Edlei Olanorin

De eerste regel die Ivolar van zijn vader leerde was: zorg dat je altijd een door Fayrehanden gemaakt zwaard bij je hebt, als de Alopé je om bescherming vraagt. De tweede regel was: biedt nooit bescherming aan een Alopé, het wordt je dood.

Ivolar had geen zwaard gemaakt door Fayrehanden en had nog nooit in zijn leven een Alopé gezien. Al jaren keek hij uit het raampje van zijn boomhut, die hij met zijn drie vrienden deelde, om te zien of hij het mystieke witte wezen kon zien sluimeren door het donkere woud, maar nog nooit had hij of iemand anders van De Academie er een gezien. Het was zelfs een legende geworden, in plaats van een realiteit.

Zijn mede half-elfen hadden al vaak geprobeerd om de heilige Alopé te vinden, maar niemand was het ooit gelukt.

Het was nacht, toen Ivolar en zijn vrienden op bed lagen. De eerste maan, die hoog in de bordeauxrode lucht hing, liet een prachtige cyaankleurige gloed achter in het houtskleurige huisje. De tweede maan was nauwelijks te zien door de hoge bomen, maar je zag net een lichte lilagloed door de bomen schijnen.

Ivolar lag die nacht wakker, door de extreme kou. Zijn adem was net een verloren geest in de lucht. Ook al kon hij de kou niet voelen, prettig was het niet. Hij stapte uit zijn smalle bed en liep naar de bank om wat te lezen, dan kon hij zichzelf toch nuttig maken. Hij wilde net het vuur aanmaken, toen hij zachte voetstappen achter zich hoorde. Hij draaide zich om en keek recht in twee Harlequingroene ogen. Geen wonder dat ze om die reden ook Harlequinn werd genoemd, al haatte ze haar naam. "Quinn is de naam," had ze gezegd toen ze Ivolar bijna had neergeschoten met boomerang-achtige messen, tijdens een van de trainingen tot Koningssoldaat. Quinn was een uitstekende soldaat. Ivolar daarentegen was ontzettend onhandig, maar erg slim en vindingrijk.

Quinn was een Cenae, een half-elf, net als Ivolar, maar Quinn haar huid was grijzig, terwijl die van Ivolar gewoon een normale mauvekleur had. Quinn werd in het begin dan ook vaak uitgelachen, totdat ze haar messen op hen afgooide. Het lachen verdween dan erg snel.

'Waarom ben je nog op?' vroeg Ivolar.

'Dat kan ik ook aan jou vragen,' zei ze.

Donno, de gitzwarte Ossonae liep ietwat traag achter Quinn aan. Hij blafte twee keer kort: 'Dono! Dono!' Hij hapte naar een taupekleurige Boxie, die in het huisje zwermde. Die vervelende rotbeesten ook.

'Kan het wat stiller?' siste Rix, die zich omdraaide en zijn kussen over zijn hoofd trok. Zuchtend stond Edlei op en ging naast Quinn staan. De twee waren soms net zussen, zo gehecht leken ze aan elkaar, behalve dan dat Edlei een mauvekleurige huid had. Rix' leek meer op Quinn, zijn huid was meer grijs dan mauve.

'Waarom zijn jullie wakker?' vroeg Edlei met haar zijdezachte stem. Ivolar keek elke keer weer met bewondering in zijn ogen naar het prachtige meisje dat naast hem stond, met haar mooie puntoren, turquoise haar en zilveren ogen. Ze was zo mooi, net een ijsprinses.

'Ik hoorde de wind weer eens fluisteren,' zei Ivolar. 'Ik dacht dat ik eindelijk die Alopé kon ontdekken, maar nee... nog steeds niks.'

Quinn lachte. 'Je weet toch dat dat een legende is, hè? Het is niet echt...' maar net op het moment dat ze weer wilde lachen, scheen er een kobaltblauw licht, middenin hun kleine woonkamer. 'Jongens, doe dat licht nou uit,' mopperde Rix, maar geen van hen reageerde. 'Hé! Ik zei wat!' zei Rix toen het licht niet uitging en niemand reageerde. Dono begon te blaffen, waardoor Rix opstond. Hij liep de woonkamer in en zag toen ook het licht. 'Waar komt dat vandaan?' vroeg hij.

Dono begon te blaffen en te schreeuwen, maar plotseling viel hij stil, waarna hij op de grond ging liggen, zijn twee staarten aan weerszijden van zijn lichaam om zich heen sloeg en zijn grote kop op zijn drie voorpoten legde.

'Heeft iemand een door Fayregemaakt zwaard bij zich?' vroeg Edlei zacht.

'Nee,' zei Rix. 'Niemand heeft er een, waar bazel je nou over?'

