Een Dode Hand
Eén voor één tikten de druppels op het glas. In de kamer heerste er een stilte, verbroken enkel en alleen door het regelmatige getik op de ruiten en het geknisper van de haard. Ondanks de rustgevende aard daarvan was onze stilte alles behalve. Met ingehouden adem keken de spelers naar de achterkant van het laatste paar speelkaarten, bijna zwetend van de spanning. Iedereen wist wat er op het spel stond, iedereen had iets te verliezen. Want deze ene avond speelden we om meer dan alleen geld, deze avond speelden we met om leven.
Ik had hier eerst niet eens willen zijn. Ik had niks nodig, ik was gelukkig. Maar blijkbaar ook erg dwaas. Het was namelijk nog maar een week geleden dat Charles me had gevraagd om vandaag mee te spelen. Híj had wel iets nodig. Híj wou wel meespelen. Maar ook hij wist dat hij waarschijnlijk niet zou winnen. Daarom kwam hij naar mij, want als ik won, kon ik de winst altijd nog aan hem geven. ''Uit vriendschap'' had hij gezegd, niet dat daar nog veel van over is. Ondanks onze ''vriendschap'' had ik alsnog geweigerd. Ik had niks nodig, ik was gelukkig, maar misschien ook een beetje bang.
De dag daarna kreeg ik bezoek van een man gekleed in een pak zo duur dat vernederen zijn enige functie kon zijn. Hij vertelde me dat zo'n pak bloed, zweet en tranen kost. Alle drie zaken die niet perse uit je eigen lichaam hoeven te komen. Hij zei dat hij wel zijn manieren had om mij te overtuigen, en hij had gelijk, want nog geen drie dagen later was ik vastberaden mee te doen en te winnen. Alleen zou ik het niet meer voor Charles doen. ik werd gedreven door wraak, wraak voor Marie, wraak op die rijke moordenaar.
Links van mij aan tafel zat Koen. Op veel vlakken een typische Hollander, maar nooit zo gierig als ze ons wilden doen geloven. Voor hem was het geld niet belangrijk, het winnen zelfs niet. Hem ging het er om dat Charles niet zou winnen, want dat zou betekenen dat hij hier zijn laatste adem uit zou blazen. Hij had Charles nooit ontmoet, hij kende alleen de verhalen die men vertelde over de baas van het Geheim leger. Mythes die het volk hoop moesten geven om de oorlog niet alleen te overleven, maar ook te winnen. Niemand wist welke verhalen klopten en welke niet, ook Koen niet. Het enige wat hij eigenlijk echt wist van Charles waren zijn plannen. Want zoals velen onder ons had Koen een gezin. Hij had een vrouw en dochtertje die beiden in een stad niet al te ver van hier woonden. Koen wist dat als Charles won, zij stierven, en zonder hen zou ook Koen niet willen leven.
Robert zat rechts van mij, zo hard bevend dat de hele tafel mee trilde. Dat kleine beetje dat hij te verliezen had betekende veel voor hem, en hij zou strijden om het te behouden. Het probleem was dat hij niet gewend was om te strijden zonder geweer. Het slagveld was zijn thuis, niet hier noch in Duitsland, zoals velen dachten. Nee, Duitsland was het thuis van zijn enige zoon die binnenkort, net als hij, het leger in moest. Robert was hier gestrand, hij had een Belgische identiteit verzonnen en verbleef hier tot hij zijn zoon weer kon zien. Het lastige was dat om dat te doen hij geld nodig had, en ondanks zijn geluk was geld niet iets dat hij op straat had gevonden.
Naast Robert zat Charles. Goede oude Charles. Ooit een vastberaden kameraad van mij en een even moedige strijder. Hij wist hoe het voelde om iets te verliezen, misschien wel het beste van ons allemaal, maar toen ik hoorde wat hij van plan was met het geld ontdekte ik dat hij al dat gevoel allang was verloren. Hij verzette zich fel tegen de Duitse overheersers en saboteerde al het Duitse wat binnen hand bereik was, bijna ook Robert. Hij zocht geld voor bommen, hij had het geld niet eens direct nodig om zijn gezin te redden. Aanvoerlijnen, cruciaal voor het Duitse regime, gingen ten onder als hij won, maar samen met die lijnen stierven dan ook honderden families. ''Zij hebben ook burgers vermoord, dus waarom wij niet?'' was zijn verklaring. Dat was zijn smoesje.
