Hoofdstuk 11
• Alyssae •
Alyssae keek tot het schip verdwenen was. Raphael stond naast haar, maar hij zei niet veel. Ze vroeg zich af of hij überhaupt afscheid van zijn broer had genomen en wist wat er aan de hand was.
Ze zag op tegen de rest van de taken. Ze had zich nooit met de besturing van het rijk bezig gehouden. Pas na de bekendmaking van de verloving was ze erover na gaan denken, maar na haar ontvoering had ze andere dingen aan haar hoofd gehad en bij de terugkomst was ze ervan uitgegaan dat Raphael en Melline het leiderschap op zich zouden nemen als het erop aankwam. Nu werd Raphael nog steeds verdacht en Alyssae leek een van de weinigen te zijn die in zijn onschuld geloofde.
'We moeten iedereen bijeenroepen.'
Ze hoopte dat iedereen zich bij haar leiderschap neer zou leggen en dat er niet vanuit ging dat dit enkel om een persoonlijke vete ging. Het was meer dan dat. Thranduil had hun koning vermoord en dat ging iedere burger van hun rijk aan.
'Dus we gaan ten strijde trekken?' vroeg Raphael zacht.
'Ja.'
Hij zei verder niets, maar uit zijn gezichtsuitdrukking kon ze opmaken dat het geen makkelijke karwei ging worden. Chyndall leefde al eeuwen in vrede en hoewel alle elfen konden vechten, had de helft van de bevolking nog nooit een strijd meegemaakt en bij de andere helft was het in een ver, ver verleden.
'Luid de gong,' sprak ze tegen Raphael, waarna ze naar het binnenplein liep, waar iedereen zich verzamelde.
Langzaam stroomde het plein voor. Nieuwsgierige blikken werden op haar geworpen, al waren er ook wantrouwende fronsen te bekennen die het gezicht van sommigen tekenden. Alyssae wist dat sommigen haar wantrouwde omdat ze dwergen en 'elfentuig' het rijk had binnen gehaald – om nog maar te zwijgen over het feit dat ze een kind ter wereld had gebracht dat drie kinderen had vermoord.
'Ik weet dat niet ieder van jullie een hoge pet van mij op heeft,' begon ze en na die woorden zag ze sommigen beschaamd naar de grond kijken, 'maar ik ben wel de troonopvolger van mijn vader, nu mijn moeder de taken niet op zich kan nemen. Ik weet dat ik een lange tijd weg ben geweest, maar ik kan wel stellen dat ik veel van de wereld heb gezien. Ik heb de dreiging van de orks en de slinksheid van een van onze verwanten meegemaakt. Ik heb vrienden zien sterven en families verscheurd zien worden. Met zekerheid kan ik zeggen dat de macht Thranduil, koning van het Demsterwold, naar het hoofd is gestegen. Hij heeft ons grove beledigingen gezonden en mijn vader is dood omdat we niet op zijn bedreigingen ingingen.'
Een lange tijd werd er gesproken. Alyssae weidde uit over Thranduils vloek – die de dood van drie van hun kinderen had veroorzaakt. Het deed pijn om over Niamh te spreken alsof ze een monster was, maar het had wel het gewenste effect. De anderen werden er boos om en tegen het aanbreken van het middaguur waren de meeste elfen overtuigd. Degenen die hun twijfels hadden, zouden achterblijven om Chyndall tijdens hun afwezigheid te beschermen. Alyssae kende het risico die ze nam. Als Philae verkeerde informatie had gekregen, reisde zij met hun leger naar het noorden, terwijl Chyndall kwetsbaar achterbleef. Ze had echter geen keuze. Ze had het Thorin beloofd en kon hopen dat niet opnieuw een valse list was.
Alyssae was twee volle dagen bezig om het garnizoen te organiseren en iedereen van een wapenuitrusting te voorzien. Ze had op jonge leeftijd al met maliën aan leren vechten, maar toch moest ze weer even haar balans zoeken. Er waren verscheidene elfen die al eerder het bevel hadden gevoerd en ze gaf dat graag uit handen. Ze had niet de ervaring die andere krijgers wel hadden en van een strategisch inzicht was nauwelijks sprake.
Vlak voor het geplande vertrek ging Alyssae bij haar zus langs. Zij zou achterblijven in Chyndall en hun moeder in het oog houden. Raphael had besloten om wel ten strijde ten trekken en ze hoopte maar dat de twee alles uit hadden gesproken. Als Raphael stierf terwijl ze ruzie hadden, zou ze waarschijnlijk nooit meer in de spiegel kunnen kijken.
'Ik vind het moedig dat je dit doet,' zei Melline zacht nadat ze elkaar omhelsd hadden. 'Ik had papa graag zelf gewroken, maar ik geloof dat het jou nog meer voldoening geeft.'
Alyssae knikte en duwde de angst die daarbij opdook meteen weg. Thranduil was veel ouder dan zij. Hij had in meerdere oorlogen gevochten en waarschijnlijk vormde ze geen partij voor hem. Toch was ze dit haar vader verschuldigd. Als zij niet in het Demsterwold verzeild was geraakt dan was het nooit gebeurd.
Ze geloofde dat ze erin kon slagen de man voorgoed het zwijgen op te leggen. Met haar vader in haar gedachten en Thranduils hart dat in haar borstkas bonsde. Zij zouden haar nimmer verlaten en haar bijstaan. Gerechtigheid zou zegevieren. Daar klampte ze zich aan vast.
