De Hanenpoot

1914

In paniek rende de mijnwerker de mijn uit. Zijn gezicht zat onder de vegen, zijn kleding was kapotgescheurd en zijn huid was geschaafd van het loodzware werk. 'Meneer,' riep de man in paniek. 'Als we nu nog doorgaan met graven stort de mijn in!' Hij rende naar zijn baas toe, die tevreden naar de goudmijn stond te kijken. De dikke man stond met zijn handen in zijn zij. Zijn rode stropdas waaide in de wind, terwijl hij met een voldane blik naar de goudmijn keek. Hij was de baas over deze rijkdom.

Honderden mannen die onder de zwarte vegen zaten, liepen de mijn in en uit. Ze droegen helmen en waren bezweet in de branden zomerzon. Over de rails duwden ze karretjes volgeladen met goud. Goudklompjes gingen de mijn uit en lege karren de mijn weer in.

'Hoever kunnen we nog door?' vroeg de dikke man.

De mijnwerker keek bezorgd naar de mijn. 'De mijn stort bijna in.' Hij had de pilaren gezien, waarom sommige gangen rustten, het was bijna niks meer.

De man haalde zijn schouders op. 'Ga door,' beval de man. Het kon hem niks schelen, hij wilde goud zien.

'M-maar...' stotterde de bevuilde man. 'Dan stort de B-gang in.' Tientallen mijnwerkers zaten in die gangen. Vaders, broers, zoons... ze zouden allemaal bedolven worden onder brokken steen.

'We hebben nog de A-gang toch?'

De mijnwerker knikte licht. 'M-maar...' zei de mijnwerker, maar verder dan dat kwam hij niet. Precies op dat moment klonk er een oorverdovende knal. De grond schudde en beefde, de mannen schreeuwden van schrik. Bomen lieten bladeren vallen en rotsen donderden en kletterden naar beneden. Stof schoot de mijn uit, alsof zij degenen waren die van de instorting wegrenden. Toen klonk het geschreeuw van honderden mannen die ten onder gingen. De doodskreten echoden door de mijn en vervaagden in de ingestorte gang. De andere mannen schreeuwden naar hun vrienden, die bedolven werden onder het puin. Ze probeerden hen eruit te graven, maar het was onbegonnen werk. De mijn was ingestort en ze waren hun collega's kwijt.

Toen beseften ze wie het had gedaan. Woedend stampten de overlevenden naar buiten, met de pikhouwelen en de scheppen. De baas zag de woede in de ogen van de mijnwerkers. Hij stotterde en stamelde nog wat, maar dat hielp niets. De baas probeerde nog te rennen, maar het was al te laat. De laatste schreeuw die klonk, was van de baas, die met de andere mijnwerkers ten onder ging.

2017

'Heb jij geleerd voor wiskunde?' vraagt Eddie. Het is een warme lentedag. Eddie draagt een tanktop wat zijn behoorlijke spieren laat zien. Hij heeft bebloede knokkels, maar Peter weet wel beter om daarnaar te vragen.

Peter slaat zijn kluisje, nummer 301, dicht, pakt zijn zware en te grote tas op en kijkt zijn vriend aan. Het was hem nog steeds een vraag hoe een jongen als Eddie, een spierbundel een bullebak soms en een populaire gozer vrienden wilde zijn met iemand zoals hij. Peter was een jongen met een grote, ronde bril, warrig rood haar, sproeten en dunne, iele beentjes en armpjes. Samen lopen ze naar het wiskundelokaal. Het eerste uur hebben ze een toets.

'Tuurlijk,' zegt Peter. Moeilijk vond hij het niet, maar dat hoefde Eddie niet te weten. Peter had eigenlijk nog nooit niet geleerd en daarbij was dit hoofdstuk echt zijn ding.