Naast Koen zat verder nog de jongste van de groep, kleine Leopold. Het was een grote verrassing geweest hem hier te zien. Niemand kende hem, maar iedereen kon zien dat hij in geen geval volwassen was. Ondanks het leeftijdsverschil hadden ik en Leopold toch nog veel met elkaar gemeen. De reden dat wij hier zaten was voor ons beiden onze zus. Beiden wilden we niets liever dan wraak nemen, en beiden hadden we Three of a kind gelegd. Maar toch was er ook één groot verschil tussen ons, zijn zus leefde nog. Daarvoor had hij het geld nodig. Zijn ouders hadden hem achtergelaten met zijn kleine broer en zus, en het was zijn verantwoordelijkheid om voor hen te zorgen. Toen de Duitsers aanvielen schoten ze op iedereen, burgers en soldaten waren allen gelijk voor de racistische wet, en toevallig was zijn zusje dat dus ook. Ik vond dat hij nog geluk had. Zijn zusje niet, zij was volop geraakt van haar arm tot borstkas en lag daardoor in een ziekenhuis, maar Leo wel, want hij zou nog de kans krijgen om afscheid te nemen wanneer zij zou sterven. Dat maakte het makkelijker. Het weten dat hij nog vaarwel kon zeggen maakte het voor mij ook een beetje minder moeilijk om indirect zijn zusje te vermoorden. Maar had ik een keus?
Tegenover mij zat de grootste rotzak van allemaal, Marcel. Die fucking Marcel met zijn brede grijns en oneindige voorraad tabak. Híj had ons hier gebracht. Híj had ons allemaal schaak gezet door ons voor zijn plezier tegen elkaar op te zetten. De prijs was niet gewoon een grote som geld, het was een beter leven. Een leven waar je familie bij je was. Een leven waar je gelukkig kon zijn. Een leven dat dat van vier anderen had gekost. Hij was dan ook de enige die, ongeacht wat zijn uiterlijk zou doen vermoeden, niet zweette als een varken. Als een ander won verloor hij namelijk bijna niks, een honderdste van zijn totale kapitaal was zijn inzet geweest. Hij kon het kaartspel verliezen maar alsnog hebben gewonnen door ons allemaal hier te laten spelen. Er zouden altijd twee winnaars zijn die dag, en wij streden enkel om de tweede plaats. Althans, zolang mijn plan niet slaagde.
Ik had niks nodig. Ik was gelukkig. Toen stierf mijn zusje, mijn kleine, onschuldig zusje. Iemand had haar neergeschoten maar niemand wist waar of wanneer, behalve ik. Want ik wist welke dag ze niet was thuis gekomen. Ik wist welke dag ze stierf, maar ik wist niet wie haar had vermoord. Het kon even goed de eikel tegenover mij zijn als een willekeurige Duitser, misschien zelfs wel Robert. Maar ik moet toegeven dat het wel effect had, ik ging meespelen, en met de winst ging ik Marcels keizerrijk vernietigen. Legaal of illegaal, het geld zou gaan naar de persoon die het beste Marcels leven kon verpesten, of die persoon nu een Belg was of een Duitser.
Alle kaarten lagen op tafel. Leo en ik hadden allebei niks beters kunnen spelen dan een Three of a kind, en beiden hadden we gedacht daarmee te kunnen winnen. Charles had ik misschien het minst van al willen zien winnen, en alsof er zelfs in deze tijden nog een god was, legde hij een One pair. Ik was blij om te zien dat Koen de slechtste hand had, want hij was de enige die blij kon zijn zonder te winnen. Alleen Marcel had ik nog liever zien falen, maar hij kon er toch nog een Two pair uithalen, nipt slechter dan zowel mij als kleine Leo. Alles hing van Robert af. Niemand wist wat er ging gebeuren als er gelijkspel was, want niemand had eerder Poker gespeeld bij de meester van het spel zelf. Er werd wel eens gefluisterd dat hij zijn eigen regels had in zulke situaties, zijn eigen kleine oplossing. Misschien was dat wel hetgeen ik het meeste vreesde. De kaarten daalden. Langzaam werden de afbeeldingen zichtbaar, en langzaam rolde er een traan over Roberts wang.
Niks, geen paar, geen combinatie, en daarmee dus al helemaal geen Duitse reünie.
Toen we ons realiseerden wat dit inhield, keken Leo en ik elkaar vlug aan. Marcels lach sneed de stilte doormidden en was het enige geluid in de kamer. De regen was gestopt. De haard was gedoofd. Maar Leo en ik keken elkaar nog steeds in de ogen. Leo's hand verdween van de tafel, en kwam minstens even snel weer boven met een pistool in zijn hand. Ik verheugde me al, ik dacht dat Marcel vandaag zijn einde zou vinden. Dat hoopte ik, totdat de loop naar mij werd gericht. Natuurlijk. Want ik was de derde winnaar, en naast Marcel kon er maar één zijn.
Ik moest Leootje wel iets nageven. Hij is erg genadig. Hij wou me niet laten lijden, en probeerde me perfect tussen de ogen te knallen. Het is alleen jammer dat hij zo scheef mikt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top