꘎ D R I E ꘎

Ik leg mijn hoofd op de tafel en kijk naar Marith, die aan de andere kant van de zaal heen en weer beent. We zijn al uren aan het wachten op haar moeder, of op eender wie, en ik begin meer en meer te denken dat er niemand zal komen opdagen.

Het is heel erg wit hier. De dingen thuis waren nooit echt wit, maar dat is in Nirva duidelijk anders. Het oppervlak van de tafel glanst, zo hard dat de rozen die erop staan, ook wit trouwens, erin gereflecteerd worden. Het lijkt wel alsof alles hier perfect moet zijn en ik vraag me af hoe zoiets leefbaar is. Ik schrijf met mijn vingertoppen woorden op de tafel en door het stof aan mijn handschoenen zijn ze nog leesbaar ook. Ik glimlach om mijn kleine geheim, maar word onderbroken door het lawaai op de gang.

Er klinken stemmen die halt houden aan onze de deur en Marith recht haar schouders. Ze is gespannen, dat zie ik aan de manier waarop ze haar vingers nerveus in elkaar vlecht en haar mondhoeken omhoog probeert te duwen. Ze faalt daarin. Ik vraag me af of ik me zorgen moet maken, maar kan er niet eens bij stilstaan, want de deur gaat open.


Een lange, statige vrouw komt binnen. Haar lichte haren zitten in een strakke dot, elk haartje perfect op zijn plek. Ze draagt een donkerblauw kleed dat tot op haar knieën valt, en dat benadrukt hoe bleek haar huid is. Marith kijkt naar haar met een vreemde mengeling van angst en verwachting, maar de vrouw heeft alleen maar ogen voor mij.

Haar koele blik glijdt over me heen, en ik moet een rilling onderdrukken. Ik ga een beetje rechter zitten, maar het lijkt niet voldoende, dus ik kom overeind. Het is een te bruuske beweging, want de vrouw zet een stap achteruit. Ik besef meteen dat ze weet waartoe ik in staat ben.

"Marith, ik had niet verwacht je terug te zien."

Ik frons. De vrouw kijkt nog steeds naar mij, ook al zijn haar woorden nu duidelijk op Marith gericht.

"Zo makkelijk krijg je mij hier niet buiten, Agnes."

Het oog van de vrouw trekt samen in irritatie. Dit keer kijkt ze wel naar Marith.

"En je denkt dat zij voldoende is om je weg terug naar binnen te kopen? Je zou eender wie van de straat geplukt kunnen hebben. We weten allebei dat je niet erg... Betrouwbaar bent."

Marith krimpt in elkaar, maar ik merk het amper. Naar binnen kopen? Wat is hier in godsnaam aan de hand?

"Ik heb haar bezig gezien. Ze is het."

De vrouw, Agnes, kijkt weer naar me.

"Laat het haar bewijzen."

Ik voel mijn mondhoeken omhooggaan. Prima, laat het me bewijzen. Ik wil de angst in haar ogen wel eens zien wanneer ze zich realiseert dat ze niet aan me zal ontkomen. Marith heeft echter andere plannen voor me, en duwt de vaas met bloemen naar me toe.

Mijn bloedlust keert zich om vanbinnen. Ik weet dat het niet genoeg zal zijn om het te kalmeren, niet met de belofte op bloed. Maar overleven is belangrijker op dit moment, dus ik doe wat er van me verwacht wordt. Ik trek mijn handschoen uit en klem mijn hand om de bloemen.

Ze verwelken binnen de seconde.

Er is geen lied dit keer, geen symfonie van bloed. Gewoon het ritselen van dode bladeren die op tafel vallen, tot de stelen van de bloemen verkruimelen in mijn hand en het weer stil wordt. Mijn bloedlust raast in mijn borstkas en doet mijn hart hameren. Meer. Geef me meer.

Het kost me alle moeite van de wereld om het gevoel te negeren. Mijn handen trillen wanneer ik de handschoen weer aantrek. Ik ga terug zitten terwijl ik mijn handen samenvouw in mijn schoot om me te beschermen tegen mijn bloedlust. Agnes maakt een goedkeurend geluid, en draait zich weer richting Marith.

