꘎ V I J F ꘎

"Doe het opnieuw."

Ik draai met mijn ogen, maar Agnes' strenge blik lijkt gaten te boren in mijn gezicht, dus doe ik toch maar wat ze van me vraagt. Ze staat achter glas. Of nee, ik sta achter glas. Gevangen in een glazen kooi. Ik weet dat het maar tijdelijk is, maar toch lukt het me niet om mijn hart te kalmeren.

Ik buig me voorover, naar de vierde vaas in de rij, en laat mijn handen over de bloemen glijden. De bloemen verwelken en vallen uit elkaar in as. Ik kijk uitdagend naar haar en het kost me niet eens zoveel moeite om me in te beelden dat haar gezicht op een van de rozen zit.

Als ze al bang is, dan weet ze het goed te verbergen. Ze heeft de dikke kaft weer vast en dit keer kan ik zien dat mijn naam erop staat in keurige blokletters. Af en toe bladert ze door de papieren die erin zitten en knikt dan alsof er net iets heel interessants gebeurd is.

"Nu de laatste bloemen nog."

Ik zucht en kruis mijn armen voor mijn borst. We zijn al een hele voormiddag bezig en ik snap niet wat voor nieuwigheden ze nu nog kan ontdekken. Bloemen gaan altijd op dezelfde manier dood.

Mensen daarentegen.

Agnes' frustratie is leesbaar op haar gezicht en het geeft me een goed gevoel over mezelf.

"Prima, dan niet. Marith gaat nog een bloedstaal afnemen, en dan zijn we klaar voor vandaag."

Vandaag. Dus morgen opnieuw en de dag daarna weer. Over en over, tot ze een antwoord heeft op een vraag die waarschijnlijk niet eens bestaat.

Ze draait zich om op het moment dat Marith binnenkomt. Ze richt zich tot het groepje mensen dat al de hele ochtend naar me heeft staan kijken. Een bedankje is er dus ook duidelijk te veel aan. Ik ga op de tafel zitten, en glimlach naar Marith. Het grootste deel van haar gezicht zit verstopt achter een mondmasker, en ze heeft blauwe handschoenen aan. Ze haalt verontschuldigend haar schouders op.

"Uit voorzorg."

Ik knik, en steek mijn arm uit. Ze zoekt een geschikte ader en wrijft erover met ontsmettingsmiddel. Mijn arm kleurt oranje terwijl ze weer naar me kijkt.

"Ik weet dat dit vervelend is. Ik beloof je dat ik mijn best doe om het te beperken, maar..."

Ze kijkt snel naar Agnes, en dan weer naar mij. Haar woorden zitten halvelings verstopt achter haar mondmasker, maar ik kan haar duidelijk verstaan doordat ze dichter naar me toebuigt.

"Ik ga ervoor zorgen dat Agnes je bloed nooit in handen zal krijgen."

Ik knik, me amper bewust van de betekenis van haar woorden. Marith draait zich even van me weg, om haar spullen te nemen, en ik frons.

"Wat wil ze er mee doen?"

Ze heeft ontsmettingsmiddel en lege buisjes vast, die ze naast me op tafel legt. Haar blik schiet kort weer naar Agnes en belandt dan weer op mijn gezicht.

"Ze wil er een wapen van maken."

Ik kom bijna overeind van de tafel, klaar om mijn handen om Agnes' keel te sluiten. Marith legt haar hand echter om mijn pols en kijkt me waarschuwend aan.

"Je raakt niet levend voorbij haar waakhonden."

Ik draai met mijn ogen.

"Ga jij me weer tegenhouden?"

Marith zucht en kijkt naar het materiaal dat ze verzameld heeft.

"Dat is wel wat van me verwacht wordt, Lorelei. Ik heb niet al die moeite gedaan om dan weer terug buiten gegooid te worden."

Natuurlijk niet. Ik knik, maar kan niet voorkomen dat mijn blik naar haar hand glijdt, die nog steeds om mijn pols ligt. Ze lijkt zich het te herinneren en trekt hem snel weg.

"Ik beloof je dat ik je bloed niet voor die doeleinden zal gebruiken."

Ik kijk haar uitdagend aan.

"Maar je wil dus wel nog steeds mijn bloed?"

Ze knikt kort, bijna zakelijk, en haalt dan haar schouders op.

"Ik ga je niet dwingen. Ik ben tot veel in staat, maar dit... dit moet je zelf willen."

Dan niet. Deze hoop vreemdelingen hebben helemaal geen zaken met mijn bloed. Ze willen niets met me te maken hebben, dus dan moeten ze me ook maar niet gebruiken. Marith lijkt door te hebben wat ik denk en haar blik wordt smekend.