Eddie slaat zijn arm om Peter heen en trekt hem dicht naar hem toe. Peter voelt zich bedrukt, maar kan zich niet uit Eddies stevige houdgreep worstelen. 'Kijk...' zegt Eddie dan. 'Ik moet echt een zeven halen op die toets, anders mag ik niet naar de vierde. Ik ben niet goed in wiskunde... Jij wel.' Dat is inderdaad een feit. Peter weet wel waar dit heen ging en het bevalt hem helemaal niet. 'Dus...' Hij rekt het woord helemaal uit. 'Ik ga bij je afkijken.'

'Wat?' vraagt Peter.

'Ik ga bij je afkijken,' herhaalt hij. Hij vraagt het niet eens, hij zegt het gewoon. Hij laat het simpel klinken, maar zo makkelijk is het niet. Peter kan niet gesnapt worden, hij staat bijna cum laude. Hij hoeft alleen maar een acht te halen en dan staat hij overal een acht op. Zijn ouders zouden dan trots op hem zijn, dat zou hij misschien helpen met zijn droom waarmaken. 'Sorry Ed,' zegt Peter. 'Dat kan niet. Ik kan niet gesnapt worden.' Hij haalt zijn neus op en zet zijn bril even recht. Vannacht is hij behoorlijk verkouden geworden. Goed heeft hij niet geslapen, maar die toets gaat hij wel halen. Wiskunde is niet zijn sterkste vak, maar met een beetje leren haalt hij het wel.

'Gast,' zegt Eddie als ze naar de deur van het wiskundelokaal lopen, waar meneer Berends al op hen staat te wachten. 'Ik ben je vriend!' sist hij.

'Tassen vooraan in het lokaal zetten, je spullen pakken en gaan zitten,' bromt meneer Berends. Ze knikken en lopen het muffe lokaal binnen. De gordijnen zijn half dicht en de tafels en stoelen staan uit elkaar.

Peter twijfelt weleens aan die vriendschap, soms heeft hij het idee dat hij meer gebruikt wordt, maar het zorgde er wel voor dat hij nooit gepest werd en dat is ook wel een voordeel.

Peter en Eddie laten hun tassen zakken en halen hun rekenmachine, passer en etui eruit. 'Ja...' zegt Peter nog eens langzaam. 'Dat is wel zo, maar ik moet ook een goed cijfer halen.'

Eddie lacht. 'Jij? Je hebt overal al tienen op. Gast,' fluistert Eddie nog eens. Zijn zwarte gelhaar kamt hij nog een keer met zijn hand naar achteren. 'Mijn ouders vermoorden me als ik het niet haal. Help me gewoon.'

Peter weet dat het niet goed is. Hij moet het niet doen, maar het is moeilijk om tegen Eddie in te gaan. En toch moet het. 'Nee,' zegt Peter nog eens. 'Dat kan ik echt niet.' Hij loopt langs de rijen tafels en gaat op de achterste rij, tussen Tessa en Jill in zitten, zodat Eddie met geen mogelijkheid kan afkijken. Woedend kijkt Eddie naar Peter. 'Sorry,' zegt Peter, maar dat maakt niks meer uit. Eddie schuift woest de stoel voor Peter naar achteren en gaat zitten.

Langzaam stroomt het lokaal vol. Om half negen gaat de deur dicht en deelt meneer Berends de toets uit. 'Als er wordt afgekeken, gespiekt of op een andere manier wordt gefraudeerd, dan krijg je een één,' zegt hij. Dan deelt hij de toets uit en mag iedereen beginnen. Peter buigt zich over de sommen en schrijft een voor een alle antwoorden netjes op.

Eddie zit te worstelen. De sommen zijn net chinees voor hem en niks komt hem bekend voor. Peter had hem gewoon moeten helpen!

Achter hem hoort hij papier dat wordt opgevouwen. Dan gaat de stoel van Peter naar achteren en loopt hij langs Eddie heen om zijn toets in te leveren. 'Dit laat ik niet zomaar gaan,' prevelt Eddie, als hij Peter ziet vertrekken.

