen had op mijn laatste repsons. Toen ik had uitgezocht dat de situatie daar al even rampzalig en slecht was, had ik mijn plan om te vluchten bijna onder het zand begraven.

Mijn ouders en broer waren westers opgevoed, maar als ik aan de tafel gesprekken aansneed over vluchten of verhuizen, viel er een ijzige stilte. In geen eeuw zouden ze hun geboorteland verlaten. Dat waren echter andere tijden.

In deze dagen vroeg je je af, hoe het mogelijk was dat mensen nog de impuls voelden tot lachen, of met hetzelfde enthousiasme als zoveel jaar geleden hun werk konden verrichten, met zin of tegenzin naar school gingen, voor hun gezin zorgden of een toekomst probeerden op te bouwen. Alles was onzekerder dan 10 jaar geleden. Toch deden we het maar. Ook al wistten we dat de kans om te sterven door een klimaatramp iets groter was dan vroeger. Omwille van die redenen, was ik het na dit laatste jaar, volledig beu. Die teisterende en knagende onzekerheid had geen goede invloed op mij. In het midden en noorden van Europa was het beter qua klimaat, maar de vluchtelingenstroom naar deze landen, of naar Engeland of de Verenigde Staten, bereikte zijn maximum. De economie was ook flink gekelderd in deze welvaartstaten de afgelopen jaren, maar in welk land niet? Toch had ik het besloten om het er op te wagen.

"Eén voordeel aan klimaatopwarming?"dacht ik cynisch. Miljoenen slachtoffers over geheel de wereld in 10 jaar tijd. Dit jaartal waren we met 8,2 miljard mensen op de aarde. Iedere schatting van de wereldbevolking trouwens overtroffen.

"Monster, ben je klaar?" Matteo haalde me uit mijn gedachten. "Huh?" antwoordde ik verdwaasd. Matteo lachtte helder. "Maak je maar klaar. Ik maak ontbijt." Hij knipoogde me toe. Met zijn rug naar me toe gekeerd, focuste hij zich op het maken van het onbijt. Ik kleede me snel aan. Blij dat ik voor deze week een simpele t- shirt en short had voorzien. Mijn boeltje pakte
ik ook zorgvuldig in.

Een toeschouwer zou denken dat ik een simpele rugzaktoerist was, maar in deze woelige tijden trok men zich niet zoveel meer aan, naar mensen hun bezigheden.

Ik haalde diep, maar zelfverzekerd adem. Ik was er klaar voor...