"Het kan me helpen om een vaccin te vinden. Anders zou ik het nooit van je vragen."

Ik kijk over mijn schouder naar Agnes, die door lijkt te hebben dat Marith aan het treuzelen is. Haar blik is ongeduldig en er verschijnt iets onleesbaars in. Ik kijk weer naar Marith, die het ook gezien lijkt te hebben.

"Waarom wil Agnes geen vaccin?"

Het zou hen zoveel beter beschermen dan een stomme muur. Ze zouden iedereen binnen kunnen laten, zonder na te moeten denken over mogelijke besmettingen. Ze zouden mensen een beter leven kunnen bieden. Ze zouden de Buitenwereld kunnen redden.

Marith fronst en er verschijnt iets triest in haar ogen. Ze kijkt naar de lege stalen en ik krijg het gevoel dat ik het antwoord eigenlijk niet wil horen. Ze geeft het me toch.

"Als er een vaccin komt, dan valt het niet langer te verantwoorden waarom wij in onze steden mogen wonen, en jullie in de Buitenwereld moeten blijven."

Het duurt een tel voor het tot me doordringt. Mijn lichaam lijkt de betekenis van haar woorden eerder te begrijpen dan mijn hoofd, want mijn maag keert zich om en ik voel me misselijk worden. Natuurlijk zullen ze hun rijkdom niet opofferen voor ons. Ik wil overeind komen, maar ik heb het gevoel dat mijn benen het zullen begeven.

Het is logisch en tegelijk zo onlogisch. Hoe oneerlijk kunnen mensen zijn? Het doet me nog meer walgen van de Omwallingen, van Agnes, en ik voel mijn bloedlust tot leven komen.

Marith kijkt me bezorgd aan. Ik sluit mijn ogen in een poging om de wervelingen te onderdrukken. Wat doe ik hier eigenlijk?

"Waarom..."

Is ze beter dan de rest? Of is ze even egoïstisch, op zoek naar haar eigen overwinning? Ik zet door, de misselijkheid nu alom aanwezig.

"Waarom wil jij dan een vaccin?"

Ik weet het antwoord al, diep vanbinnen. Ik wil toch de bevestiging. Ik wil dat Marith toegeeft dat ze niet heilig is en dat ze het vaccin niet zal gebruiken om de Buitenwereld te redden. Ik ken haar ondertussen goed genoeg om te weten dat dat haar antwoord zal zijn. Het verbaast me dan ook niet wanneer de woorden uit haar mond vallen.

"Omdat Joseph het Virus gehad heeft."

Ik wil doen alsof het me verbaast. Maar eigenlijk weet ik dit al sinds hij me omhelst had in die witte kamer. Ik staar doelloos voor me uit. Ik weet niet meer wat boven of onder is, of hoe ik me hier ooit uit zal kunnen vechten.

"Lorelei..."

Ik sluit mijn ogen even en probeer me in te beelden hoe het zou zijn om zonder krachten te leven. Om mensen aan te raken, of dieren, zonder te moeten vrezen dat ik hen zou doden. Maar ik duw de gedachte weg. Die persoon ben ik al heel lang niet meer. Ik ben Lorelei nu. Ik besef dat ik hier niet zomaar weg zal komen, niet zonder hen te geven wat ze van me willen, dus ik knik lusteloos naar haar.

"Doe het."

Ze aarzelt even, maar ik knik opnieuw. Ik wil gewoon dat vandaag voorbij is. Als ze het bloed heeft, dan laat ze me misschien met rust. En Agnes... Voor Agnes vind ik wel een andere oplossing.

Marith haalt de naald boven, maar er zit nog steeds twijfel in haar ogen. Ik kijk weg van haar op het moment dat ze de naald richting mijn arm beweegt. Ze telt af, maar prikt vroeger dan ze belooft. Ik wil er bijna iets van zeggen, maar mijn bloed lijkt plots door mijn aderen te razen, verstikkend heet en woedend.

Ik probeer het gevoel te negeren en knars mijn tanden op elkaar. Het lijkt het alleen maar te verergeren en ik moet opgeven. Mijn hoofd draait en ik zwaai met mijn hand om haar tegen te houden.

"Stop."

"Het is zo..."

Ik schud mijn hoofd en krijg de woorden amper nog uit mijn mond.

"Stop. Er is iets mis."

De rode mist komt weer opzetten, klaar om zich te verdedigen. Mijn vingers klemmen zich pijnlijk om de tafelrand, en ik sluit mijn ogen. In en uit. De bloedlust kolkt, en het lijkt alsof mijn aders willen ontploffen.