Een week later zijn de resultaten van de wiskundetoets binnen. Peter is net op zijn weg terug naar zijn kluisje, als hij op zijn telefoon inlogt op zijn cijferlijst. Met een kloppend hart kijkt hij naar zijn cijfer. Ook al vond hij het goed te doen, toen hij buiten stond, twijfelde hij toch wel aan zijn antwoord. Wat als hij het toch verkeerd had gedaan?

Dan drukt hij op "inloggen" en wacht tot zijn cijferlijst geladen is. Hij struikelt over een tas die rondslingert in de gang en valt. 'Au!' roept hij uit. Leerlingen grinniken. Hij wrijft over zijn knie en staat op.

Dan ziet hij zijn cijfer. Een acht! Net wat hij nodig had. 'Ik hoop dat Eddie ook zijn cijfer heeft,' mompelt hij, als hij bij zijn kluisje aankomt. Hij doet zijn mobiel weer in zijn zak en loopt naar zijn kluisje. Dan ziet hij iets aan zijn kluisje hangen. Hij weet wat het is, maar... dat kan toch niet? Hij komt langzaam dichterbij. Zou het echt?

Dan ziet hij het. Een hanenpoot bungelt aan het blauwe deurtje van zijn kluisje. De tenen van het ding zijn gespreid. 'Gadver!' zegt hij. Snel rukt hij het van zijn kluisje af, voordat iemand het ziet. Klote! Hij heeft De Hanenpoot ontvangen.

Hij had van Jason, zijn oudere broer, weleens gehoord over De Hanenpoot. Hij dacht dat het een soort mythe of legende was op school, dat het allang niet meer bestond, maar hij had het mis.

De Hanenpoot... Het is een soort traditie op school. Jasons vriend had hem ook ontvangen, een jaar terug. De dag erna, is hij verdwenen en heeft nooit iemand hem meer teruggezien. De docenten weten er niks vanaf en waarschuwden destijds hun leerlingen voor kinderlokkers, maar dat was niet waar ze bang voor moesten zijn. Het was De Hanenpoot.

Het is nooit goed om hem te ontvangen. Je krijgt hem niet zomaar. De straf is groot, de beloning ook, maar de straf... is immens. 'Wat heb ik gedaan?' vraagt Peter, terwijl hij zijn kluisje opent en de hanenpoot in zijn zak doet. Dan valt er een envelop uit zijn kluisje op de grond. Meteen pakt Peter het op en leest de tekst die op de voorkant staat. De Hanenpoot staat er met uitgelopen bloedrode letters op de voorkant met Peters naam. Peter draait de envelop om en maakt het flapje met trillende handen open.

Als je De Hanenpoot ontvangt, word je uitgedaagd voor een duel. Kom om vijf uur naar de goudmijn. Neem de hanenpoot mee.

Kom alleen.

Als je ons verraad, we weten je te vinden!

Op de envelop zitten bloedspetters. Tenminste zo lijkt het. Peters hart klopt in zijn keel. Een duel? Met wie dan? Wie had hij wat aangedaan? Was dit misschien een prank? Hij kan het risico niet nemen om niet te komen, ze weten wat zijn kluisje is.

Peter zucht diep en haalt zijn boeken uit zijn kluisje. Het is vier uur. Het is niet een uur fietsen naar de goudmijn, maar hij kan maar beter op tijd komen. De goudmijn was in 1900 geopend, maar gesloten in 1914 toen er een ramp gebeurd was. De mijn was ingestort en honderden mijnwerkers kwamen om. De baas zou zijn vermoord. Het was een verboden terrein, omdat het levensgevaarlijk zou zijn, maar het was niet moeilijk om er te komen. Het werd ook best vaak als een soort uitdaging gezien.

Met toch wel trillende benen en knikkende knieën loopt hij naar het fietsenhok en haalt hij zijn fiets van het slot. Hij stapt op en fiets rustig naar het bos. Wat moet hij daar doen?

Peter blijft maar nadenken over die Hanenpoot. Hij kon het gewoon niet bedenken.