RANIA, 25 mei 2028, Autorit naar Algiers, 8u25

Ik plaatste me in de comfortabele zetels van Matteo's auto. Nog steeds vroeg ik me af, waar Matteo het geld vandaan haalde om hem een landrover aan te schaffen. Ik vroeg er echter niet naar door. Ook al had ik besloten hem te vertrouwen, (Hoe kon ik ook anders na wat hij allemaal voor mij had gedaan op zijn eigen typische manier?!) deze jongeman had nog een verborgen, donker kantje. De autorit naar Algiers duurde ongeveer een halfuurtje had Matteo me tijdens het ontbijt verteld. Uit de radio schalde muziek van zijn gsm. Popgeluiden afgewisseld door rock, indie en een stijl die ik niet kon beschrijven schalden door de boxen. Goedkeurend tikte ik met mijn vingers op de zware deur. "Matteo", ik verhief mijn stem boven de muziek, maar hij had het door en draaidde aan de volume knop en keek me lief aan, ik vervolgde mijn onafgemaakte zin, "wat doe je eigenlijk van werk hier?" Matteo lachtte en wat hij toen zei sloeg me met verstomming. "Zoals ik gisteren aanhaalde, ik ben afgestudeerd als sociaal werker en heb ook nog de master Gender en diversiteit gedaan. Sinds januari 2028 heb ik dat laatste diploma op zak, maar ik vind er amper werk in, ookal is er veel nood aan, het wordt door geen enkele overheid gesubsidieerd. Nu ben ik hier vooral bezig, mede omdat mijn vader Algerijnse roots heeft, met het in kaart brengen van de vluchtelingenproblematiek. Mensen bewust maken van de gevaren die het met zichbrengt om de Middelandse Zee over te steken, ze inlichten over de landen waar ze naartoe willen...en kortom ze gewoon helpen. Net zoals ik jou nu wil helpen." Hij lachtte met vriendelijk toe. "Dat was een hele opsomming niet?" vroeg hij vragend verder. Ik zet je straks af naar een plek waar ze jou verder kunnen helpen. "Vertel me nu eerst nog wat meer over jezelf en jouw familie? Zo kan ik luisteren of jullie in aanmerking komen. Want tegenwoordig is het nogal moeilijk om het vluchtelingenstatuut te krijgen. Zeker nu we een onderscheid maken tussen klimaatvluchtelingen, oorlogsvluchtelingen etc. Wat we eigenlijk niet zouden, kunnen en mogen doen, elk mens is gelijk, maar we kunnen niets anders." Zijn gezicht verstrakte en zijn ogen stonden sip. Wat hij vertelde wist ik al lang, toch deed het me huiveren. Matteo ging verder met zijn verhaal, met zijn pleidooi. Hij was niet te stoppen. "...natuurlijk is dit allemaal behoorlijk saai. Ik kan je ook mijn cursus aanbieden, maar kortom er komt heel veel papierwerk bij kijken. Het kan tot maanden duren, aleer het goedgekeurd wordt. Ik verslikte me en verlegde mijn aandacht vliegensvlug van het voorbijrazende landschap dat we passeerden, een landschap dat er sedert de regenbui veel beter uit zag na een periode van aanhoudende droogte, naar de chauffeur. "H...hoeveel maand precies?" Ik sukkelde over mijn woorden en beet net niet op mijn tong. "Goh, een periode van 6 maand tot 2 jaar sedert de nieuwe wetgeving. (*) Het is er niet op verbeterd." Matteo woelde verward door zijn haren en zuchtte, diep. Vervolgens verlegde hij zijn blik van het verkeer naar...mij. Strak maar onderzoekend keek hij me aan met zijn donkerblauwe kolkende ogen. Ik keek hem even strak en ietwat uitdagend aan. Het was een machtstrijd. We gaven beiden geen kik tot de andere iets zou zeggen. Een machtstrijd uitgelokt door onze ogen, gestuurd door onze geesten en vasthoudend, klemmend met onze harten. Het was haast poëtisch. Ik gaf geen kik, noch knipperde ik met mijn ogen. Een spanningsveld creëerde zich tussen ons. Matteo draaide zich weg van mij zonder een kik te geven. Koud en koel. De spanning was verbroken. "Rania, " zei hij, "Wat ben je van plan?" Mijn adem stokte in mijn keel, maar ik wou en liet het absoluut niet merken. Ik klemde mijn tanden op elkaar en zette mijn allerbeste pokerface op en sprak met een gemaakte stem: "Niets hoor, Matteo, ik vroeg me het gewoon af. Verbijsterend neutraal klonk het datgene dat ik net gezegd had. Ik was blij, maar niet heus. Matteo keek me van zijlings aan, één wenkbrauw half opgetrokken. "Oké, hoor, Rania, " maar ik hoorde dat hij me niet geloofde. Dat was wel duidelijk aan de manier waarop hij het zei. Vermoeid, koel en onaangedaan. Er ging een steek van pijn door mijn borst. De afgelopen twee dagen had ik aan hem te danken. Het lekkere eten, de warmte, de opluchtende gesprekken. Nu loog ik tegen hem. De jongeman die me quasi gered, verzorgd en beschermd had. Aan wie ik mijn zorgen die mijn geest teisterden had toevertrouwd. Het voelde absoluut niet goed aan. Absoluut niet goed. Ik maakte van mijn hart een steen en zweeg verder. Toch deed ik een schietgebedje. Ik was hem ongelofelijk dankbaar. De rest van de rit verliep in stilte, een ongemakkelijke spanning hing tussen ons in en werd alleen maar bijgestaan door de melancholische muziek die door de boxen schalde. Ik staarde naar buiten en slaakte een kreetje uit, zonder dat ik het wou of doorhad. "We zijn er!" voegde ik er maar haastig aan toe. Ik zag in de spiegel dat Mattéo half lachend, half spottend naar me keek. Met die uitdrukking op zijn gezicht zag hij er ongelofelijk knap uit. Ik voelde de drang om iets uitdagends te zeggen, maar ik hield me in en in de plaats daarvan gaf ik hem een duw met mijn elleboog. Speels en ondeugdend. 'Auuuuuw.' riep Mattéo gespeeld uit. Ik keek hem nog uitdagender aan. Zijn ogen kregen een uitdrukking die ik moeilijk kon duiden en plaatsen. Warm, zacht, teder....en liefdevol. Alsof de storm in zijn ogen gaan liggen was. Alsof hij eindelijk rust had gevonden in zijn leven. Ik voelde een warme golf doorheen gans mijn lichaam. Ik negeerde het en mijn hart werd opnieuw steenkoud. Matteo verminderde snelheid. Hij parkeerde hem op een voorziene strook en zette de motor uit. "Kom, Rania, ik wil je iets tonen." zei hij me voorzichtig, maar er was iets dwingend en smekend in zijn toon. Iets dat ik niet kon negeren, hoe koud mocht mijn hart ook zijn. Vuur woedde in mijn ogen. "Ik kom, Matteo." Staptte uit de auto en volgde hem.

