Loki

Het was in een donker steegje. Een kleine jongen met pikzwarte haren die rond zijn schouders golfden, zat geknield naar een vlinder te staren. Het insect had inktzwarte vleugels, waarmee het tevergeefs probeerde op te vliegen. Het klapwiekte paniekerig, maar kreeg zijn lijfje niet van de grond.

Het jongetje stak zijn vingertje uit naar het beestje en gaf het een voorzichtige por. Het insect stommelde een paar pasjes opzij en leek wel verontwaardigd naar hem op te kijken. Even dacht Loki dat de vlinder met zijn ogen rolde, maar zoiets was onmogelijk. Volgens Vader hadden insecten geen gevoelens en waren alle wezens op Midgard bij voorbaat hopeloos verloren.

Hij keek even weg van de zwarte vlinder, naar het einde van de steeg. Mensenkinderen in oude vodden ravotten rond op het drukke marktplein. Loki benijdden de Midgardianen. Het was ongelofelijk hoe zorgeloos ze zich konden gedragen, terwijl ze in zulke donkere tijden leefden.

De geknielde God schermde de vlinder af toen een bekende stem zijn naam brulde: 'LOKI!'

Verveeld keek de kleine jongen om naar zijn oudere broertje. 'Thor.' Hij zuchtte. 'Kan je vader niet helpen of zo, in plaats van mij steeds lastig te vallen?' Hij opende zijn handen en keek naar de verwarde vlinder die hij gevangen hield.

De blonde, gespierdere God knikte serieus. 'Goed plan, Loki.' Hij draaide zich om en stormde de markt op.

Loki voelde voorzichtig aan de fluwelen vleugels van het prachtige insect. In Asgard hadden ze deze mysterieuze wezens niet, wist hij. Hij trok zachtjes aan de vleugels. Het liefst wilde hij ze meenemen en boven zijn bed in een lijstje hangen. Ze waren zo mooi, zoals ze glinsterden in de zon.

Het waren de Middeleeuwen, en Odin had zijn twee zoons mee genomen naar Midgard om ze te leren over haar idiote bewoners. De twee jongens waren helemaal ondersteboven geweest van alle interessante wezens die in de bossen huisden, en keken met Goddelijke verachting neer op de mensen. Nu zat Loki hier, alleen, in een stinkende steeg in het één of andere gehucht dat kilometers verderop waarschijnlijk nog te ruiken was. Voor hem stommelde een vlinder gedesoriënteerd over de kiezels, en Loki kon het niet laten een rukje te geven aan één van de inktzwarte vleugels.

Het hele insect ging mee de lucht in.

Geschrokken liet de jonge God het diertje weer los. Hij had niet gedacht dat ze zo licht zouden zijn. Opnieuw trok hij aan een vleugel, maar dit keer hield hij de rest van de vlinder tegen. De zwarte vleugel kwam los en bungelde nu tussen zijn duim en wijsvinger. Voor hem fladderde de vlinder met zijn resterende vleugel.

Loki zwoor dat hij de vlinder kon horen schreeuwen, en het leven vervloeken, maar dat was onmogelijk. Insecten konden niet praten. Dat had Vader zelf gezegd.

De God rukte de tweede vleugel uit en legde ze op zijn palm. Voorzichtig pakte hij het doodbloedende lichaampje van de vlinder op en legde het op een heet gebakken steen, ver van enige schaduw. Even keek hij grijnzend neer op de insect, tot hij zijn naam hoorde. Hij keek geschrokken om en zag zijn vader aan het einde van de steeg staan, gebarend dat hij moest komen. Zonder de halfdode vlinder nog één blik waardig te keuren, rende hij naar zijn vader toe en toonde deze de prachtige raafzwarte vleugels die hij van het sierlijke insect had gestolen. 'Kijk Vader.' Hij hield ze op naar de God. 'Kijk wat ik gevonden heb!'

Maar Odin keek niet. Hij was te druk met de kiezels die Thor had verzameld. Terwijl het drietal zich verwijderden van het marktplein, blies de vlinder zijn laatste ademtocht uit. Deze ging vergezeld met een vervloeking van het leven.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top