Ik kan voelen wanneer Marith doet wat ik van haar vraag. Mijn spieren ontspannen zich meteen. Het neemt enkele seconden langer in beslag voor mijn bloedlust. Ik voel dat Marith zachtjes een doekje op het wondje duwt, en dan haar hand op mijn wang legt.

"Het is voorbij, ik ben gestopt. Gaat het met je?"

Ik knik terwijl de mist in mijn hoofd eindelijk opklaart. Mijn bloedlust kalmeert zich terwijl ik de snikken in mijn keel probeer te onderdrukken. De hitte in mijn aderen zakt weg, meer en meer tot ik eindelijk weer normaal kan ademen.

Alleen de leegte blijft.

꘎꘎꘎

Ik spendeer de rest van de dag op de vensterbank van het raam in mijn slaapkamer. Ik kijk naar buiten, naar Joseph die met Toto speelt, en omarm mijn benen. Het kille gevoel van eerder is nog steeds niet helemaal verdwenen en ik begin bang te worden dat het dat misschien wel nooit zal doen.

Ik probeer te bedenken wat er misgelopen is, waarom mijn lichaam zo reageerde, maar mijn hoofd blijft leeg.


"Ik heb iets voor je."

Ik kijk weg van het raam en besef dat Marith in mijn kamer staat. Ik begin door te krijgen dat ze de vervelende gewoonte heeft om nooit eens te kloppen en dat ik de vervelende gewoonte begin te krijgen om naar haar onverwachte bezoeken te verlangen.

Ze is hier alleen omdat ik Josephs geheim weet.

Ik draai mijn gezicht van haar weg en sluit mijn ogen. Diep vanbinnen weet ik dat dat de reden is. Dat ze hier is omdat ze mijn bloed nog steeds nodig heeft. Maar waarom is het dan zo gemakkelijk om te geloven dat ze hier gewoon voor mij is?

"Ik kan het je ook een andere keer tonen. Ik weet dat vandaag nogal vermoeiend geweest moet zijn, dus..."

"Nee, blijf."

Ik schrik van de ruwheid van mijn stem, maar Marith lijkt er niet om te geven. Ze komt naar me toe en gaat tegenover me zitten in de nis van het raam. Ze glundert bijna wanneer ze me haar geschenk geeft. Het zit in krantenpapier, maar ik voel aan het gewicht meteen dat het een boek is.

Ik scheur het papier voorzichtig open en zie een met goud ingelegde titel verschijnen. Dracula. Ik kijk op naar haar en mijn hart tuimelt bijna uit mijn borst. Ze heeft een trotse blik op haar gezicht.

"Dit was je aan het lezen, toch? Toen we elkaar ontmoet hebben?"

Het verbaast me dat ze zich dat nog herinnert. Mijn hart versnelt een beetje en ik berisp het. Stop ermee. Dit betekent helemaal niets. Ik kan echter niet voorkomen dat ik glimlach en ik knik naar haar terwijl ik mijn vingers over de kaft laat glijden.

"Ik heb het nooit echt gelezen, maar ja."

"Oh?"

Ik haal mijn schouders op, en voel mijn wangen branden. Het voelt plots stom om toe te geven dat ik er niet zo goed in ben, ook al heeft het me nog nooit in de problemen gebracht.

"Wel ja, ik kan het wel. Het is gewoon dat het heel lang duurt. De letters, ze... Ze lijken te dansen wanneer ik het probeer, dus ik vind het niet zo leuk om te doen. Vita las me vroeger altijd voor, waardoor ik de meeste verhalen gewoon vanbuiten geleerd heb."

Marith kijkt naar me met grote ogen en een tel lang denk ik dat ze me zal uitlachen.

In plaats daarvan leunt ze naar me toe, en trekt ze zachtjes het boek uit mijn handen. Ze kijkt me niet meer aan terwijl ze het openslaat, en de eerste witte pagina's met zorg omslaat tot ze gevonden heeft waar ze naar zoekt. Ik staar naar haar, maar ze negeert het en legt het boek op haar knieën.

"Hoofdstuk één, dagboek van Jonathan Harker..."

Ze kijkt kort naar me, en ik kan niet voorkomen dat ik glimlach. Ze zet verder, trager dan Vita, maar minstens even levendig. Ik sluit mijn ogen, klaar om vandaag te vergeten, en laat me verdrinken in haar warme stem.



Wat denken jullie, moet Lorelei haar bloed doneren of niet? 👀

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top