• Kíli •
Ondanks dat hij Erebor uit vrije wil was ontvlucht, verscheen er kippenvel op zijn armen toen hij de Eenzame Berg in het oog kreeg. Een warm gevoel dat hij niet goed kon definiëren, verspreidde zich door zijn borstkas. Het was jaren geleden dat hij zich zo levendig had gevoeld – en dat terwijl die berg ook zoveel nare herinneringen herbergde. Ondanks alles was het toch zijn thuis. Zijn broer, zijn moeder en hij – ze hadden allen voor dit thuis gevochten. Ze waren zelfs gestorven en hoewel zij tot een vertrek gedwongen waren geweest, was hij weggevlucht. Hij kon de herinneringen geen plaats geven en daarom was hij maar naar de elfen gegaan. Hij keek even om zich heen, naar de boot waarop hij zich nog steeds bevond, maar die hij weldra achter zich zou gaan laten. Hier had hij zich ook thuis gevoeld, tussen de elfen die nergens aan gebonden waren. Hij had met hen gelachen en hij had het gevoel gehad dat ze een gezamenlijk doel hadden, maar toch wist hij dat hij van deze wezens verschilde. Ze waren dan wel vrij van elke plicht, maar hij was dat niet. Er was een volk dat op hem wachtte en die zijn leiding nodig had nu Thorin dat had afgezworen.
Kíli had geen idee hoe hij zou moeten regeren, maar hij had wel een duidelijk voorbeeld gekregen hoe hij het níet moest doen. Alles anders doen dan Thorin zou hem waarschijnlijk al een heel eind brengen en het eerste dat hij zou doen, was het laten optrommelen van zijn vrienden, zodat zij hem van raad konden voorzien. Hij kon hen vertrouwen en samen zouden ze verraders als Vaughn kunnen ontmantelen en verdrijven, zodat Erebor niet weer zou lijden onder de grillen van hun koning. Zijn blik dwaalde even af naar Thorin. Hij keek niet zoals hen naar de berg, maar tuurde naar de donkere contouren van het Demsterwold. Kíli vroeg zich af waar hij aan dacht. Vreesde hij de oprukkende elfentroepen al te zien? Hij wist dat Thorin niet terug wilde keren naar Erebor. De nare herinneringen deelden ze, maar het zag ernaar uit dat hun vorst er nog veel meer had. Hij wilde ze geen plaats geven. Hij wilde ze gewoon achterlaten en er nooit meer naar omkijken. Hij had ervoor gekozen om elders een nieuw bestaan op te bouwen en dit was het laatste dat hij voor Erebor zou doen. Hij zou zijn volgelingen voorgaan in een strijd tegen de man die hem een nacht lang gemarteld had. Een man die hem vermoord zou hebben als de verloofde van zijn eigen geliefde niet voor hem in de bres was gesprongen. Hij hoopte maar dat zijn oom het hoofd koel kon houden zodra zijn blik die van Thranduil kruiste. En dat niet alleen – hij hoopte ook dat hij zich over zijn eigen verliefdheid heen zou kunnen zetten. Hij wist wie zijn tegenstander was. Hij wist dat zijn pijl naar haar zou kunnen wijzen en hij betwijfelde of hij hem los zou kunnen laten. Hij durfde in twijfel te trekken of hij ook maar een pijl op een elf zou durven schieten, bang dat hij haar zou raken. En als zijn angst gegrond was, dan was hij nog een slechtere koning dan Thorin.
Hij had nooit begrepen dat Thorin hun leger had laten instorten toen ze met een elf aan de poort waren verschenen, maar opeens kon Kíli, na zoveel jaren, zijn angst voelen en hij kon enkel hopen dat hij zijn persoonlijke verlangens aan de kant kon schuiven.
Ze meerden aan. Thorin bedankte de elfen met weinig woorden. Hij had niet gevraagd of ze mee zouden vechten en de zeerovers hadden er zelf ook niet over gerept. Kíli nam wel uitgebreid afscheid van hen. Ze hadden hen een dienst bewezen die niet eens betalen viel en met sommigen ha hij een hechte band gekregen.
'Het gaat je goed,' zei Philae, die hem enthousiast omhelsde. 'We zien elkaar vast nog wel. Misschien dat ik ook nog even mijn gezicht laat zien op het slagveld. Er valt vast wat te halen.'
Door zijn grijns werd een van zijn gouden tanden ontbloot en Kíli schonk hem een scheve glimlach. Hij begreep wel dat hij zich niet wilde mengen in een strijd waarin hij kant zou moeten kiezen tegen zijn eigen verwanten, maar het was toch een geruststellende gedachte dat deze mannen in de buurt zouden blijven. Hij geloofde niet dat Eldinòr zou vertrekken zonder te weten of Alyssae in leven bleef. Het zou hem evenmin verbazen als ze straks op de deur bonsde wanneer het feestmaal van start ging en ze beweerden dat ze nog wat te goed hadden – een feit dat hij zeker niet kon tegenspreken.
De ladder werd overboord gegooid en Kíli volgde Dwalin en Iorwen naar beneden. Thorin was de laatste die het schip verliet en wiens voeten op de zanderige bodem neerkwamen.
'Op naar huis!' sprak Dwalin optimistisch.
Kíli zag dat hij Iorwen iets liet zien dat op een mislukte, nerveuze glimlach leek en hij gniffelde zachtjes. Dwalin was een prachtig voorbeeld van hoe een man kon veranderen door de charmes van een vrouw – zelfs als de vrouw helemaal geen poging deed hem te verleiden. Zijn gedachten dwaalden af naar de andere dwergenvrouw, die ervoor had gekozen om achter te blijven in Chyndall. Ze had onder geen beding willen terugkeren naar Erebor, al kon hij dat wel begrijpen. Het was geen plaats voor een vrouw wanneer ze de vijanden niet wilde trotseren en hij vermoedde dat ze al genoeg had meegemaakt. Hij wist niet waarom Iorwen haar had meegesmokkeld uit Erebor, maar de dwergin was niet iemand die snel onder de indruk leek van andermans verdriet.
Kíli keek nog eenmaal over zijn schouder naar het schip, maar toen liet hij zijn veilige haven achter zich en liep hij de pas gebouwde kade af, op naar Erebor, de gouden stad, die ze weldra zouden moeten beschermen tegen de listen van de koningen der boselfen.