Dan, als hij bij de bosrand is, stapt hij af. Hij zal het laatste eindje moeten lopen. Hij legt zijn fiets op de grond en zet hem op slot. Zijn tas laat hij van zijn schouders zakken. Het is een zwaar ding en niet handig. Waarschijnlijk zou die toch niet gestolen worden.

Met schuifelde, slepende passen loopt hij het bos in, langs de put die middenin een open veldje staat. Er zijn vreemde dingen gebeurt in dit bos. Geruchten gaan rond dat hier ooit kinderen zijn vermoord door middel van een soort spel. Ganzebord had hij gehoord, maar dat verhaal was absurd. Toch werden er drie lichamen gevonden van twee meisjes en een jongen. Een van de meisjeslichamen werd in de put gevonden, een jongenslichaam die vergiftigd was en nog een meisjeslichaam zonder hart. Een jongen zou het hebben overleefd, maar niemand weet of dat waar is, wie het was een waar hij nu is. De geruchten blijven de ronde doen, zelfs nu nog.

Peter loopt langs de Siennaput verder het bos in. Het wordt steeds donkerder en donkerder, naarmate hij doorloopt. Hij pakt zijn telefoon erbij, maar die geeft geen beeld. 'Gek,' fluistert hij. 'Toen ik wegging had hij nog vijftig procent.' Toch haalt hij zijn schouders op, doet zijn mobiel weg en loopt hij door naar de mijn, die toch wel ruim drie kilometer diep in het bos zit.

Als hij daar aankomt, zijn er ook anderen. Iedereen draagt een sjaal of doek voor zijn gezicht. Alleen de ogen zijn nog zichtbaar. Ze staan in de kring. Als hij aan komt lopen gaan ze voor hem aan de kan, zodat hij in het midden kan staan van de kring. Iedereen is anoniem, behalve een iemand: Eddie.

'Eddie?' vraagt Peter als hij daar aankomt. Hij had iedereen daar verwacht, behalve Eddie. 'W-wat doe jij hier?' Hij haalt zijn neus op, die nog steeds loopt door de verkoudheid. Hij zet zijn bril nog eens goed en kijkt rond. De meute sluit hen in een soort cirkel in. Aan zijn rechterhand zit de goudmijn. Hij kan de stalactieten aan het plafond zien hangen, maar verder dan twee meter kan hij niet in de mijn kijken. Het is een gapend, duister gat, vol mysteriën en tragedies.

De mijn is levensgevaarlijk. Er zitten grote gaten in de grond en niemand weet wat er aan het einde van de gang zit. Er zijn al zeven kinderen verdwenen in de afgelopen drie jaar. Niemand heeft ze ooit nog teruggezien. Er schijnt een meisje terug te zijn gekeerd uit de grot, maar zij werd meteen opgenomen in het ziekenhuis en daar is ze ook nooit meer uitgekomen.

'Laat De Hanenpoot zien,' gromt een jongensstem.

Peter haalt de hanenpoot uit zijn jaszak en gooit hem in de ring. Het ding valt in het dode bladerdek en rolt een stukje naar de voeten van Eddie.

'De regels zijn simpel!' roept een meisjesstem, ergens achter Peter.

'Je vecht tot iemand opgeeft!' roept een andere meisjesstem, naast Peter.

'Alles is toegestaan, behalve wapens!' roept een jongensstem, ergens ver weg.

'De verliezer gaat de grot in om een klompje goud op te halen!' roept een jongensstem.

'De winnaar gaat met de eventuele buit naar huis!' roept weer een andere jongensstem.

'Er wordt niet gesproken over deze duels!' zegt weer een andere stem.

'Doe je dat wel, zal je niet meer opstaan!' zegt nog een jongensstem.

'Begrepen?' roepen twee of drie stemmen. Eddie knikt en steekt zijn vuist in de lucht. Ook Peter knikt maar. Het klinkt allemaal logisch.