"Prima. Ik zal je zaak met de Raad overleggen. Heb je iemand aangeraakt, daarbuiten?"

Marith schudt haar hoofd, en ik begrijp nu pas voor het eerst waarom ze zo afstandelijk was voor alles en iedereen. Dat is net de hele reden voor die belachelijk hoge muur. Hij dient niet om mensen binnen te houden, maar om het Virus buiten te houden.

"Ik wel."

Ik bijt op mijn lip, maar het is al te laat. De twee kijken mijn kant op, alsof ik iets heel ergs dom gezegd heb. Marith zwijgt, maar haar stilte wordt onderbroken door Agnes' lach. Het is een kleinerend geluid, en ik wens meteen dat ik gezwegen had.

"Het is goed dat ze Immuun is, want voor haar verstand hadden we haar niet kunnen gebruiken."

Wat bedoelt ze daar nu weer mee? Mijn bloedlust komt weer tot leven en ik veer overeind. Ik kan aan haar zien dat het op mijn gezicht te lezen staat en haar glimlach verdwijnt meteen. Juist goed. Ik weet niet wat ze denkt, maar ik zal niet zomaar met me laten sollen.

"Ik zie jullie snel."

Ze klinkt een stuk minder zelfzeker en het jut mijn bloedlust alleen nog maar harder op. Nu het een prooi gevonden heeft, wordt het moeilijker en moeilijker om het te kalmeren. Ik draai me weg van Agnes en Marith, en adem in en uit. In en uit. Over en over, tot ik de deur achter me hoor dichtvallen en mijn hart eindelijk weer gekalmeerd is.


Ik verwacht niet dat Marith er nog is wanneer ik me terug omdraai. Ze kijkt simpelweg naar me, alsof ze iets probeert uit te dokteren. Niet op een beschuldigende manier, nee, het lijkt meer op pure interesse. Ik ga weer op een van de stoelen zitten en pruts aan de dode bloemblaadjes.

"Was dat je moeder?"

Marith knikt, en gaat op een stoel aan de overkant van de tafel zitten. Het verwart me dat ze steeds zo dicht in mijn buurt blijft komen. Zeker omdat ze gezien heeft wat ik kan.

"Stiefmoeder, eigenlijk. Mijn vader is hertrouwd na de dood van mijn moeder, en..."

Verder komt ze niet, want de deur zwiert weer open en een vlaag van lichtblauw en wilde haren rent onze kant op.

Ik kom overeind, klaar om me te verdedigen. De vlaag blijkt een jongen te zijn, die niet eens tot aan mijn oksels komt. Hij let amper op me en vliegt Marith om de hals. Marith beantwoord zijn omhelzing meteen, en begraaft haar gezicht in zijn haren. Hij heeft dezelfde haarkleur als Marith, maar zijn huid is lichter dan de hare. Ik kan zijn gezicht amper zien, maar door de manier waarop hij zich vastklampt aan Marith ga ik ervan uit dat het haar broer is.

"Oh, Joseph..."

Marith fluistert zachte woorden in zijn haren en haar ogen worden vochtig. Ik voel me plots een indringer, en zet enkele stappen achteruit om me uit hun moment te verwijderen. Het trekt de aandacht van het kind, en hij kijkt op uit de omhelzing.

"Wie ben jij?"

Ik zwaai ongemakkelijk naar hem, en doe een poging om vriendelijk te glimlachen.

"Lorelei. Ik ben Lorelei."

Hij knikt, alsof hij dat eigenlijk al weet en glimlacht dan breed, terwijl er een blik van ondeugendheid in zijn ogen verschijnt.


Hij rent naar me toe, en komt vlak voor me tot stilstand. Ik blijf twijfelend staan op mijn plek, en hij kijkt naar me op met grote ogen. Ik voel me meteen ongemakkelijk door zijn open blik. Het is bijna alsof hij nog nooit iets slechts meegemaakt heeft in deze wereld. Beseft hij dan niet dat er in elke hoek gevaar schuilt?

"Jij hebt Marith thuisgebracht."

