17_Part_1
De zon schijnt genadeloos in zijn gezicht als hij zich laat zakken op een van de rotsen naast de rivier die enkele meters verder de afgrond in stort. De steken in zijn rechterheup zijn in een hele lange tijd niet zo hevig geweest. Ze zijn zelfs zo erg dat zijn hele lichaam trilt van de pijn. Toch merkt hij het maar amper op. Gekwetst en boos keilt hij kleine steentjes de woest bulderende rivier in. Hoe kon ze het hem niet vertellen?
Hoe kon ze hem 'vergeten' te vertellen dat ze vandaag, na alle festiviteiten van de bruiloft, erkend zou worden als de dochter van Heer Gotuku? Hoe kon ze, nadat ze hem de hele nacht had gezien, niet vertellen dat ze het al lang wist? Nadat hij haar een aantal keer heeft gevraagd om uitleg?
Hij wil het niet toegeven, maar hij trekt het zich meer aan dan dat hij zou moeten. Het gebrek aan vertrouwen dat ze in hem heeft, doet pijn, vooral nadat hij haar leven heeft gered, nadat ze samen het bed hebben gedeeld. Meer dan eens.
"Daar ben je. Ik heb overal naar je gezocht, en niemand wist waar je was, en ik dacht uiteinde-" Hij hoort haar stem, en zodra hij haar herkent sluit hij haar buiten. Hij wil het niet horen. Hij wil niet in haar ogen kijken en een dochter van Heer Gotuku zien.
"Elias... Is er iets?" Onzekerheid sijpelt door haar stem.
Niet naar haar luisteren. Negeer het. De woede stroomt door zijn aderen, het bloed ruist in zijn oren. Nee. Nee. Niet reageren. Hij kan niet reageren. Dan zal hij haar vergeven en hij mag- hij kan haar niet vergeven.
"Negeer je me nu?" Gekwetst, geïrriteerd. Hij merkt het op, maar als een dier koppelt hij er niet meer aan dan een gevoel. Ze moet zich aan hem verontschuldigen. Het is haar fout. Háár fout.
"Ja dus. Kijk, ik weet dat ik je het misschien had moeten vertellen, maar –" Nu kan hij zich niet langer inhouden.
"Misschien? Misschien? Misschien zegt ze! Ik heb wekenlang gedacht dat je hem haatte. Dat je jezelf haatte omdat je zijn dochter bent, zelfs al erkende hij dat niet. Ik dacht dat je niets met hem te maken wilde hebben!" Hij schreeuwt de woorden, luid, en ze galmen door de bergen. "Je had me moeten vertellen dat die gevoelens waren verdwenen, dat je die... die man! als je vader wilde hebben. Dat je wilde dat hij je zou erkennen, dan hadden we dit probleem niet gehad! Maar je vertelde niks. Niks!"
"Ik hoef je niet alles te vertellen, Elias. Ik heb mijn eigen geheimen," zegt Saffiera defensief, koud zelfs, alsof ze haar kille masker weer heeft opgezet.
Met een ruk draait hij zich om.
"Ja. Jij wel." Hij zegt het kortaf, wetend dat ze zal weten wat hij bedoelt. De afgelopen paar weken heeft ze tijdens de oefeningen zijn geest zo vaak aangevallen, dat ze zijn hele hoofd, al zijn gedachten heeft gezien. Zijn diepste geheimen heeft ze aangeraakt en opgeslagen in haar hoofd. Ze heeft er nooit iets over gezegd, maar hij weet dat ze weet dat hij het niet prettig vindt dat ze sommige gedachten uit zijn hoofd weet op te pikken voordat hij dat zelf doet.
"Je bent anders ook een van mijn geheimen ongevraagd te weten gekomen," antwoordt ze na een korte aarzeling. "Dat was mijn gro-"
"En daarna redde ik je leven, staan we dan niet gewoon quitte voor dat geheim?" brengt hij er direct tegenin, haar onderbrekend. De woede heeft er voor gezorgd dat hij harder is gaan praten. "En het gaat niet om dat geheim! Jij weet alles van mij, en het enige wat ik weet van jou, is dat je een dode broer hebt en dat je moeder bij Huize Caelum werkt. Dat je jezelf mysterieus houdt begrijp ik al niet, maar dat je liegt als ik specifiek vráág wat er aan de hand is daar kan ik met mijn pet niet bij!" Hij schreeuwt het, zijn stem evenaart zelfs het lawaai van de bulderende rivier en het woeste water.
Ze hapt naar adem, geschokt dat hij zoiets kan zeggen.