'Laat het duel beginnen!' roepen alle stemmen. 'Vecht, vecht, vecht!' fluisteren de stemmen overal om hen heen. Het klinkt alsof de wind in zijn oor fluistert. Overal is het gefluister, overal is dat woordje: "vecht".

'Je had me moeten helpen!' zegt Eddie kwaad. 'Je had me moeten helpen toen ik dat vroeg. Ik heb een vier, Peter. Een vier!' Hij schreeuwt de woorden uit. 'Door jou zak ik nu en moet ik het jaar over doen! Dat is jouw schuld.'

Peter weet niet wat hij hoort. Het was niet zijn schuld dat Eddie niet geleerd had. Waarom deed hij dan dit?

Peter wil wat zeggen, maar hij krijgt er de kans niet toe. Om hen heen blijft de groep fluisteren. 'Vecht, vecht, vecht!' Als een soort gezang van een sekte.

'So-...' begint Peter, maar hij kan zijn woord niet afmaken, doordat Eddie al naar voren is geschoten en zijn vuist in Peters gezicht ramt. Peter was nog niet eens voorbereid. Peter voelt hoe zijn tanden in zijn mond rammelen. Hij stapt achteruit en valt, vlak voor de fluisterende kring leerlingen. Zwarte vlekken dansen voor zijn ogen. Zijn bril staat scheef en zijn oren piepen. Pijn gaat door zijn wang en hij heeft het idee dat zijn neus bloed.

Eddie buigt over Peter heen en spuugt hem in zijn gezicht. Een rilling gaat door Peter heen als hij het speeksel van zijn brandende wang afveegt. 'Geef gewoon op, smerige verrader!' sist hij. 'Ik wil je geen pijn doen, alleen maar dat jij die grot ingaat en dat goud voor me gaat halen. Geef op en ik doe je geen pijn meer. Die klap verdien je.'

'Nee,' zegt Peter. Opgeven is niet een woord dat in zijn woordenboek staat. 'Dat ga ik niet doen.' De woorden komen er fluisterend uit.

'Oké,' zegt Eddie dan. 'Je vraagt er zelf om.' Hij trekt Peter overeind, die bungelend in zijn vuisten hangt. Dan raken Peters voeten de bosgrond weer, maar Eddies linkervuist is nog steeds om zijn shirt gekruld. Eddie trekt zijn vuist naar achteren en boort die diep in Peters buik. Een vlaag van misselijkheid, pijn en woede gaat door Peter heen als de vuist hem raakt. Dan voelt hij zijn lunch omhoogkomen. Nog net kan hij het binnenhouden.

Eddie laat hem los en weer zakt hij naar de grond. De groep blijft maar fluisteren, steeds harder nu. 'Vecht! Vecht! Vecht!'

Pijn gonst door Peters lichaam. Alles doet pijn. Zijn wang, zijn kaak, zijn hoofd, zijn maag, zijn alles. 'Toe dan!' schreeuwt Eddie dan. Zijn voet gaat naar achteren en eindigt in zijn rug. 'Ah!' schreeuwt Peter en probeert weg te kruipen. Eddie loopt mee. 'Sta op dan! Toe dan!' Weer schopt Eddie Peter, tegen zijn knie en tegen zijn oor. Tranen springen in Peters ogen. Zijn neus bloed, oor bloedt, hij is misselijk en ziet nauwelijks nog wat door de pijn. Adem gaat ook moeilijk. Bijna wil hij opgeven. Maar toch weet hij dat hij kan winnen. Opstaan is alleen moeilijk.

Hij had beter moeten opletten, dan had hij nog een voordeel gehad, maar het feit dat Eddie denkt dat Peter nooit kan winnen, is ook een voordeel.

Peter haalt diep adem en laat de pijn uit hem wegvloeien. Dit heeft hij vaker gehad en elke keer kwam hij er doorheen. 'Met elke ademhaling, zakt je pijn weg in de grond,' hoort hij zijn trainer zeggen. Peter knikt, alsof zijn trainer dat kan zien. Vier keer haalt hij adem, na de vierde ademhaling, is de pijn zo goed onder controle dat hij weer op kan staan en dat doet hij.