Ivolar, Quinn en Rix zagen alleen mysterieus blauw licht, maar Edlei was de enige die meer zag. 'Zien jullie het niet?' vroeg ze. Met grote ogen keek ze naar de sneeuwwitte schim die in hun middenin boomhuis stond. Het was de Alopé: de ziel van het Heilige Hert, dat de Maan tussen zijn gewei draagt.

'Wat?'

'D-de Alopé?'

De legende vertelde dat het een hert was, maar niet dat het een schim was. Ook scheen het dier alleen hulp te vragen aan zij die het verdienden en alleen de zevende zoon van de zevende zoon met Irisdaebloed zou het dier kunnen zien en verstaan.

'Wat heb jij vannacht gegeten?' lachte Quinn, die haar duidelijk niet geloofde.

Edlei liep naar voren, naar de prachtige schim. Ivolar had geen idee wat er gaande was, tot hij haar haar hand zag uitstrekken. Een gouden gloed leek uit haar hand te komen, alsof de zon middenin hun kamer scheen. Direct toen ze hem aanraakte, schoot er een licht, met alle kleuren van het universum uit hen. Edlei haar haar veranderde van turquoise naar wit en haar huid werd ook lichter. Ineens leek ze niet meer dezelfde, normale Edlei.

Toen sprak een duidelijke, diepe stem: 'Edleiadariquaxia Olanorin, afstammeling van Fernir, zevende dochter van de zevende zoon, ik zoek uw bescherming. Heeft u het zwaard?'

'Nee...' haperde haar stem. 'I-ik... nee. Maar ik kan hem brengen?'

Het dier wilde net wat zeggen, toen plotseling het huisje begon te schudden en vijf zwarte schimmen in het huisje verschenen. Alle vier de half-elfen zagen de schimmen.

'Bescherm mij, zodat ik het evenwicht kan bewaren, als De Duisterlingen komen infiltreren.'

'Jongens!' riep Edlei. 'We moeten de Alopé beschermen!'

Quinn rende naar haar bed, waar ze een doos met wapens uit trok. Zwaarden, haar vertrouwde boomrangs en natuurlijk ook bogen. Ze gooide een zwaard naar Rix en Ivolar. De boog naar Edlei en zelf nam ze haar boomrangs. 'Waar moeten we heen?' riep Edlei naar het hert.

'Ivory Woodlands,' zei hij toen.

Edlei rende al naar buiten, terwijl de Alopé haar volgde. De andere drie bleven achter, strijdend tegen de schimmen. Een van de vijf schimmen vloog naar voren en liet een soort damp achter, die zich een weg door het huisje baande en Rix aanviel. Vechtend en maaiend met zijn zwaard probeerde hij de schim van zich af te slaan, maar het was slechts een damp, hij kon het niet raken. De schim drong via zijn mond binnen. Rix begon te schreeuwen en te gillen. Hij liet zijn zwaard vallen en hij viel op de grond. Bloed vloeide over de vloer en zijn ziel voegde zich met de Goden van de hemel.

De andere vier schimmen deden hetzelfde als de eerste, maar dan bij Quinn en Ivolar.

Edlei, die al op de grond stond, hoorde haar vrienden schreeuwen. 'Het spijt me, jonge Edleiadariquaxia,' zei het dier. 'Ze zijn niet meer te redden.'

Edlei huilde. Haar vrienden, die ze al jaren kende... de monsters hadden hen gepakt, ineens was haar zorgeloze jeugd over, terwijl ze wegliep van haar thuis. 'Zoek het zwaard, gemaakt door Fayrehanden,' zei het majestueuze dier tegen haar. 'Alleen dan kan je de Verlichting vinden en de Duisterlingen voorgoed verjagen. Maar wees gewaarschuwd, de Duisternis is dichterbij dan u denkt.'

Toen hoorde ze haar naam. 'Edlei!' riep een stem. Ze draaide zich om en zag Ivolar achter haar staan. Godzijdank! Iemand leefde nog.

'Ivo!' riep ze opgelucht. Ze sprong hem om zijn hals. Achter haar doofde het licht van de Alopé. 'Ik ben zo blij dat je nog leeft,' zei ze.

'Ik ook,' zuchtte hij. Edlei liet haar los. Ze draaide zich om en begon haar weg, op zoek naar het Zwaard.

Ivolar had nooit kunnen leven. Hij grijnsde, achter Edlei haar rug. Voor heel even, een seconde misschien, flikkerden zijn eens zo heldere ogen, gitzwart. De Duisternis zat in hem.


CrazyGirlllyy

Wat een lastige opdracht zeg. Er was zo weinig ruimte om je verhaal goed te ontwikkelen, zeker met fantasy en de criteria maakte dat best lastig, maar ik heb mijn best gedaan. Het is High-Fantasy of Dark-Fantasy. Absoluut niet mijn genre. het is meh...

Maar okee

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top