• Thorin •
Thorin merkte dat hij aangestaard werd door de wachters, die aan weerzijde van de poort stonden, maar ze stapten gauw met gebogen hoofd opzij zodra hij hen passeerde. Hij probeerde het bezwaarde gevoel in zijn borst, dat hem overviel zodra de schaduw van de berg hem verwelkomde, te negeren en liep in een rechte lijn naar enkele soldaten toe.
'Breng Vaughn bij me,' gromde hij. Na die woorden wenkte hij Dwalin en liepen ze samen door een lange, laag uitgehakte gang die naar de kerkers leidde.
Ze zeiden geen woord tegen elkaar en Thorin wilde graag iets luchtigs zeggen om nog iets van hun oude vriendschap te proeven, maar er kwam geen enkele zin in zijn hoofd op. Daarom luisterde hij maar naar het weergalmen van zijn voetstappen en naar het rinkelen van zijn sleutels toen hij de bos tevoorschijn haalde. Hij wist niet goed in welke cel Balin was opgesloten, maar iedereen die hier gevangen zat, had geen grote misdaad begaan. Het waren vooral oproerkraaiers, dieven en wanbetalers. Degenen met een grotere schuld had hij al door de beul laten onthalen. Hij opende de eerste cel, waar een jonge dwerg in opgesloten zat. Zijn hoofd was bedolven onder een laag stof en zijn wangen waren ingevallen. Thorin kon zich niet heugen het kind eerder te hebben gezien, wat betekende dat hij hier waarschijnlijk al een lange tijd zat.
'Je bent vrijgesproken,' sprak hij kortaf en hij opende de volgende deur. Zo gingen ze alle cellen af, totdat ze bij de laatste in een lange reeks aan kwamen. Er zat niemand in.
Thorin trok zijn wenkbrauwen op. 'Het ziet ernaar uit dat ze je broer al hebben vrijgelaten.'
Dwalin keek hem sceptisch aan. 'Waar is hij dan?'
Thorin haalde zijn schouders op. Hij was immers pas net binnen. 'In ieder geval niet in de boeien.'
Hij had gehoopt wat opluchting op het gezicht van zijn kameraad te zien, maar het was duidelijk dat het hem niet lekker zat.
'We hebben hem zo gevonden.'
Niets bleek minder waar. Thorin vroeg op verschillende plaatsen naar de oude dwerg, maar niemand had hem sinds zijn berechting gezien. Zijn argwaan groeide toen het bericht hem bereikte dat behalve Balin ook Vaughn nergens te vinden was. De man scheen ervandoor te zijn gegaan zodra het gerucht rondging dat de koning in aantocht was. Alleen al de gedachte aan de dwerg maakte hem razend. Hij zou dit niet zomaar over zijn kant laten gaan. Zodra de oorlog achter de rug was, zou hij hem dit duur betaald zetten.
'Heeft iemand al wat vernomen van Dain?'
Vanaf het schip had hij Erebor en tevens zijn neef al een bericht gestuurd over de op handen zijnde aanval, zodat ze niet overrompeld zouden worden in het geval hij te laat kwam.
'Jazeker. Ze zijn een dagmars hier vandaan.'
Thorin knikte kort en ging naar zijn eigen vertrekken om zijn gevechtstenue aan te trekken. Hij verwachtte dat de hoorn ieder moment kon schallen, waarop de strijd zou aanvangen.
Bij het aanbreken van de volgende ochtend werden de eerste elfen gesignaleerd. Hoewel Thorin wist dat hij zijn slaap nodig had, was hij maar even ingedommeld. De angst dat hij Alyssaes verminkte lichaam zou terugvinden hield hem in een ijzeren greep en het kostte hem grote moeite om zich ervan los te maken en zich naar de poort te haasten.
'Niemand verlaat zijn post!' brulde hij naar de mannen die zich achter de gesloten deur hadden verzameld. Hij was niet van plan zijn mannen naar buiten te laten voordat de legers van Alyssae en Dain waren gearriveerd. Terwijl zijn roep door anderen werd overgenomen, beklom hij de trap die naar een hoger gelegen terras leidde. Hier waren de boogschutters gestationeerd. Hij leunde met zijn handen op de balustrade terwijl hij naar de marcherende elfen keek, die vooraf werden gegaan door Thranduil. Zijn sneeuwwitte harnas schitterde in het vroege zonlicht en deed zijn dorst naar wraak groeien. Een paar keer haalde hij diep adem, maar toen keek hij naar het meer dat aan de rechterkant blonk. Hij zou niet dezelfde fout maken als de vorige keer. Hij zou zichzelf in de hand houden. Er kwam vanzelf een moment waarop hij de man in het stof zou zien vallen, daar was hij van overtuigd. De elfen rekenden niet op meer tegenstand dan enkel het leger van Erebor en zouden straks in de minderheid staan. Alles wat ze hoefden te doen, was hen tegenhouden totdat hun bondgenoten aan de horizon verschenen.
• Tauriel •
Jarenlang had Tauriel erover gedroomd om het Demsterwold te verlaten. Niets had haar mooier geleken dan de stoute schoenen aan te trekken om de wijde wereld te verkennen, ware het niet dat ze er nooit toestemming voor had gekregen. Het verlangen naar onbekende bergen, meren en valleien was zo groot dat ze haar geluk niet op kon toen er dwergen op bezoek waren met wie ze mee kon reizen, in het gezelschap van twee andere elfen. Bruut was er een einde aan dat mooie vooruitzicht gekomen. Het was haar verboden om mee te gaan en ze had de anderen uit moeten zwaaien.
En nu, vier jaar later, liep ze alsnog over het pad dat de dwergen toen gevolgd hadden. De grote, eenzame berg waarin het grote dwergenrijk Erebor gevestigd was, stak scherp af tegen de bleke hemel en het prachtige kleurenspel dat de komst van de zon had aangekondigd, was inmiddels weer vervaagd.
Toen Thranduil stilhield, bleef Tauriel ook staan. Hij had haar nog geen blik waardig gegund, maar blijkbaar vond hij het nu tijd voor een pijnlijke opmerking.