"Je weet niks van me, zeg je?" Nu is ook Saffiera kwaad. "Heb je het me ooit gevraagd? Heb je me ooit iets gevraagd over mijn leven? Nee! Dat heb je niet! Het is altijd Elias dit, Arya dat, mezelf bewijzen zus, terug naar Angora zo. De Wildernes draait niet om jou Elias! De Wildernes draait niet om jou zelfs al denk je van wel!" Ze gilt, net zo hard als dat hij zojuist schreeuwde. "En daarnaast," gaat ze verder, haar stem net zo kil en woest als het koude water uit de bergen. "Hoef ik je echt niet alles te vertellen omdat je mijn leven redde nádat je het zelf had veroorzaakt dat ik mezelf van kant wilde maken. Ik ben je niks verschuldigd Elias, eerder jij mij."
Daar. Nu zegt ze het. Ze geeft openlijk toe dat ze zichzelf van de afgrond wilde gooien. En ze beweert ook dat het zíjn schuld is.
"Nou wordt het mooi-" wil hij beginnen met zeggen, maar Saffiera houdt hem al snel tegen. "Weet je? Je zoekt het maar uit," zegt ze hem met een vlakke, kalme stem. Op de een of andere manier vindt hij die angstaanjager dan welke gil, welk hard geluid dan ook. "Vind maar een andere leraar om je levend te houden bij de queeste naar de top der koningen, want ik ben voorlopig klaar hiermee. Klaar met jou, Elias. Tot ziens." Met die boodschap draait ze om en beent ze met een stevige stap weg, haar jurk groots om haar heen waaiend.
Hij komt terug bij Huize Caelum, volledig uitgeput. Hij heeft zoveel last van zijn heup, dat hij om de paar passen even moet stoppen om te rusten. Hinken werkt al niet eens meer, want bij elke beweging schreeuwt het been in kwestie om aandacht, met felle steken die zijn hele lichaam doorgaan. Hij verlangt naar zijn bed, om vervolgens dagenlang te slapen. De schok van wat hij zei tegen Saffiera -en zij tegen hem- begint pas net wat door te dringen als hij door de gang richting zijn vertrekken strompelt, hijgend en kreunend als een oude man. Wat heeft hij gedaan? Waarom zei hij zulke gruwelijke dingen tegen Saffiera? Waarom gebruikte hij haar dode broer als argument? Puur om haar pijn te doen? Hij weet niet meer wat hem bezielde. Hijgend stopt hij bij een klein bijzettafeltje vol zilveren kandelaren en kleine marmeren beeldjes om de pijn even te laten verminderen. Hij heeft net besloten dat hij zijn excuses aan Saffiera aan zal bieden -nadat hij lang genoeg geslapen heeft en ook zij weer wat is afgekoeld- als Vrouwe Keya haastig de hal door komt gelopen.
"Oh Elias daar ben je eindelijk, ik was al naar je op zoek!"
"Vrouwe Keya," zegt hij verbaasd. De vrouw ziet er vermoeid uit, net zoals hij zelf waarschijnlijk. Onder haar ogen sieren donkere wallen haar gezicht. Haar lippen staan in een vermoeide, dunne lijn, de mondhoeken naar beneden gericht. Dat opgeteld bij de aanblik van haar ogen, en hij weet dat er iets mis is.
"Wat is er mis?" vraagt hij daarom direct, balancerend op een been. Hij pakt het tafeltje vast om zijn uitgeputte lichaam niet om te laten vallen en laat zijn blik kort over Vrouwe Keya gaan. Ze staat lichtelijk voorovergebogen, een hand gelegd op haar rug, alsof ze er last van heeft. De andere hand hangt levenloos naast haar lichaam. Nog altijd draagt ze het vrolijk gele gewaad van de bruiloft van Zafux en Yuuki, maar in combinatie met haar sombere, vermoeide gezicht zien de kleuren er flets uit.
Ze zucht medelevend, alsof ze hem slecht nieuws komt vertellen. "Elias..." zegt ze zacht. "Er is iets dat je moet zien."
Bij haar woorden voelt hij zich vreemd duizelig, alsof hij aanvoelt dat er iets slechts staat te gebeuren. Is er iets mis met Saffiera? Hij kan het niet laten het zich af te vragen. Waren zijn woorden zo bruut, zo ruw, dat ze zich alsnog van de rotsen heeft gegooid? Is ze gevallen en heeft ze botten gebroken? Leeft ze überhaupt nog? Of is er iets mis met Zafux of Yuuki? Allerlei scenario's gaan door zijn hoofd, de een nog erger, nog gruwelijker dan de ander.
De oude vrouw slaat een arm om zijn schouder, en als ze een stukje de gang doorstrompelen, weet hij niet wie wie ondersteunt. Leunt ze op hem, of wordt hij door haar staande gehouden? Ze vorderen langzaam, in complete stilte, maar na een aantal bochten, hallen en kamers, staan ze voor een deur. Hij voelt hoe een koude tochtlucht hem tegemoet komt vanuit de kieren en gaten van de deur en de muren. Onwillekeurig moet hij rillen, en hij betwijfelt niet dat zijn gezicht nog bleker wordt dan het al was. Zijn hart bonkt luid in zijn keel en hij voelt het bloed lichtelijk in zijn oren ruisen.