'Ik wil je geen pijn doen,' zegt Peter dan. Zijn stem is zwak en kraakt.

Eddie begint hard te lachen. 'Jij? Mij pijn doen?' roept hij uit. 'Laat me niet lachen!' Hij giert het uit. 'Ik ben De Hanenpootkoning! Ik heb al vier keer in deze ring gestaan, nooit verloren! Jij denkt dat jij mij kan verslaan? Ha! Nooit!'

Peter zet zijn bril nog eens recht, die was scheef gegaan doordat hij op de grond was beland. Hij haalt zijn neus nog eens op en veegt hem af met zijn mouw. Het is een combinatie van bloed en zijn verkoudheid. 'Ik dacht dat je mijn vriend was,' zegt Peter zacht.

'Dat had je dan mis. Jij verraadde mij, vieze rat!' snauwt Eddie.

'Je kent me blijkbaar niet,' zegt Peter dan, terwijl hij heel rustig naar Eddie toeloopt. Hij hinkt een beetje, door een trap die hij had gekregen tegen zijn knie aan. 'Als je geïnteresseerd was geweest...' Eddie staat in de vechthouding. Peter stopt met lopen en kijkt hem uitdagend aan. Hij glimlacht.

'Nog een stap en je krijgt een knal voor je dikke kop!' waarschuwt Eddie.

'Doe maar,' daagt Peter hem uit. Hij zet een stap vooruit, een kleintje maar. Eddie zwaait met zijn rechterarm naar voren. Peter buigt in een reflex een heel stukje achteruit, zodat de vuist precies langs hem heen gaat. Eddie schiet door en verliest zijn evenwicht, wat Peter precies de tijd geeft om een move te doen. Hij grijpt Eddies rechterarm vast. Hij draait zich om, zo dat Eddie netjes over zijn rug rolt en met een behoorlijke bons op de grond beland. 'Als je geïnteresseerd was geweest,' herhaalt Peter nog eens. 'Had je geweten dat ik een bruine band heb in karate.'

Eddie kreunt en rolt zich langzaam om. Dan staat hij weer op en veegt de bladeren van zijn broek af. Zijn gespierde blote armen zijn gespannen, net als de rest van zijn lichaam.

'En ook nog liegen,' zegt hij, terwijl hij zijn bloedneus afveegt. Hij spuugt op de grond, net over Peters schoenen. 'Jij durft. Nou dan heb ik een zwarte band in kickboksen.'

'Kickboksen heeft geen banden,' zegt Peter niet al te luid, maar Eddie hoort het al niet meer. Rood verblind door woede, rent hij naar voren, met gebalde vuisten. Hij geeft Peter een trap tegen zijn scheen en probeert hem vol in zijn maag te raken. Peter is erop voorbereid deze keer en werpt hem zo weer over zijn schouder en houdt hem in de houdgreep vast. Peter zit op hem, met zijn knie in Eddies rug en Eddies hand naar achteren gedraaid. Eddie kan zich niet meer bewegen. 'Geef je over, Eddie, je kan dit niet winnen.'

Eddie gromt, maar kan niet praten, doordat zijn gezicht in de bladerondergrond is gedrukt. 'Toe nou,' pusht Peter. 'Ik wil je geen pijn doen! Knik als je je overgeeft.'

Eddie blijft worstelen, maar kan niet onder de houdgreep van Peter uitkomen en knikt dan. Peter staat op en veegt de bladeren van zijn shirt af. Hij is blij dat het gevecht eindelijk over is. Hij is moe en heeft overal pijn, maar hij heeft gewonnen. Eddie staat ook op. 'Ik heb het niet gezégd!' zegt hij dan met een enorme grijns.

'De speler moet het noemen!' roept een jongensstem van de kring.

'Anders is het ongeldig!' maakt een andere jongen het af.