Er zit geen vraag in zijn stem, het is gewoon een vaststelling. Ik vraag me af of ik hem moet verbeteren, hem moet zeggen dat Marith degene is die mij naar hier gebracht heeft. Ik kijk naar Marith om advies, maar ze haalt simpelweg haar schouders op. Ik knik dus maar en zijn glimlach verlicht zijn hele gezicht. Zonder na te denken zet hij een stap vooruit en zwaait hij zijn armen om mijn middel.

Ik kijk geschrokken naar hem en hoor Marith naar adem happen. Mijn bloedlust reageert meteen op de aanraking. Maar in plaats van de gewoonlijk stem, de drang naar bloed, gebeurt er iets helemaal anders.

Mijn hart versnelt wanneer hij zijn gezicht tegen mijn buik duwt. Mijn bloedlust komt wervelend tot leven, strekt zich uit, doet mijn vingers trillen. Er zit iets in Joseph dat het aanwakkert, dat het vlammetje diep in me wil laten groeien tot een allesverslindende brand. Ik wil mijn handschoenen uitdoen zodat ik het beter kan voelen, het kan uittesten. Het zal hem niet doden. Ik weet niet waarom, maar ik voel het. Ik ben nog nooit zo zeker geweest van iets.

Er vormt zich een idee diep in me, maar ik duw het verward weg. Dat is onmogelijk.

Joseph laat me los, zijn glimlach nog steeds op zijn gezicht. Ik moet mezelf inhouden om hem niet terug tegen me aan te trekken. Ik zet verward een stap achteruit en adem enkele keren diep in en uit. Ik voel Mariths blik op me branden en ik wil me bijna verdedigen. Ik ben niet van plan om haar broer te doden, maar er klopt iets niet. Zou ze ervan weten?

Ik kijk naar haar en ik weet zeker dat mijn gezicht verraadt hoe geschrokken ik ben. Marith geeft me geen antwoord voor de vraag die ik niet stel en richt haar blik weer op Joseph. Haar gezicht wordt meteen weer zachter en het doet haar er jonger uitzien.

"Je bent zo groot geworden."

De jongen haalt zijn schouders op, alsof het niets is, maar ik kan aan Mariths gezicht zien dat er meer speelt dan de enkele centimeters die Joseph gegroeid is.

"Je bent dan ook lang weggeweest."

Hij kijkt haar niet aan en zijn schouders zakken een beetje naar beneden. Marith zucht en kijkt naar haar handen. Ik probeer te achterhalen wat er in godsnaam aan de hand is, maar ze ontwijkt mijn blik.

"Je weet..."

Joseph schudt zijn hoofd.

"Je had sneller terug kunnen komen. Je had het beloofd."

Ze lijken te vergeten dat ik er ben, en ik maak er handig gebruik van om elk woord van hun gesprek te analyseren. Dat is wel het minste waar ik recht op heb, toch?

"Dat mocht ik niet. Ik was Verbannen, Joseph."

Ik sla mijn hand over mijn mond om mijn emoties voor mezelf te kunnen houden. Marith is een Verbanneling? Natuurlijk. Alles valt eindelijk op zijn plaats. De rode lijst, de jongen uit de Voorstad, en...

En mij. Ze heeft me nodig om haar plaats in Nirva terug te krijgen.

Misselijkheid maakt zich meester van me en ik schud verward mijn hoofd. Het lijkt alsof mijn hart nog niet wil geloven wat mijn hoofd eigenlijk al weet.

"Je hebt me gebruikt?"

Alsof ze me echt nodig heeft om Agnes te doden. Nee, ze heeft me nodig om haar weg naar binnen te kopen in deze dwaze Omwalling. De twee kijken naar me, Joseph onbegrijpend en Mariths ogen gevuld met iets helemaal anders. Medelijden.

Oh, wat ben ik toch een idioot. Natuurlijk was het geen toeval dat er plots een mooi meisje in mijn huis stond, en dat ze bovendien ook nog eens mijn hulp nodig had. Zo'n dingen gebeuren alleen in verhalen. Waarom ben ik zo naïef? Ik bijt op mijn lip om mijn kolkende emoties voor mezelf te houden, maar ik kan aan Mariths gezicht zien dat ik daarin faal.