'We zullen eens zien hoe het je dwergenvriendje vergaat. Hij staat vast voor je op de uitkijk.'
Tauriel negeerde zijn woorden, maar het deed wel pijn. Ze wilde Erebor niet aanvallen. Er was geen enkele reden om dat te doen, maar haar koning vond blijkbaar dat hij de dwergen nog niet genoeg leed had bezorgd.
Ze richtte haar blik naar voren, waar de verdedigingswallen rondom de berg hen tegemoetkwamen. Nergens was een teken van leven te bekennen, alsof de stad al lang geleden uitgestorven was.
'Blijkbaar is onze komst hen niet onopgemerkt gebleven.'
Thranduils gezichtsuitdrukking veranderde niet, maar ze wist zeker dat het hem ook niet ontgaan was. Hij had verwacht de stad in volle bloei te kunnen overmeesteren, maar er was niemand die zich buiten de muren waagde en Erebor was een heuse vesting, die ze niet zomaar zouden kunnen innemen.
'Als die verrekte dwerg ons een loer heeft gedraaid,' gromde Legolas en zijn ogen vertoonden een duistere gloed, 'dan zal hij wensen dat hij nooit geboren was.'
Tauriel trok haar wenkbrauwen op. Ze had geen idee over welke dwerg hij had, maar ze begreep evenmin wat ze hier deden. Alles was immers achter haar rug om gegaan en ze begreep nu waarom. Het enige voordeel van hun wantrouwen was dat ze haar niet schuldig achtten. Ze probeerde de glimlach om haar lippen te bedwingen. Het gaf haar een tevreden gevoel dat de donkerharige elf erin geslaagd was Thorin en Alyssae te waarschuwen, al geloofde ze niet dat Thranduil het nu zou opgeven. De strijd zou nu enkel over een veel langer tijdsbestek worden uitgesmeerd.
'Zoek een plek waar we het noodrantsoen kunnen opslaan.'
Thranduil keek haar indringend aan, maar ook zonder die dreigende blik begreep ze wel dat hij zijn plannen moest herzien en hij dat niet in haar bijzijn wilde doen. Haar functie als commandant was blijkbaar niet meer dan een titel.
Tauriel verkende de omgeving, maar ze vond geen enkele plaats waar ze echt beschutting kon vinden. Waar de uitkijkposten van de dwergen precies waren, wist ze niet en de berg was gigantisch. Ze onderdrukte een zucht en staarde naar de sporen die haar voeten in de sneeuw achterlieten. Als ze de brief van Kíli niet ontvangen had, zou ze hebben gevreesd dat zijn hart door het halsstarrige weer bevroren zou zijn, maar de wetenschap dat dat niet het geval was, deed haar ledematen spontaan warmer worden – al was het maar voor een korte duur. Misschien was zijn lichaam wel uiteengereten als ze hem weer tegenkwam. Ze achtte de kans dat Kíli en zij er beiden goed vanaf waren niet heel hoog. Even overwoog ze om gewoon weg te gaan. Maar waar moest ze naartoe? Als ze haar volk verraden had, zou ze nooit meer terug kunnen keren en wanneer Kíli en zijn metgezellen het onderspit dolven, stond haar geen aangename toekomst te wachten. Ze kon maar beter hopen dat dit op een wapenstilstand uitliep zonder dat er al te veel doden vielen. Misschien – heel misschien – kreeg ze zelf uiteindelijk de mogelijkheid wel om te bemiddelen. Als Thranduil dood was.
Ze schaamde zich voor de gedachte, maar ze hoopte dat hij zou omkomen en dat het volk van zijn maniakale ingevingen werd bevrijd. Ze dacht even aan Alyssae. Zou zij zich ook tussen de muren van Erebor bevinden? Zou zij zich willen wreken op Thranduil? Eén ding was zeker... haar koning had hier meer vijanden dan waar dan ook. Waarom wilde hij hier dan met alle macht naartoe? Wat hoopte hij hier in vredesnaam te behalen? Waarvoor wilde hij per se zijn nek uitsteken?
• Alyssae •
Met iedere pas die ze zette, nam haar nervositeit toe. Door alles wat ze had meegemaakt, was ze ervan uit gegaan dat ze haar zenuwen wel de baas kon blijven, maar haar hart bonsde zo hevig dat het alle andere geluiden buiten leek te sluiten.
De berg rees voor hen op uit de mist, als een monster dat omhoog was geschoten en geduldig wachtte totdat het zijn prooi kon verslinden. De laatste keer dat Alyssae nabij de berg was geweest, waren er verschrikkelijke dingen gebeurd. Fíli was gestorven. Thranduin was gestorven. Zíj was gestorven. Wie zou ze straks in het stof zien vallen? Kíli? Raphael? Thorin?
Ze had de laatste tijd het gevoel gehad dat al haar dierbaren haar ontnomen waren, maar nu bleken er nog veel meer zielen te zijn die de Dood kon opeisen en voelde ze haar angst weer groeien.
'Gaat het wel?'
Alyssae keek opzij. Raphaels ogen stonden bezorgd en ze onderdrukte een zucht. 'Ik wilde dat dit niet nodig was.'
Ze twijfelde niet aan haar beslissing, maar wel aan haar capaciteiten. Ze had nog nooit in een oorlog meegevochten. Misschien stierf ze al voordat ze maar bij Thranduil in de buurt kwam. Wat zou er dan gebeuren? Zou Thorin dan weer terug bij af raken? Zou haar dochter haar ouders dan nooit ontmoeten?
'Misschien valt het uiteindelijk wel mee,' sprak Raphael. 'Als ze ons eenmaal zien.'
Alyssae had er niet veel vertrouwen in. Thranduil zette een onderneming als deze niet zomaar in gang.
De strijd was nog niet losgebarsten, zag Alyssae toen ze Erebor naderden. Orders werden over en weer geschreeuwd, maar het zag ernaar uit dat de elfen de dwergenstad nog niet waren binnen gedrongen. Opluchting maakte zich van haar meester, maar dat was maar voor korte duur.