MATTEO, 25 mei 2028, Haven van Algiers, 8u50

Kon ik haar blik maar inkaderen, opslorpen, voor eeuwig opslaan in mijn geheugen. Ik hield er genoegen mee dat het daar toch uiteindelijk ingegrift stond. Haar donkere bruine kijkers, die donkere poelen die me van dag één dat ik haar ontmoette in de ban hielden, geïntrigreerd als het ware. Steeds als ik haar aan keek vroeg ik me af of haar ogen van heel dichtbij diezelfde vurige flikkering zouden uitstralen. Telkens verwierp ik die 'dwaze' opkomende gedachte. "Matteo, je hebt zelf genoeg vuur, koud weliswaar, in jou. Eén, ze is jong. Jouw zusje is even oud. Mijn andere stem strak me tegen. Misschien 3 tot 5 jaar maximum? Vulde de andere, belerende stem aan. Twee, je kent haar amper...

Samen keken we doorheen het struikgewas, naar het bijna onaangeroerde plekje natuur. Het mooie zand en kei strandje. Klein maar fijn zoals ik het noemde. Ik baande me een weg voor haar, en maakte een pad vrij zodat we ons zonder schrammen door het struikgewas konden voortbewegen. "Volg je me?" riep ik achter haar.

"Wooooow!" Hoorde ik achter me. Een warme, aangename tinteling verspreidde zich vanaf mijn lenden doorheen heel mijn lichaam.

Ik kleurde rood, door het gevoel dat ze me gaf. Blij dat ze het niet kon zien. Soms kon ik haar peilen, hoe ze haar voelde. Andere momenten las ik niets in haar bruine ogen. Alleen donker. Ze was een meester in haar gevoelens verbergen. Toch...

Ik werd afgeleid door het kolken van de zee. Dit was mijn geheime plek. Het plekje waar ik met mijn grootvader, de vader van mijn vader kwam. Van wie ik mijn passie voor de natuur en alles wat leefde had meegekregen. Na zijn dood kwam ik hier met mijn ouders. Later ook met een van mijn vriendinnetjes. Een Belgische die ik ooit eens meegenomen had naar Algerije.