Ze zet een stap naar me toe, maar ik schud mijn hoofd en ontwijk haar.

"Ik wil naar huis."

Mijn stem klinkt hoog, alsof ik een kind ben dat net haar favoriete speelgoed verloren is, en ik schaam me ervoor. Ik draai me weg van de twee, wanhopig op zoek naar een uitweg uit deze glazen kooi.

"Lorelei..."

Ik schud mijn hoofd. Ik wil het niet eens weten. Ik ga met mijn handen door mijn haren en ben plots zo over het wit. Ik had beter moeten weten. Ik, met mijn oude, donkere kleren. Wat kom ik hier eigenlijk doen? Alsof er echt een plek voor mij is in een stad als Nirva.

"Laat me gaan."

Ik draai me weer om en doe de handschoenen uit. Ik gooi ze op de grond, het rood contrasterend met de vloer, en kijk naar Marith. Ze duwt Joseph achter haar en voor het eerst zit er een greintje angst in haar ogen.

Goed zo. Laat haar maar bang zijn. Ze heeft me hier naartoe gelokt en nu denkt ze dat ze me hier kan houden?

"Lorelei, je geraakt hier nooit levend buiten."

Ik draai met mijn ogen. Ze is zichzelf niet echt aan het helpen. Toegegeven, ik heb geen idee hoe ik hier weg moet geraken, maar ik heb mijn handen, en dat lijkt me genoeg om iemand te vinden die me daarbij kan helpen.

"Ik hoef niet meer naar jou te luisteren."

Ik zet een stap in haar richting. Ze krimpt een beetje in elkaar en ik voel me er slecht door. De stem vanbinnen zegt me echter dat het juist is, dat dit de manier is, dus ik doe het opnieuw, tot Marith amper nog achteruit kan.

Mijn woede voedt mijn bloedlust. Of mijn bloedlust mijn woede, ik heb geen idee. Ik weet alleen dat mijn hoofd tolt en mijn hart ratelt, en dat ik hier weg moet voor ik domme dingen doe. Dus draai ik me weg van haar, richting de deur, en kijk ik niet meer achterom wanneer ik ze opentrek.


Agnes staat voor me in de deuropening, met een dikke kaft in haar armen. Ze schrikt en er verschijnt angst in haar ogen wanneer ze doorkrijgt dat ik het ben. Mijn bloedlust giert ondertussen en ik strek mijn hand uit nog voor ik weet waarmee ik bezig ben.

"Shit, Lorelei."

Iemand gooit zich op me langs achteren en ik klap pijnlijk tegen de grond. Boven me hoor ik Agnes goedkeurend hummen en het is bijna voldoende om me weer naar haar toe te klauwen en haar bij haar enkels te grijpen.

De massa op mijn rug blijft liggen en ik worstel gefrustreerd heen en weer. Agnes zet een stap dichterbij met een zelfvoldane glimlach op haar gezicht. Ik slaak een kreet, maar het heeft geen effect.

"Stop ermee. Het heeft geen zin."

Marith fluistert de woorden zacht in mijn oor. Ik val stil en geef me gewonnen. Een snik borrelt op in mijn keel, en ik duw mijn voorhoofd tegen de gladde vloer om mezelf te kalmeren.

"Goed. Nu we dat achter de rug hebben, kunnen we over naar de belangrijke dingen. Marith, de Raad gaat akkoord met een proefperiode voor je terugkeer. Lorelei, jij bent vanaf nu officieel lid van het onderzoeksteam naar het Virus. Je zal tijdelijk bij ons wonen, aangezien het Marith is die je hier gebracht heeft."

Ze gaat verder met haar uitleg, maar ik hoor haar niet meer. Ik staar naar de witte tegels, die perfect glad geboend zijn. Ik zie mezelf terug kijken, mijn ogen vochtig en mijn gezicht op onweer. Ik wil verdwijnen in mijn spiegelbeeld, maar ik voel alleen maar de koude van de vloer die me eraan herinnert dat ik nergens heen kan.

Ik zal hier niet zomaar wegkomen, maar ik zal het hen ook niet gemakkelijk maken. Al is het het laatste wat ik doe.



Dan toch geen damsel in distress, die Marith 👀

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top