De boselfen kregen hen immers al in de gaten en hergroepeerden zich. Thranduil stak hoog boven de anderen uit doordat hij op zijn eland gezeten was en haar vingers brandden van verlangen om een pijl op haar boog te zetten en zijn hoofd ermee te doorzeven. Helaas was hij nog ver buiten haar bereik.
'Wil je niet eerst met hem praten?' vroeg Raphael zacht.
Alyssae kneep haar oogleden tot spleetjes. Met zo'n beest viel niet te praten. Bovendien was ze hier niet alleen om de dwergen te hulp te schieten. Ze had haar leger ook opgetrommeld opdat ze hun koning zouden kunnen wreken.
'Ik bewaar mijn afscheidsrede voor het moment dat hij onder de grond verdwijnt.'
Alyssae keek opzij toen iemand haar ellenboog vastgreep.
'De dwergen zijn in aantocht.'
Een tevreden glimlach speelde om haar lippen. Ze had er een paar dagen terug een bode op uitgestuurd, die de dwergen uit de IJzerbergen had verteld dat ze zich schuil moesten houden achter de berg totdat zij zich lieten zien, zodat Thranduils leger door drie andere omringd was.
Ze knikte de hoornblazer toe en zijn geschal deed iedereen opschrikken. Op dat teken rezen de poorten van Erebor omhoog en dromden de dwergen naar buiten. Alyssae greep haar zwaard.
'Breng me zijn hoofd!' schreeuwde ze.
De mannen en vrouwen die onder haar bevel stonden, joelden luid. Het trok Thranduils aandacht, maar Alyssaes angst voor hem was verdwenen. Er was slechts een ding dat ze op dit moment wilde.
Of toch niet.
Terwijl hij gevecht losbarstte en de pijlen in het rond vlogen, verscheen er een elf op het slagveld die ze niet verwacht had.
'Philae?'
De blik in zijn ogen was ietwat verwilderd en haar trok haar opzij toen een pijl bijna haar arm doorboorde.
'Wat doe je hier?' vroeg ze terwijl ze een pijl op de pees zette.
Alyssae liet haar pijl los en probeerde niet aan de elf te denken door wiens panter haar dodelijke projectiel heen drong.
'Ik moet je iets laten zien.'
'Nu?' schreeuwde Alyssae verhit terwijl ze een elf neer probeerde te slaan die het op haar gemunt had.
'Ja,' antwoordde Philae terwijl hij met enkele snelle halen het karwei voor haar afmaakte. 'Ze hebben je dochter.'
Van schrik liet Alyssae haar wapen zakken, maar Philae pareerde een bovenhandse slag van een van hun tegenstanders.
'Ik heb gezien hoe enkele dwergen haar net een donkere gang in trokken.'
Philae keek haar kort in de ogen en dook weg voor een langs flitsend zwaard. 'Kom mee.'
Alyssae volgde hem op de voet, zonder nog acht te slaan op de pijlen die zich rondom hen in de grond boorden. Ongeschonden wisten ze buiten de vuurlinie te geraken.
Daar greep de elf haar hand vast en trok hij haar mee naar de zijkant van de berg, daar waar ze jaren geleden naar de stof hadden gehakt die de draak had doen verstikken. Hadden die dwergen eenzelfde lot voor haar dochter in petto? Thranduins hart pompte het bloed als een bezetene door haar lichaam en het ervaren van zijn aanwezigheid leek haar vleugels te geven. Haar dochter was hier.
En ze zou haar terughalen.
Alyssae merkte pas dat ze Philaes hand fijnkneep toen hij haar toefluisterde dat ze zich geen zorgen hoefde te maken en dat ze nu samen haar dochter zouden bevrijden. De grip op zijn hand werd iets minder, maar ze liet hem niet los. Nog steeds renden ze over de kale grond naar de berg toe. Ze waren inmiddels zo dichtbij dat het strijdgewoel volledig uit zicht was, hoewel het geschreeuw hen wel achtervolgde. Ze concentreerde zich enkel op zijn hand, zodat ze haar nervositeit de baas kon blijven.
Zou ze haar kindje levend terugvinden? Waarom hadden ze haar hier naartoe gebracht? Wat hadden ze met haar gedaan? Waren ze van plan haar in de strijd te gebruiken? Ze kreeg buikpijn van die gedachte.
'Hier is het.'
Philaes dringende stem haalde haar uit haar gedachten. Ze stonden voor een paar dichte struiken en Alyssae keek hem vragend aan.
'Daarachter is een ingang.'
Zijn stem was tot een fluistering gedaald. Hij woog zijn zwaard even in zijn hand en sloop toen om het bosje heen. Alyssae volgde hem op de voet. Ze had hem losgelaten zodat ze haar eigen wapen met twee handen kon omklemmen. Ze lieten Niamh vast niet onbeheerd achter.
Haar klamme handpalmen maakten het gevest van haar zwaard zo glibberig dat ze zich afvroeg of ze het weldra nog wel zou kunnen hanteren. Deze onvoorbereide onderneming vroeg meer van haar zenuwen dan een confrontatie met Thranduil ooit had kunnen doen.
Ze stapten een donkere tunnel in. Alyssae gunde haar ogen een paar seconden de tijd om te wennen aan de duisternis, al brandden er fakkels aan de wand. Het was het enige teken van leven.
Er was geen beweging of schaduw waar te nemen en het enige geluid dat weerklonk, waren de voetstappen van Philae en haar. Ze haalde even diep adem en stapte verder en vocht tegen de aandrang om Niamh te roepen.
Ze richtte haar blik op de rug van haar voorganger terwijl ze haar ene voet voor de ander zette en schrok toen Philae zich plotseling omdraaide.
