9_Part_1
Het pad is lang, en zonder zijn stok is het eigenlijk te ver. Het mulle zand is warm onder zijn blote voeten, hij heeft immers geen schoenen gekregen om deze tocht op te lopen. Scherpe stenen prikken genadeloos in zijn voetzolen, snijden de huid open, laat bloed zacht maar gestaag stromen uit de pijnlijke wonden die worden bevuild met stof. Het doet pijn, maar het leidt zijn aandacht af van de stekende pijn in zijn heup die haast ondraaglijk is. Hij weet dat hij door moet zetten, dat Saffiera, het meisje dat hij nog steeds niet kent, het niet zou appreciëren als hij niet op komt dagen door een simpele pijn uit zijn kindertijd.
Hij weet niet waarom hij de stekende pijn zo weinig aandacht wil geven, waarom hij zichzelf zo graag wil bewijzen. Waarschijnlijk hoopt hij dat hij zo waardig bevonden zal worden door de goden, zodat hij vlugger terug kan naar Arya.
Oh Arya.
Deze tochten doen hem zoveel denken aan het blinde meisje met wie hij al zomers lang bevriend is. Hij maakt zich verschrikkelijk veel zorgen om haar. Het was hij die verondersteld werd op haar te passen! Om een oogje in het zeil te houden, haar veilig thuis te brengen. Maar nee. Hij heeft gefaald, hij kon het niet. Nu zit hij hier, en de goden weten waar zijn lieve Arya is.
Een ding is zeker, ze is niet bij hem, en dat is wat aan hem vreet, het valt hem aan van binnenuit, dat schuldgevoel.
Hij kan zich nog maar al te goed herinneren hoe ze elke week liepen op een zanderige weg zoals deze, op weg naar Sforai voor hun wekelijkse uitje. Hoe de zon in hun ogen scheen, net zoals de zon nu in zijn ogen schijnt. Hoe vredig de natuur om hen heen leefde, net zoals het landschap nu levendig maar rustig is. De wind waait zachtjes door de bomen, laat bladeren ritselen. Vogeltjes die schrikken van een roofdier en in een luid gekwetter en gefladder uit de bomen vliegen. Het doet hem zoveel denken aan de wandelingen met Arya... Hij weet dat hij zich niet alleen schuldig voelt, hij mist haar ook. Hij mist haar als geen ander.
Hij sjokt verder, zijn been half slepend achter hem aan, terwijl de zon langzaamaan verder opkomt en de aarde onder zijn bebloede voeten steeds warmer maakt. Hij begint zich zorgen te maken, had hij al niet allang bij Saffiera moeten zijn? Hij moet rond het middaguur bij vrouwe Du'Quinione zijn, dat mag niet al te lang meer duren. Hij moet ook nog terug...
Hij heeft toch niet het verkeerde pad gekozen? Dat zou een ramp zijn! Maar, het kan niet dat hij het verkeerde pad heeft gekozen... Hij was er zo zeker van. Dat gevoel dat van binnenuit schreeuwde om het pad van de toekomst te kiezen, het was zo dominant, en zijn instinct heeft hem nog nooit echt in de steek gelaten, toch? Waarom zou het dat nu wel doen?
Hij heeft het goede pad gekozen, het is gewoon een langer pad. Dat kan niet anders. Hij zucht luid, en gaat met vernieuwde energie verder.
Als de zon op ongeveer een vierde van zijn totale baan op de dag is, ziet hij in de verte het eind van het pad. Zo een-twee-drie ziet hij geen silhouet van een mens, maar het kan zomaar zijn dat zijn toekomstige lerares zich heeft verscholen in de verkoelende schaduw van de bomen, beschermd tegen de brandende stralen van de zon, die inmiddels zijn gezicht een rozerode kleur hebben gegeven.
Hij strompelt nog een stuk verder, maar nog altijd ziet hij geen meisje – of vrouw – zitten of staan. Het is zijn instinct dat hem echter niet terug wil laten lopen, het duwt hem verder, laat hem lopen, met zijn voeten vol blaren en pijnlijke wonden en zijn pijnlijk stekende heup.