"Woooooow, Mattéo, HET IS HIER PRACHTIG." De stem naderde en bevond zich op een gegeven moment dicht naast mij. Dezelfde aangenaam tinteling verspreidde zich weer. Ik voelde energie rond ons kolken. Elektriciteit. Vuur en koude. Donker en licht. Ying en Yang. Snel verwierp ik de dwaze gedachten.

Samen keken we naar hoe meeuwen en andere zeevogels zich loom lieten meedrijven op de warme zeelucht. Hoe de zee kolkte. Hoe het schuim tegen de rotsen sloeg. Hoe het keien liet meedrijven en terugkeren. We stonden daar amper 5 min in stilte, maar voor mij leek het een eeuwigheid te duren. En het mocht ook zo lang duren. Voor eeuwig.

"Rania," zei ik zacht, "kom je terug mee?" Ik voelde haar naast mij verstrakken. Ik keek haar lang aan. Ik wist niet meer wat ik dacht, wat ik voelde...wie ik was. Ik verdronk in haar ogen. Toen deed ze iets spontaans, iets heel liefs en geheel onverwachts. Ze stond op haar tippen, raakte mijn schouders licht aan, als de afdruk die een vlinder achterlaat, licht en amper voelbaar en gaf me een vederlichte kus op de wang. "Ik ga nog even naar het WC." fluisterde ze in mijn oor. Ze stopte me iets in de handen dat aanvoelde als een klein stukje papier. Vervolgens zei ze woorden die ik nooit meer zal vergeten, die ik nooit meer kan of wil vergeten. "Bedankt voor alles, Matteo. Vaarwel, mijn redder." Ik bleef verstijfd staan. Nog nooit had een jonge vrouw, hoe knap ze ook mocht zijn, zo'n indruk op me achtergelaten. "Vaarwel, mijn hartendiefje." Antwoordde ik haar toe, in het Nederlands en amper hoorbaar. Ik wist echter dat ze het gehoord had, want ik voelde haar vingers trillen op mijn huid. Zonder dat ik het opgemerkt had of doorhad, deed ik mijn ogen weer open. Ik knipperde. Één oogopslag was ze er nog, de andere was ze weg. Ik bleef daar nog een lange tijd staan. De woorden flitsten door mijn hoofd, zonder dat ik het toen doorhad wat ze écht betekenden. "Vaarwel, mijn redder..."

ONBEKEND, 25 mei 2028, Haven van Algiers, 9u20

Ik stond paraat aan mijn camionette. Paraat was nogal sterk uitgedrukt, ik had verschrikkelijke hoofdpijn, hoogstwaarschijnlijk door de alcoholconsumptie van afgelopen avond en nacht. Misschien de volgende keer minder drinken, hield ik mezelf voor. Geen haar op mijn hoofd dacht er aan om de mooie job die ik had te verliezen of te verkwisten aan mijn alcoholverslaving. De job waar ik zo hard voor moeten knokken had. Waar ik in 3 maand tijd mijn rijbewijs voor had gehaald. Ik gniffelde bij de gedachte er aan. Gelukkig was ik een snelle leerling op de meeste vlakken.