"Ze vonden haar vannacht in de bergen, toen het feestgedruis terugkeerde naar hun hutten wat hogerop dan hier in het dal. Aangezien Huize Caelum het dichtste bij lag, hebben ze haar hierheen gebracht. Ze..." Keya moet even slikken, haar stem trilt, zelfs bij de zachte fluistertoon die ze gebruikt. "Ze... was, zelfs in haar bevroren staat, niet onherkenbaar. Ze lijkt exact op..." haar toongeluid daalt van een zachte fluistertoon, naar een haast onhoorbare ademtocht. "Je beschrijvingen..."
Hij hoorde het maar amper, wilde het absoluut niet horen.
Nee. Dat kan niet, dat is niet mogelijk. Ze hebben een fout gemaakt. Het kan niet waar zijn. Het is een vergissing, ze weten niet hoe ze er uit ziet. Het kan niet. Kán. Niet.
Voor hem gaat de kleine, sobere bruine, houten deur met krakende en piepende scharnieren open. Het geeft hem kippenvel, maar hij weet niet of het komt door het geluid of door het gene wat er zich achter die deur bevindt. Hij sluit zijn ogen, want hij wil niet zien wat er in de kamer is. Hij weigert zijn grootste nachtmerrie waarheid te zien worden.
Hij voelt hoe hij zacht vooruit wordt getrokken door Keya, die voorzichtig aan zijn hand trekt om hem niet te erg te laten schrikken. Zijn gehele lijf staat strak van de spanning, maar langzamerhand groeit ook zijn nieuwsgierigheid. Klopt het, wat ze zeggen? Of hebben ze zich vergist? Dat moet wel.
Langzaam opent hij zijn ogen, eerst alleen tot spleetjes. Hij ziet een donkere kamer voor hem, met een grote, felle lichtstraal van de zon die recht schijnt op een lichaam dat met zorg en precisie is geplaatst op een plateau. Toch kan hij niet onderscheiden van wie het stilliggende lichaam is. Hij zucht, zet een paar twijfelende stappen dichterbij, en opent dan met een ruk zijn ogen.
Waarna hij wenst dat hij ze nooit geopend had.
Daar, vlak voor hem, op dat stenen plateau, ligt het meisje waarvan hij altijd gehouden heeft.
Voor hem ligt het roerloze lichaam van Arya. Zelfs dood ziet ze er nog prachtig uit, maar tegelijkertijd toch gruwelijker dan ooit.
Het lijkt alsof ze voor eeuwig slaapt, haar ogen gesloten, zonder beweging. Maar ze ademt niet, ze mompelt niet. Haar haren, voorzichtig gewassen en gekamd, zijn nog altijd even goudblond als in zijn herinnering. Voorzichtig zijn ze op haar schouders gelegd, haar nu bleke huid met botten die er haast doorheen te zien zijn. Ze is ernstig vermagerd, haar neus nog spitser dan eerst, haar jukbeenderen nog uitstekender. Als hij zijn hand langs haar kaaklijn zou halen, zou hij zijn huid snijden. Hij laat zijn trillende hand naar haar wang gaan, waar hij de ijskoude huid voorzichtig aait met zijn vingers. Haar prachtige wangen, waar ooit van die prachtige rozerode blosjes op stonden als hij haar een compliment gaf, zijn nu zo wit als sneeuw en ook net zo koud. Een verstikte kreet ontsnapt uit zijn mond, en hij doet niet eens de moeite om het tegen te houden.
"Ary-aa," klinkt er gesmoord door de ruimte, terwijl hij vecht tegen zijn tranen. Waarom? Waarom zij? Waarom zijn lieve Arya, waarom? "Nee! Nee!" Hij drukt zijn handen tegen zijn borst, waar zijn gebroken hart bloedt van verdriet. "Arya! Nee..." Zijn stem klinkt rauw, als een dier dat in nood is, op het punt staat verscheurd te worden door zijn vijanden. "Je leeft nog Arya, wordt wakker! Wordt wakker! Open je ogen. Nu. Nu! Arya!" Het is tevergeefs. Zijn benen kunnen zijn gewicht niet meer torsen, en hij zakt er doorheen, waarna hij ploft op de grond. Zwarte randen in zijn ooghoeken verminderen zijn gezichtsveld. Hij begint wazig te zien als hij zijn tranen op de loop laat gaan, en zijn gehele gezicht wordt nat. Waarom dat lieve meisje? Waarom Arya? Waarom kon hij haar niet redden? Verzwakt legt hij zijn hoofd op de grond, waarna hij alles laat gaan, in de hoop de sterven met het meisje dat hij niet redden kon. Hij verliest zichzelf in de duisternis die hem omringt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top