'Gaat – '
Het ging razendsnel. Opeens lag Philae op de grond. Bloed gutste uit een hoofdwond en bevlekte de donkere vloer. Alyssae slaakte een gil terwijl ze haar zwaard in paniek voor zich uit strekte.
De zeerover kreunde zacht, maar was nog in leven. Een dwerg stapte uit een opening in de wand vandaan en duwde zijn zwaard tegen Philaes nek.
'Een stap verder en ik snijd zijn strot door, mevrouw.'
Alyssae verroerde zich niet, maar haar blik gleed van de ene naar de andere wand. Haar dochter was belangrijker dan de man die nu op de grond lag. Zou ze het erop wagen?
Ze kon het niet. Vrienden waren voor haar gesneuveld. Ze wilde niet dat haar dochter nu ook al met die last werd opgezadeld.
'Gooi uw wapens naar voren.'
Zou ze hem kunnen raken als ze haar zwaard of dolk naar voren wierp? Zou ze daar in slagen voordat hij het zag en Philaes keel doorsneed? Was het dat risico waard?
Zijn geschrokken blik ontging haar niet en Alyssaes aarzeling ebde weg. Haar zwaard kletterde op de grond toen ze het voor zich gooide, gevolgd door een dolk en haar pijl en boog.
Ze had nog een andere dolk, maar die hield ze bij zich.
'Goed zo. Stap nu hierheen.'
Alyssae deed wat de dwerg zei, maar bleef op een paar passen bij hem vandaan staan.
'Waar is mijn dochter?'
Ondanks haar angst, trilde haar stem van woede.
'Het zal niet langen duren voordat je met haar herenigd wordt.' Hij keek naar haar op. 'Maar enkel als je doet wat ik zeg.'
Alyssae huiverde. Wat hield dat in? Dat Niamh gestorven was en zij weldra zou volgen?
'Ik wil een teken dat ze nog leeft.'
De dwerg lachte schamper. 'Nou, dat krijg je niet.'
Hij bewoog zijn hand en Alyssae slaakte een gil. 'Ik ga al!' schreeuwde ze terwijl haar maag samenkromp van angst.
'Hierin.'
Hij wees naar de opening waar hij uit gekomen was. Alyssae zag dat het een cel was en deed wat haar gevraagd werd, terwijl naar Philae keek. Wat zou er met hem gebeuren? Zou zijn keel alsnog worden doorgesneden?
Alyssae bleef in de deuropening staan terwijl ze de dwerg met grote ogen aanstaarde.
'Kleed je uit.'
'W-wat?'
Een smerige grijns werd haar toegeworpen. 'Ik weet niet wat je onder je pantser verborgen houdt.'
Alyssae hoefde maar een blik op het lijkbleke gezicht van haar vriend te werpen om over haar gêne heen te komen. Ze begon haar wapenuitrusting los te maken. Een voor een vielen de onderdelen op een stapel neer, evenals haar laatste middel om zich te verdedigen. Ze droeg enkel haar ondergoed en dat was gelukkig genoeg, want de dwerg knikte. Hij greep de deur vast en smeet hem dicht.
Ze bleef als versteend staan terwijl ze naar de elf staarde.
Wat ga je met hem doen?'
Een grijns tekende het gezicht van de dwerg en hij stak zijn zwaard weer in zijn schede.
Een ogenblik later kwam Philae overeind, maar hij keek haar niet aan. 'Het spijt me, Alys.'
• Thorin •
Thorin probeerde zijn aandacht erbij te houden, maar zijn gedachten dwaalden steeds af naar Alyssae. Hij meende haar heel even te hebben gezien, in haar blinkende wapenuitrusting, maar een boze elf had zijn aandacht opgeëist en hoewel zijn blik haar sindsdien zocht, had hij haar niet gevonden. Hij wist wat dat betekende. Ze was gevallen. En niemand kwam meer overeind in een strijdperk als dit.
Hij wilde er echter niet aan geloven. Alyssae stierf niet in een oogwenk. Niet zonder dat hij dat vanbinnen ervoer.
De onwetendheid was misschien nog wel erger dan dat het verdriet zou zijn. Steeds keek hij hoopvol rond, terwijl zijn aandacht verslapte voor zijn omgeving. Zijn arm bloedde al hevig, maar de pijn leek ver weg en als hij het bloed niet had gezien, zou hij hebben geloofd dat het slechts een onbenullig sneetje betrof.
Hij moest haar vinden en tegelijkertijd op zijn post blijven. Hij kon zich niet weer in de val laten lokken. Streng zei hij tegen zichzelf dat hij niets meer voor haar kon doen als ze inderdaad gesneuveld was. Maar totdat hij daar het bewijs van onder ogen kreeg, leefde ze nog gewoon. Alle elfen leken immers op elkaar – hij kon haar makkelijk over het hoofd zien.
Thorin slaagde er niet in om zichzelf te overtuigen. Hij zou haar herkennen aan haar postuur. Aan het zwaaien van haar zwaard. Aan de manier waarop ze naar achteren sprong om een aanval te ontwijken. Iedere beweging die ze ooit gemaakt had, was in zijn geheugen gegrift.
Hij stapte over het lichaam van een gevallen dwerg heen en liet de gedachte aan Alyssae los. Als ze dan gesneuveld was, dan moest hij het doen.
Thranduil was inmiddels van zijn eland gestapt, maar door het ontbreken van een helm had hij de elfenkoning al snel gevonden, al was hij ver buiten zijn bereik. Hij hield zich een beetje afzijdig, alsof de strijd wat hem betrof al gewonnen was – terwijl ze behoorlijk in de minderheid waren. Hij zag Alyssae blijkbaar ook nergens meer.
Zijn vingers waren verkrampt en Thorin vroeg zich af of ze het zwaard ooit nog zouden kunnen loslaten. Het gewicht van het wapen leek zwaarder dan ooit, maar zijn razernij verdreef zijn vermoeidheid in een oogwenk. Kíli zou dit volk straks leiden. Als Alyssae gestorven was - wat had hij hier dan nog te zoeken? De elfenkoning had dit gevecht uitgelokt. Hij had willen zien dat Alyssae op de knieën viel en dat een zwaard haar doorboorde.