Maar het pad loopt echt dood en als hij om zich heen kijkt ziet hij niemand. Slechts wat bomen die hem zelfs maar weinig van hun schaduw gunnen. En toch... Op de een of andere manier blijft hij lopen, zelfs met zoveel pijn, en het gevoel alsof hij elk moment in huilen uit kan barsten van teleurstelling. Het is dat hem is aangeleerd dat mannen niet huilen, anders hadden er al lang dikke tranen over zijn wangen gerold. Er is dat dierlijke gevoel, dat instinct, die wetenschap of wijsheid die hem meesleurt, recht op een grote heg af. Hij kan zich er niet tegen verzetten, en eerlijk gezegd maakt dat hem best wel bang. Toch laat hij het toe, hij laat zichzelf door zijn eigen lichaam meenemen naar deze nieuwe, onbekende plek, zelfs al moet hij er door heggen en bosjes voor.
En het loont de moeite ook. Nadat hij door de bosjes is gesleurd door die onbekende kracht van binnenuit, krijgt hij de kans om uit te hijgen.
Op een pad dat er eerst niet was.
Geschrokken kijkt hij met woeste bewegingen om zich heen. Ja hoor.
Daar, in de verte, zo'n honderd boomlengten bij hem vandaan, staat een oude, verweerde tempelruïne met planten over de massieve grijze stenen. Het is een stukje klimmen, maar op een van de hoge stenen, ziet hij een figuur zitten.
Daar moet hij heen. Het is hem gelukt! Hij heeft het juiste pad gekozen!
Met een pas die sneller is dan hij voor mogelijk had gehouden gezien de staat waarin hij verkeert, stapt hij op de grote, indrukwekkende tempel af. In de verte hoort hij het vreedzame maar dodelijke gekletter van een waterval, een grote stroom water die langzaam de afgrond in stort.
Het duurt niet lang voordat het silhouet in de verte vormen krijgt van een meisje. Ze zit met haar rug naar hem toe op een hoge, platte steen, in de kleermakerszit.
Vanaf dat moment gaat alles heel snel. Binnen een korte tijd staat hij aan de rand van de tempel, en op slechts tien meter bij hem vandaan staat de grote platte steen, waarop het uiterst mooie meisje nog steeds onbewogen zit. De zon schijnt op haar haren, laat de rode krullen prachtig glanzen in verschillende tinten rood, oranje en bruin. De wind blaast de kleine plukjes in een sierlijke beweging in de war, laat de ontembare bos dansen in een haast magische en hypnotiserende beweging. Hij kan het niet laten in volkomen stilte naar de schoonheid voor hem te staren.
"Het duurde lang, was mijn raadsel te moeilijk?" klinkt haar stem. Hoewel haar haren er uitzien als vlammen in de wind, is haar stem koud als ijs, het laat rillingen golven over zijn gehele lichaam.
Hij had niet doorgehad dat ze wist dat hij er al was, dat ze zijn aanwezigheid al had opgemerkt. Hij wenst dat ze dat niet had gedaan, hij wenst dat hij nog even naar haar had kunnen kijken, zonder dat hij wist dat er zo'n ijzige, kille stem hoorde bij haar beeldschone uiterlijk.
Hij ziet hoe ze opstaat in een soepele beweging, met een grote kalmte en zonder haar hoofd te laten knikken. Zodra ze omdraait schrikt hij haast van haar gezicht. Het is emotieloos, haar gelaatstrekken vrij van fijne lijntjes of oneffenheden. Haar bruine ogen, zijn koud en leeg, zelfs al hebben ze een warme kleur. Haar prachtig verende krullen omlijsten haar bleke gezicht, laten haar lippen zachtroze lijken. Het is jammer dat ook haar mond vertrokken is tot een neutraal lijntje.
"Je hebt gewoon een willekeurig pad gekozen en toevallig het goede, nietwaar?"
Hij aarzelt even om te antwoorden. "Ik wist redelijk zeker dat het antwoord de toekomst was, de route naar deze oude tempel was alleen erg lang."
"De toekomst, zeg je?" vraagt ze monotoon.
Hij knikt, terwijl hij zijn ogen laat vallen op haar slanke lichaam, bekleed met een haast glanzend zwart gewaad dat nauw aansluit en haar vormen benadrukt. Het lijkt wel of ze een godin is, haar lichaam lijkt, net zoals haar gezicht, vrij van imperfecties. Als ze nou eens zou glimlachen...
"Ha-ha," ze lijkt verveeld, maar onder die koele stem meent hij nieuwsgierigheid te kunnen opmerken. "Je hebt per toeval het juiste pad gekozen. Het antwoord op mijn raadsel was fout, je hebt gewoon het verkeerde pad genomen en je bent hier per ongeluk beland."
"Ik heb echt het pad van de toekomst genomen," zegt hij haast verontwaardigd. Hij weet toch zeker wel welk pad hij heeft bewandeld?