'Eddie toe nou,' smeekt Peter, maar Eddie blijft volhouden. De groep gaat weer verder met roepen. 'Vecht! Vecht! Vecht!' schreeuwen ze nu.

Weer rent hij naar Peter toe. De vuist die in Peters gezicht beland komt harder aan dan Peter had verwacht. Eddie mag dan wel geen vechtsport doen, vechten kan hij wel. Hij is snel en kan behoorlijke klappen uitdelen.

Peter, daarentegen, kan dat niet, maar hij is altijd goed geweest in ontwijken en hij wist heel goed hoe hij iemand in de houdgreep kon houden. Daar had je niet altijd brute kracht voor nodig, gewoon de juiste techniek.

Peter wankelt achteruit en beland in het gras. Weer komen de genadeloze schoppen, die hem overal lijken te raken, alsof de kring meedoet, maar als hij kijkt, is het alleen Eddie die hem overal raakt. Hij voelt hoe hij zich schaaft aan de kleine steentjes. Hij voelt zijn huid opengaan en bloeden.

Snel krabbelt Peter op. Hij kan nauwelijks nog zien, door de zwarte vlekken. Hij kan nauwelijks nog lopen door zijn knie. Het moet nu eindigen.

Peter gaat naar Eddie toe. Hij probeert hem te slaan. Het kost Peter zo veel moeite, maar hij ontwijkt de slag en werpt Eddie voor de derde keer op de grond. Zelf stort hij ook in, maar gelukkig wel zo dat hij Eddie weer in de houdgreep kan nemen. Eddie kan niks meer. 'Eddie, geef op!' zegt Peter luid, met al zijn kracht die hij nog over heeft.

Eddie wurmt, worstelt en probeert Peter te schoppen met zijn hak. Een paar zijn raak, maar Peter gaat niet van Eddie af. 'Ga van me af, jij zwijn!' schreeuwt Eddie, maar Peter gaat nergens heen. 'Vecht met me, dit is valsspelen!'

'Alles is toegestaan!' zegt een meisje uit de kring.

Minutenlang blijven ze zo zitten. De groep is stiller geworden, maar blijft de woorden herhalen. 'Vecht, vecht, vecht.' Tot eindelijk Eddie de verlossende woorden zegt: 'Ik geef op.'

Peter blijft nog heel even zitten, hij heeft geleerd van zijn fouten. 'Ik geef me over, ga van me af, lapzwans!' schreeuwt Eddie nog eens. Dan gaat Peter van hem af en staat op. Hij trekt Eddie overeind. 'Blijf van me af.' De kring komt dichterbij. 'Jij bent de verliezer!' zegt een meisjesstem.

'Ga de mijn in!' roept een ander.

'En haal een goudklompje,' maakt een jongen het af.

'Geef het aan je tegenstander,' zegt een meisje.

'Doe je dat niet,' zegt weer een jongen.

'Dan komen we je halen!' grauwt een meisje.

'Ga!' fluistert de kring, steeds maar weer opnieuw. Het klinkt als duizenden fluisterende bomen, alsof de wind het hem beveelt. De kring duwt Eddie de mijn in. Eddie gaat naar binnen, zonder zaklamp. Als Eddie eenmaal door de duisternis is opgeslokt, valt de kring uiteen en verlaat iedereen het verboden gebied. Ineens is het doodstil. Geen gefluit van vogels, geen voetstappen, geen kreten, zelfs geen wind. Het is doodstil.

Peter blijft staan en kijkt in de grot. Hij onderdrukt de neiging om Eddies naam te roepen, maar gaat na tien minuten ook weg. Hij draait zich om en loopt schoorvoetend Peter naar zijn fiets. Dan klinkt er een schreeuw door het bos, afkomstig uit de goudmijn. Vogels vliegen op. De schreeuw echoot na, maar Peter draait zich niet om.

Die schreeuw was het laatste wat er nog ooit van Eddie was vernomen.  







Dit is opdracht twee van milanvandesteene


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top