Met grote stappen beende hij op zijn aartsvijand af. De blik in zijn ogen was vastberaden. Hij gaf nergens meer wat om, behalve om wraak. Ergens in zijn achterhoofd waarschuwde een stemmetje dat hij deze vergissing eerder had begaan, toen hij zich nergens meer om bekommerde en in zijn eentje op Azog was afgegaan. Bilbo en Alyssae hadden hem ternauwernood van de dood gered – en nu waren ze beiden gestorven.
Een pijl ketste op zijn schild af. Een ander raakte zijn onderbeen, maar werd door de mithril afgeketst. Een elf sprong voor hem en hij sloeg direct toe met zijn zwaard, nog voordat zijn vijand zijn balans had gevonden en hij zakte als een pudding in elkaar. Thorin stapte over het lijk heen, zijn blik gefixeerd op Thranduil.
Hij lachte.
Woest haalde hij adem, vol verlangen om die vervloekte grijns op zijn kop te doen bevriezen. Opnieuw kruiste een elf zijn pad, maar deze keer kwam hij er niet zo makkelijk vanaf. Twee zwaarden suisden op hem af en hij sprong verschrikt naar achteren. Bot versplinterde onder zijn laarzen, maar geschreeuw bleef uit. Het was een lijk. De zoveelste waarmee de grond hier bezaaid lag.
Hij zakte iets door zijn knieën terwijl hij zijn zwaard in de aanslag hield. De elf cirkelde om hem heen. Zijn helblauwe ogen glinsterden kwaadaardig en toen ze elkaar recht aankeken, wist Thorin wie er voor hem stond.
Het was de zoon van Thranduil.
'Jullie hadden hier nooit moeten komen,' gromde Thorin.
'Jullie hadden nooit bij ons moeten komen.'
Dat was waar, maar hij had geen keuze gehad. Ze hadden Fíli en ze waren de enigen geweest die Alyssae en Dwalin weer tot leven hadden kunnen wekken.
'We hebben jullie niets misdaan,' hield Thorin vol. 'Je vader is gewoon krankzinnig.'
Legolas lachte schamperend. 'Ik heb gehoord dat hij niet de enige is. Jouw hele bloedlijn is vervloekt.'
Die woorden waren een ware slag in zijn gezicht. Het was niet alleen een belediging aan zijn adres, maar evenzogoed een sneer naar het gedrag van zijn vader en grootvader en zelfs een opmerking die voor zijn dochter gold.
Hij zwaaide zijn zwaard naar de benen van zijn tegenstander en zodra hij zag dat Legolas de slag wilde pareren, beukte hij met zijn schild tegen zijn onderkaak. Gedesoriënteerd deed de elf een paar stappen achteruit en Thorin barstte los met een paar ferme slagen, zodat Legolas niets anders kon doen dan achteruit struikelen.
Thorin hield zich geen moment in. Hij stak links en rechts, schopte naar Legolas' voeten en wist uiteindelijk in zijn dijbeen te houwen – nadat hij daar al een paar rake klappen had uitgedeeld.
Legolas zakte door zijn been alsof zijn spieren het begaven en Thorin zwaaide zijn zwaard naar achteren. Razendsnel doorkliefde zijn kling de lucht, totdat hij weerstand vond in Legolas' nek. Een regen van bloed viel op Thorin neer en de elfenprins viel met nietsziende ogen naar achteren, zijn hoofd nog maar deels met de rest van zijn lichaam verbonden.
Hij richtte zijn woedende blik op Thranduil, die hen onbewogen aanstaarde. Thorin geloofde niet dat hij niets om zijn zoon gaf, maar hij leek niet te kunnen bevatten wat er zojuist was gebeurd.
Thorin draaide zich om. Hij liet Thranduil liever sterven van verdriet dan dat hij hem dat voorrecht misgunde. De triomf was uit zijn ogen verdwenen en hij wist dat het niet lang zou duren voordat de boselfen inzagen dat ze ver in de minderheid waren en dat deze waanzinnige onderneming nergens op zou uitlopen. Behalve in het verlies van hun prins. En van zijn prinses.
• Alyssae •
Alyssae rammelde onafgebroken aan de tralies, maar de dwerg en Philae waren uit zicht verdreven. Tranen brandden achter haar oogkassen. Ze zat wederom in een kerker opgesloten. Een gebouwd door dwergen ditmaal – die had ze nog niet eerder vanbinnen gezien. Een zucht ontglipte haar lippen terwijl ze haar tranen weg probeerde te knipperen. Niamh was er niet.
Philae had haar verraden. Maar waarom had hij dat in vredesnaam gedaan? Hij was voor haar naar het Demsterwold gereisd. Had hij daar een dealtje gesloten met Thranduil? Kwam hij hier straks naartoe om haar te martelen, zoals hij eerder met Thorin had gedaan?
Ze rukte verwoed aan het ijzeren hekwerk, maar het gaf niet mee. Ze was hier volledig in onwetendheid ondergedompeld. Ze had geen flauw idee hoe het haar vrienden verging, die voor hun leven vochten. Misschien raakte Thorin wel in paniek als hij haar niet zag. Was het hen daarom te doen? Was het de bedoeling dat hij het hoofd verloor en fouten ging maken?
Honderd soortgelijke vragen bleven oprijzen. Ze dreven haar tot wanhoop, maar ze wist niet wat ze ertegen kon doen. Uiteindelijk liet ze zich in het stof achterovervallen. Ze trok haar knieën op en sloeg haar armen eromheen. Het was koud in de kerker. Zou iemand haar straks kleding brengen of zou ze weldra doodvriezen? Haar lichaam was de kilte van de berg niet gewend en dat wist de man die haar gevangen had waarschijnlijk ook.