Direct voelt hij hoe ze zijn hoofd binnendringt, en rondgaat in zijn herinneringen. Hij voelt zich in verlegenheid gebracht als hij bedenkt dat ze zijn gedachten over haar toen hij haar zag, ziet. Het is echter niet waar ze naar op zoek is, ze zoekt naar het moment dat hij besloot het pad van de toekomst te nemen. Zodra ze het heeft gevonden, kan hij haar verwarring bijna voelen.
"Dat is niet mogelijk..." hoort hij haar zachtjes fluisteren, bijna onhoorbaar.
Ze herstelt zich snel en binnen een paar hartslagen heeft ze weer het masker van kilte opgezet. Ze puft even kort en neemt hem daarna kort in haar op, waarna ze haar ogen sluit en weer gaat zitten in haar originele positie. "Klim op de steen tegenover me en mediteer." Meer zegt ze niet, dus hij haast zich om de platte steen op te klimmen.
Blij dat hij zijn voeten en heupen even kan ontlasten, gaat hij in dezelfde houding zitten als zij.
"Sluit je ogen, concentreer je op je ademhaling en houd je hoofd en rug recht. Denk aan rust, aan niets anders. Je kunt gaan wanneer ik vind dat je dit voor elkaar hebt gekregen."
"Maar-" probeert hij daar tegenin te brengen.
Ze onderbreekt hem direct. "Totdat ik zeg dat het je gelukt is."
Maar hij heeft rond het middaguur nog een afspraak! Hij kan het niet maken niet op te dagen bij vrouwe Du'Quinione... Bovendien kent hij de Latijnse woorden nog niet zo goed dat hij ze kan dromen, zoals ze hem had opgedragen, zelfs al heeft hij op zijn kamer nog vele pogingen gedaan het in zijn hoofd te stampen.
Nu moet hij denken aan rust. Rust. Rust. Rust. Rust.
Het woord galmt door zijn hoofd, maar hij merkt dat er regelmatig wat andere gedachten doorheen glippen.
Zijn ademhaling lijkt regelmatig wat sneller te worden, hij kan zijn hart horen kloppen, terwijl het kalme geluid van het gekletter van de waterval in zijn oren klinkt. Het is rustgevend, ja, maar het lukt hem niet om zich te ontspannen en alles behalve rust uit te bannen. Toch blijft hij het proberen, vastberaden. Hij voelt hoe de zon zijn hoofd verbrand, zijn huid pijnlijk laat trekken. Het zal vast vuurrood zijn.
"De tijd tikt, je denkt te veel na." Haar stem is nog net zo koud en kil als eerst, misschien zelfs nog erger als voorheen, maar ze helpt hem tenminste, dat was eerst niet zo.
Hij probeert de gedachten uit zijn hoofd te bannen, concentreert zich alleen op de rust om hem heen. Hij probeert een te worden met de natuur. Nergens aan denken, slechts alles voelen. Besteed er geen aandacht aan, ben het. Hij moet de natuur zijn, het voelen, hij is een deel van al het leven, een deel van de rust.
Het lijkt een eeuwigheid later, maar plots hoort hij haar stem in zijn hoofd, net zoals hij die van meester Gotuku in zijn hoofd had gehoord. "Je kunt gaan. Morgenochtend, zelfde plek, zelfde tijd."
Hij schrikt op uit zijn comfortabele staat en opent zijn verwijde ogen. Het licht is veel te fel, dus het duurt even voordat hij gewend is aan de stralen van de zon die de aarde kleur geven. Als hij om zich heen kijkt, ziet hij Saffiera niet meer. Ze is verdwenen, opgelost in de lucht, net zoals Zhúru verdwenen was deze zelfde ochtend. Zodra hij echter naar de zon kijkt, smelten al die gedachten weg als sneeuw in de warme lucht. De zon staat al bijna op zijn hoogste punt! Hij moet zo snel mogelijk naar Huize Caelum terug om zijn les met mevrouw Du'Quinione te volgen. En voordat hij daar binnentreed moet hij ook nog snel langs zijn kamer om zich op de juiste wijze te kleden, wat te eten en zich te wassen.
Bang voor wat er nog allemaal van hem wordt verwacht, klimt hij vlug van de hoge steen af – wat nog best veel mogelijkheden geeft, - en gaat daarna op een drafje terug. In elk geval, voor zover dat gaat, met zijn pijnlijke voeten en heup.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top