De eerste mensen stroomden toe, op de afgesproken en ietwat verscholen plaats. Mensen vervoeren, zodat ze vervolgens overgesmokkeld werden naar Europa was illegaal. Als je betrapt werd, was het een flinke som geld en een zware gevangenisstraf. Toch gebeurde het overal, de lokale politie machten hadden hun pogingen tot al lang opgegeven. De laatste 10 jaar was er veel veranderd, overal ter wereld als ik mijn medecompagnons mocht geloven tenminste. Ik gniffelde weeral eens in mezelf. Kon me helemaal niets schelen, als ik er maar van kon van leven of overleven, beter gezegd. Ik kon maximum 12 volwassenen vervoeren in de zware camionette met verduisterde ramen, die ik 'leende'. Ik was op alles voorbereid, had papieren waar er op stond dat ik oliën van een plaatselijk, peperdure bedrijf vervoerde naar de haven. Klaar voor transport stond er op de weliswaar valse papieren. De camionette mocht absoluut niet geopend worden, omwille van de houdbaarheid van de oliën. Natuurlijk zat de rijke zakenman van het oliënbedrijf ook achter dit zaakje en kreeg hij er een flinke som geld voor. "Een nog grotere smeerlap dan jij. " dacht ik. Was dat mogelijk? Hoogstwaarschijnlijk wel. Waarschijnlijk had hij geen bloed aan zijn handen, maar had hij impleciet de dood van de honderden Algerijnse burgers op zijn geweten.

Een gezin met kinderen kwam naar mij toe. De man sprak me toe, haast smekend. Ik snoof. Een man hoorde niet te smeken in mijn ogen. Ik antwoordde: "Ofwel gaan u en uw vrouw mee en laten jullie de kinderen aan mij over. Ofwel gaan jullie alle vijf niet mee." De man zijn ogen verstrakten. Ik lachte in mezelf, dat was al een betere houding. "In geen honderd jaren." antwoordde de man boos. "Oké, nog een goeie dag verder." "Smeerlap", hoorde ik de vrouw tussen haar tanden door sissen. Met enige interesse, fixeerde ik me op haar. Tegenwoordig waren de dag van vandaag de vrouwtjes minder neerbuigend dan vroeger en een pak onbeleefder, dat ook. De vrouw was knap, een typische Algerijnse, klein maar slank, met zwarte haren en donkere ogen. De vrouw keek me aan. Haar ogen stonden woedend. Zonder dat ik het verwachtte, spuugde ze me op de kleren. "Godverdoms vrouwmens!?" vloekte ik luid. Eén van die kleine ettertjes van het gezin lachtte. De man trok zijn vrouw en kinderen mee en vlug maakten ze zich uit de voeten. Ondertussen stonden er 11 mensen op de plaats. Voornamelijk jongemannen en oudere mannen. Mijn ogen vielen op twee jongevrouwen. "Hmm, uitzonderlijk." mompelde ik tegen mezelf. "Oke", ik verschief mijn stem, "ik vertrek binnen 5 min, tenzij jullie nog iemand kennen die mee wil, stel ik voor dat jullie het jullie comfortabel maken in mijn luxeuse camionette." Hier en daar hoorde ik onbeleefd geroep. Ik trok me er niets van aan. Mijn camionette was helemaal niet luxeus of aangenaam. Het was een simpele camionette, met langs weerzijden banken. Wat had ik hier voor me deze keer? Rijkeluis mannen en vrouwen? Meestal was het het ietwat armere deel van de bevolking die gebruik maakten van deze transportmethode. De rijkere vonden een andere slinksere manier om in Europa, Engeland of Amerika asiel aan te vragen. Ik had gehoord dat het tegenwoordig steeds moeilijker werd om asiel aan te vragen, dus ik vermoedde dat het niet veel meer uitmaakte of je geld had. Misschien kon ik straks nog een mooie som geld neerstrijken! Ik lachtte in mezelf. Een jongeman, schudde met zijn hoofd. Ik keek hem recht in de ogen. De jongeman keek niet weg. "Hola, wat hebben we hier! Welk vlees in de kuip, durfde mijn blik en mijn geestelijke toestand te bespotten?" vroeg ik me af. Ik duwde de jongeman de camionette in. Ik rilde bij de aanblik die de jongeman me vervolgens af. Mijn leven was me nog nét te dierbaar. Ik kon het zo zeggen, deze jongeman ging over lijken. Nét als ik. Dat maakte het interessant. Zo iemand kwam me goed van pas.