De kou verdoofde niet alleen het gevoel in haar voeten en handen, maar het bracht ook rust in haar hoofd. Langzaam dreef haar paniek weg als de adem die ze in zichtbare wolkjes uitblies. Ze onderzocht haar lichaam op verwondingen, maar daarvoor was ze nog niet lang genoeg in de strijd geweest. Daarna kwam ze overeind om de cel te inspecteren.
Haar adem stokte in haar keel toen haar oog op een lichaam viel, dat in de hoek lag. Met een paar stappen was ze er. De man had zijn hoofd voorovergebogen en de angst bekroop haar dat hij niet meer in leven was.
Het had geen zin om tegen hem te praten, want als hij nog in staat was geweest om iets te vertellen had hij dat vast wel gedaan toen ze bij hem in de cel was gekomen. Ze strekte haar handen om zijn hoofd op te tillen. Misschien waren zijn wangen nog warm...
Zodra ze het hoofd geheven had, slaakte ze echter een verbijsterde kreet. Haar ogen ontmoetten die van Balin, maar hij leek haar niet gezien.
'O nee,' fluisterde ze. 'Wat hebben ze met je gedaan?'
Haar onderlip trilde en een traan rolde over haar wang. Had Thorin hem hier gewoon achtergelaten? Ze streelde zijn wang met haar vingers, maar het was alsof ze de stenen wand aanraakte. Er zat geen leven meer in hem. Het was enkel de kou die zijn lichaam er nog zo goed uit deed zien. Ze nam de dwerg huilend in haar armen. Het was vreselijk dat hij hier aan zijn einde had moeten komen. Opgesloten door degene die hij onvoorwaardelijk had vertrouwd.
'Ik hoop dat je op ons neerkijkt,' fluisterde ze. 'En dat je weet dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan.'
Ze bestudeerde zijn verstarde gezicht, tegen beter weten hopend dat hij haar een reactie toonde.
'Ik dacht al dat je behoefte had aan wat gezelschap.'
Alyssae draaide zich met een ruk om. De dwerg stond er weer, ditmaal met een zwaard in zijn hand.
'Heb jij dit gedaan?' De emoties veranderden haar stem in een wanhopig gesnik.
'Als Thorin dit hoort, dan –'
'Thorin zal het nooit horen.' Hij opende de celdeur. 'Niets wat hier gebeurt, zal hem ooit ter ore komen.'
Zijn blik gleed hongerig over haar lichaam en Alyssae werd zich weer bewust van haar naaktheid. Ze zocht naar iets dat ze voor zich kon houden, maar behalve het lichaam van Balin was er niets.
'Waarom doe je dit?'
Alyssae wist dat een gesprek aanknopen slechts uitstel van executie was, maar iedere vorm van uitstel verwelkomde ze met gespreide armen.
'Ik heb dit volk goed verzorgd terwijl mijn koning de benen had genomen,' liet hij haar weten. 'Ik vind dat ik wel een beloning heb verdiend.' Hij grijnsde zijn tanden bloot. 'U wilt niet weten hoelang ik hiernaar uit heb gezien. Al vier jaar moet ik uw naam horen, maar ik moet toegeven...' Zijn blik brandde op haar huid. 'U bent inderdaad wonderschoon.'
Alyssae wist niet wat ze moest zeggen. Ze walgde van deze man. Dit moest hem zijn. Vaughn. De man die haar brieven had verscheurd. De man die zijn zus aan Thorin had opgedrongen.
'Ik stel voor dat we het zo doen. U doet wat ik zeg en ik laat u leven. Is dat geen leuk spelletje?'
Hij stapte op haar toe en Alyssae deinsde verder achteruit. Zou ze langs hem heen kunnen glippen? Haar blik werd naar het zwaard getrokken, dat op haar gericht was. Ze kon nergens heen.
'Braaf meisje.'
Alyssae voelde de muur in haar rug. Vaughns zwaard duwde tegen haar middel. Met zijn andere hand reikte hij haar een sleutel aan.
'Maak jezelf vast.'
Ze was verstijfd van angst. Als ze dat deed, zou hij kunnen doen wat hij wilde. Al wist ze diep vanbinnen dat ze dat punt toch al genaderd was. De staal van het zwaard voelde koud tegen haar huid en met trillende vingers greep ze de sleutel vast en ketende ze haar voet vast. Misschien dat ze hem kon wurgen. Als hij zijn alertheid maar verloor...
'Ik had eigenlijk wel wat anders van je verwacht,' merkte Vaughn op terwijl hij de sleutel weer afpakte. 'De verhalen die over je de ronde doen zijn vast overdreven.'
'Daar kom je vanzelf achter,' bromde ze.
Een grijns verscheen om zijn lippen en hij strekte zijn hand uit naar haar wang. Nukkig draaide Alyssae haar gezicht weg, maar die verdomde muur zat in de weg.
'Daar niet alleen,' fluisterde hij. 'Ik wil precíes weten hoe Oakenshield je gek heeft gemaakt. Vertel eens... waar begon hij mee? Zoog ie eerst aan je tietje? Stak ie meteen zijn vingers naar binnen? Of nam hij je gewoon, zoals ie met mijn zuster deed?'
Zijn hand gleed naar beneden en streelde haar buik.
'Je bent zenuwachtig, hè? Was je dat de eerste keer ook? Moest Oakenshield je toen ook ketenen omdat hij er anders niet in kon komen?'
Alyssae spuugde woest in zijn gezicht. 'Je bent walgelijk.'
'Scheld er maar op los.' Met beide handen greep hij haar borsten vast. 'Ik kom er toch wel achter.'
Ze gaf geen krimp en staarde hem ijskoud aan. 'Het zal hoe dan ook je laatste pleziertje zijn.'
Grijzend stapte hij achteruit. 'Je begint al los te komen. Wen maar even aan de boei, dan kun je me straks beter van dienst zijn.'
Alyssae liet sissend van woede haar adem tussen haar tanden ontsnappen terwijl Vaughn de cel weer verliet.
'Tot vanavond, schat.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top