Hoofdstuk 6 : Verbrandde appeltaart

vrijdag 12  juni 1254, Flurio


I

k stond uit het keukenraam te staren. De vogels kwetterden vrolijk terwijl ze in de middagzon speelden, de bomen wiegden heen en weer op het ritme van de wind en in de plaats van een heerlijke bloemen aroma, drong de geur van verbrande appeltaart mijn neusgaten binnen. Ik knipperde een keer met mijn ogen en toen pas drong het tot me door dat er nog altijd een appeltaart in de oven stond.

"OH SHI-"

Zo snel als ik kon, draaide ik me om naar de tafel waarop mijn paarse ovenwanden lagen en haastte me naar de oven. Toen ik de ovendeur open trok, vloog er een walm van gloeiend hete stoom in mijn gezicht. Mijn ogen begonnen licht te tranen. De geur van verbrandt deeg was niet meer uit te staan. Met opgetrokken neus haalde ik het mislukt baksel uit de oven en zette hem op de keukentafel.

"... Dat gaat niet goed smaken."

Op dit moment zou een anti-verbrand spreuk goed van pas kunnen komen. Spijtig genoeg, bestond deze niet. Ik zou natuurlijk een genie in het ontwikkelen van spreuken kunnen zijn geweest, maar jammer genoeg voor mijn appeltaart, was ik dat niet. Geen slimheid voor mij, geen spreuk voor de appeltaart. Het zou verstandiger zijn om de taart weg te gooien.

Mijn arme, arme appeltaart.
In een niet al te vrolijke bui, gooide ik de bijna volledig zwarte taart in de vuilbak. Om de vreselijke geur weg te jagen, deed ik een bloemendans. Een heerlijke geur verspreidde zich doorheen mijn huis. Het was de geur van mijn favoriete bloem: de Eucalyptus.

Het was niet zonder reden dat de Eucalyptus mijn favoriete bloem was. De dag dat ik geschapen was, was laatste dag van de Eucalyptus en de eerste dag van de boompioen. Deze bloemen waren mijn bescherm bloemen en de bron van mijn magie. Wanneer deze bloemen bloeiden, was mijn magie op haar sterkste. Op dit moment bloeiden ze niet, dus was mijn magie niet zo sterk. Niet dat het veel verschil maakte.

Ik trok een stoel naar achteren en ging erop zitten. Met mijn ellebogen op de tafel, bleef ik een paar minuten in het niets staren. Appeltaart, taartappel, traatleppa... Het enige waar ik aan kon denken was mijn appeltaart. Ik trok met mijn handen aan mijn wangen om mezelf wat op te fleuren en plakte een geforceerde glimlach op mijn gezicht. "Xers zei dat ik dit gewoon voor dertig seconden moet volhouden en dan zou ik me vrolijk moeten voelen. Je kunt dit, Crisha!" Ik had niet veel hoop voor deze methode, maar het werkte echt. Ik zette op mijn denkbeeldige to-do list om de volgende keer dat ik Xers zie, extra vriendelijk tegen hem te zijn. Het zou mijn voornemen van deze maand zijn. Niet dat het al de twaalfde was, maar beter laat dan nooit, nietwaar?

Nu ik erover nadacht, waarom was ik ook alweer aan het bakken? Ik wist maar al te goed dat ik een vreselijke kok was.
"Ah juist ja... dat was de reden..."
Vandaag was de dag dat ik 46 jaar geleden op deze vreemde wereld terecht was gekomen. Het was de dag dat ik, de twaalfde heks was geboren. Voor mij was het mijn verjaardag en voor de gewone mensen was het al zesenveertig jaar lang een feestdag.

46 jaar. Ik voelde me op oprecht oud. Mijn ziel was dat van een oud wijf in het lichaam van een zevenentwintigjarige. Een van de grootste redenen waarom ik niet met iemand wou daten. Ik zou mezelf een pedofiel voelen als ik achter kindjes van twintig ging en 40-jarigen waren ook niet echt een optie.

Mij hoorde je niet klagen, ik was tevreden met mijn single leven. Het enige waar ik niet al te blij mee was, was dat ik een ramp in socializen was. Ik was een absolute ramp op dat vlak. Zet me bij mijn vrienden geen probleem, maar vanaf het moment dat je me bij iemand zet die ik totaal niet ken, zal de conversatie niet veel verder gaan dan "Hallo", "ja", "nee", "hoeveel kost dit?" en "nog een fijne dag". In zeldzame gevallen, lukte het me om nog een fatsoenlijke dialoog met een persoon aan te gaan, maar meestal was dat dus niet het geval.

Het liefste praatte ik tegen dieren, planten en natuurlijk ook mezelf. Misschien kwam het omdat ik heel nauw met de natuur verbonden was, maar bij hen, voelde ik voelde me altijd op mijn gemak.

Een luide knal deed me schrikken. Toen ik opstond om te kijken wat er aan de hand was, zag ik dat het ondertussen al donker was geworden. De sterren twinkelden vrolijk aan de hemel en de wolken waren nergens te bekennen.

Ik was ademloos.

Niet omdat ik het zo'n mooi zicht vond, maar omdat ik mezelf schaamde voor het feit dat ik bijna een halve dag verspilt had aan mokken over mijn appeltaart, mezelf oud vinden en mijn socialising skills nog altijd niet beter waren. Voor de zoveelste keer realiseerde ik me dat ik een vreselijke idioot was. Het luide geluid was ik alweer helemaal vergeten.
Totdat ik plots een tweede knal hoorde.

Traag keek ik rond me heen. Mijn oog viel op twee afdrukken op het raam. "Een vogel? Moet ie wel extreem dom zijn geweest om er twee keer tegen te vliegen. "En hier zat ik te denken dat ik een idioot ben."

Gewapend met een zaklamp ging ik naar buiten om te kijken of er een vogel lag. Tot mijn grote verrassing lag er helemaal geen vogel, maar Netsui. Naast haar lag een ander elfje dat ik maar al te goed kende. Het was Vulio. Het jongere zusje van Netsui. Ik was ervan overtuigd dat ze beide sterretjes zagen. "Yup, idioten."

Voorzichtig pakte ik de twee elfjes op en bracht ze naar binnen. Ik legde ze op een zacht kussen en checkte of ze in orde waren. Buiten een paar blauwe plekken, waren ze beide piekfijn in orde. Voor de zekerheid begon ik toch een genezingsspreuk uit te spreken, maar voordat ik klaar was met de behandeling, sprongen de twee op. "Ehola Gishoh, Crisha!" Verrast knipperde ik met mijn ogen en murmelde een "bedankt." Ik vergat totaal niet dat de elfjes hier niet eens zouden kunnen zijn.
Totaal. Niet.


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top