Tony Stark

Tony Stark was vijf toen hij leerde dat niemand om hem gaf, twaalf toen hij accepteerde dat zijn ouders niet echt zijn ouders waren. Hij was een wees. Ten miste, zo zag hij het. Hij wilde gewoon niet dat Howard en Maria Stark nog langer familie van hem waren. Op zijn vijftiende eindigde hij de high school en ging naar het MIT. Hij leerde Rhodey en Pepper kennen, en tien jaar later Happy Hogan. De man werd zijn persoonlijke chauffeur. Tony was toen al eigenaar van Stark Industries. Hij had zich alleen nog niet helemaal gevonden in de rol van CEO. Na een hoop succesvolle, maar eenzame jaren, kwam hij op de presentatie van de Jericho Missle in Afghanistan terecht. Drie dagen later kwam hij bij in een slecht verlichte grot. Hij bracht drie maanden door in gevangenschap, levend in de meest barre omstandigheden. In die drie maanden was het alsof een deel van hem doodging, en hij droomde die desbetreffende nacht over een vleugelloze vlinder. Maar tijdens zijn gevangenschap werd er ook iets geboren, en hij werd de man die hij vandaag de dag was, en die zich letterlijk dood aan het vervelen was tijdens de nabesprekingen van de laatste Avengers Missie.

'Saai!' Hij onderdrukte een gaap, ging staan. 'Zijn we klaar, of hoe zit het?' Hij knoopte zijn colbert al dicht.

Steve gebaarde hem terug te gaan zitten. 'We zijn pas klaar als ik dat zeg, Stark.' Zei hij scherp, en vroeg of iemand nog een opmerking wilde maken of iets wilde toevoegen. Toen niemand zijn hand opstak, maakte hij duidelijk dat ze konden gaan.

Terwijl het team opstond en één voor één de zaal uitliep, bleef Tony opstandig, armen gekruist, zitten. Hij keek beledigd op naar Captain America. 'Waar was dat goed voor, Cap?' Vroeg hij geïrriteerd.

'Discipline.' Steve pakte zijn schetsboek van de glazen tafel en klemde het tegen zijn borst aan. 'Zou je ook eens moeten proberen.' En de deur knalde dicht achter zijn rug.

Stark staarde door de grote ramen naar buiten. 'Discipline.' Mokte hij op treiterige toon. 'Moet je ook eens proberen.' Hij trok verachtend zijn lip op en besloot uiteindelijk zijn bui te laten varen. Opgewekt liep hij de ruimte uit, en struinde richting zijn lab.

***

Elke keer als Tony vloog, vreesde hij ergens dat iemand zijn vleugels uit zijn rug zou rukken, en hij in een tollend op de grond af zou snellen. Dat verbaasde hem. Hij vloog met repulsors, geen vleugels, en hij was heus niet zo stom geen back-up plan achter de hand te hebben – goed, misschien wel, maar daar ging het niet om.

Ondanks dit leerde hij te genieten van de vluchten, en probeerde ook zoveel mogelijk in de lucht te zijn tijdens de gevechten. Hij hield van de hoogte, van de duizelingwekkende diepte onder hem. Vallen zou niet eens zo verkeerd zijn, dacht hij weleens. Al was het maar om erachter te komen hoe de landing zou zijn, en of hij in één klap dood zou zijn, of langzaam zou sterven, of fris als een hoentje zou opspringen en gewoon verder gaan met het leven. Al was de val maar maar om te leren hoe hij ermee om zou gaan, en of hij ooit nog zou durven vliegen.

***

Vroeg in de ochtend was hij op zijn slechtst. Zonder koffie leek zijn lichaam en brein niet op te willen starten. Maar Avengers weerhielden hem het zwarte goedje, zeiden dat het niet goed voor hem was. Eén keer was hij 's ochtends zo van de kaart, dat hij richting de keuken slenterde roepend: 'Watson! Wat ben je aan het doen, mijn beste?' Alleen om daar aan te komen en Clint Barton achter het fornuis aan te treffen. Een andere keer, rond een uur of zeven – ze moesten vroeg weg die morgen voor één of andere missie in Rusland – bleef hij maar bazelen over hoe hij ervan overtuigd was dat hij Bruce al langer kende dan vandaag, en dan als in; hij meende Banner te kennen van een tijd van voor de Avengers, van voor Starks leven zelfs.

***

Er kwam een strijd waarin Thor een opmerking maakte over hoe Tony als een vlindertje rond dwarrelde in het luchtruim, en Stark dit hoorde. De billionaire kwam meteen naar beneden, landde gewelddadig voor de Dondergod en Captain America, en richtte zich dreigend op.

In zijn imposante Iron Man harnas was hij zeer weerzinwekkend, en even stonden Captain en soldaat, God en sterveling, dreigend voor elkaar. Maar toen verdween Tony's helm in zijn pantser en meldde hij opgewekt: 'Een raafzwarte, vleugelloze vlinder. Een bleke, raadgevend detective. Een donker, strijdlustig katje. Een zwart, onschuldig hert. Een stelende ekster. En uiteindelijk een ongewenste zoon, die in zijn leven één keer totaal veranderde en ook nog een tweede leven begon als Iron Man.' Hij telde ze op zijn vingers. 'Een kat heeft negen levens, Rogers.' Merkte hij op. 'Maar de vleugelloze vlinder blijft hem eeuwig bij.'

Terwijl de playboy terug de lucht in schoot, veegde Steve de tranen van zijn wangen. Stark, dacht hij, zijn kleine lieveling van tijdens de Tweede Wereldoorlog, was nooit verloren gegaan. Hier stond hij, in zijn achtste leven, klaar om ook het laatste met beide armen te omsluiten.

Boven hem werd Iron Man uit de lucht geschoten. 'TONY!' Rogers en de andere Avengers stormden naar de plek toe waar het lichaam was neergekomen op de grond. Ze volgden de procedure die ze ook bij de strijd om New York hadden gevolgd; gezichtsplaat eraf, Hulk die zijn ongenoegen uitte in een oorverdovende brul.

Maar deze keer opende de hazelnootbruine ogen zich niet meer.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top