Toen iedereen was ingestapt en zich zo comfortabel mogelijk in de wagen had gezet, en hun weinige gerief dat ze meehadden, achter hun hadden gestapeld, knikte ik naar de jongeman van daarnet. "Jij, meekomen, jij mag vooraan." De jongeman lachte verbaasd, maar vooral zelfingenomen. Hij sprong uit de wagen en landde net naast mij. De anderen achtten er geen aandacht aan. Sommigen weliswaar keken me woedend aan. Vervolgens lachtte ik hun toe en spotte: "Veel plezier, sardientjes." In een taal die de meesten hoogstwaarschijnlijk niet konden verstaan. Hun aanblik was goud waard en misschien zij ook, al wisten ze dat nog niet. Ik gniffelde. Ik keek op mijn peperduur horloge. Nog één minuut. Ik smeet de deuren van de camionette toe en wandelde naar de bestuurdersplaats.

"WACHT!...MENEER!" Een jongevrouwenstem riep me luid en bevelend toe. "Nog zo' n sloerie als daarnet. Waar kwam dit ras van vrouwen in godsnaam vandaan?!" Mijn opborrelende woede bedaarde al wat toen de niet onaangenaam klinkende stem er meneer aan toe voegde. Ik draaide me bruuks om en mijn mond viel open van verbazing. Een niet onknappe jonge vrouw kwam op me afgerend met een gigantische zak op haar rug. "Wel, wel, wat hebben we hier, een rijkeluisdochter?" Ik lachtte mijn scheve tanden bloot. De vrouw naderde en liep me net niet tegen het ongewassen lijf. "Ow, ow, rustig, dametje!" Ik lachtte. "Goeiedag, meneer",vantwoordde ze, "bent u Saïd?" Ik was verbaad over hoe ze me aansprak. Duidelijk een rijkeluiskind. Toen ze naderde zag ik dat ze nog jong was, geen tiener meer, maar ze balanceerde op het randje. Ze was groot, een kop kleiner dan mij weliswaar, had een slank, maar gespierd lichaam, licht krullende ravenzwarte haren, een mooie mond, een typisch algerijns neusje en vooral haar donkere ogen vielen me op. "Wel, wel." zei ik opnieuw luidop, ik likte langs mijn lippen. De jongevrouw doorboorde me kwaad met haar ogen. "Wat een pit!" ik lachtte. " Kan ik nog mee? Ik kan betalen." antwoordde de jonge vrouw kortaf. "Tuurlijk, liefie, je mag mee vooraan in de auto. Jouw gerief kan er ook wel nog bij." Ik gaf haar een knipoog. Haar ogen werden donker en kolkten van woede. Zo had ik ze graag, ietwat wild, pittig maar beleefd. " Je kan plaats nemen aan de rechterkant, naast de jongeman vooraan." Ze gunde me geen blik meer waardig en stapte resoluut naar de passagierszetel. Eenmaal ingestapt smeet ze deur achter haar dicht.

Ik lachtte in mezelf en staptte naar de bestuursplaats. Vandaag beloofde een speciale en uitzonderlijke dag te worden...

RANIA, 25 mei 2028, Haven van Algiers, 9u35.

Ik smeet de deur achter me dicht. "WAT EEN SCHOFT." Ik was woedend en had nu al spijt voor het pad dat ik gekozen had. Wist ik veel wat me er nog allemaal te wachten stond?! Ik inspecteerde de auto waar ik in zat, mijn blik viel op jongeman die tussenin mij en de lege plaats, waar ik mijn rugzak had neergeploft, zat. "Nog zo' n onbeschofterik?" dacht ik bij mezelf. De jongeman, ik schatte hem rond mijn leeftijd of zelfs jonger, keek strak voor hem uit, met een meedogenloze grijns op zijn gezicht. Zijn uitdrukking deed me onnadrukkelijk huiveren. Het beloofde een helse tocht te worden....

(*) Is pure fictie. Berust zich niet op feiten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top