†9†
Siron zuchtte. Gisteravond was zwaar door de grote hoeveelheden aan magie. Het maakte hem onscherp en liet hem continu niezen, zo erg was het. Aan het begin van de avond kon hij het nog wel onder controle houden, maar hoe meer de avond vorderde hoe groter zijn verlangen werd om zich terug te trekken in zijn kamer.
Momenteel galmde zijn voeten in de vroege ochtend over de marmeren vloer aan de noordkant van de academie. Hij had een afspraak met meneer Hemmin over zijn verborgen krachten.
Best raar, dacht Siron. Magie die zorgt dat je niet tegen magie kan.
Hij liep verder de gang door, want hij wist dat hij nog niet bij de goede deur was. Het kwam wel vaker voor dat hij een afspraak hier had, maar het kwam niet vaker voor dat dat met het hoofd van de magiesectie was. De sectie die zorgde dat alles werkte in de academie. Min de dingen, zoals een kruk, die geen magie nodig hadden.
Siron bereikte nu de deur in de gang die hij nodig had en liet hem voor zich open gaan. Voor hem zat aan een bureau een jongen met zwart haar met oranje haarpunten. Met magie bewoog hij een sinaasappel heen en weer, maar hij volgde het stuk fruit niet met zijn ogen en bleef naar een plek op het witte blad staren. Siron had het gevoel de ogen van die jongen elk moment in de fik konden vliegen en een gat in de tafel konden branden, maar dat gebeurde gelukkig niet. Tenminste voor nu dan...
'Euhm, mag ik u storen?' vroeg Siron met nadruk op 'u', omdat Egrima graag beleefd aan wilden worden gesproken. De jongen keek op en de sinaasappel stopte met rollen. Onder zijn vuurkleurige ogen zaten wallen. Hij schudde zichzelf wakker, rechte zijn rode stropdas en zette de kraag van zijn zwarte overhemd goed.
'Euhm, ja?' zei de jongen. 'Ik ben Akkay Hemmin, waar kan ik je mee helpen?'
'Ik heb een afspraak met... Meneer Hemmin...' Akkay knikte.
'Dat is mijn vader,' zei hij en wees naar de deur achter zich. 'Gang door, tweede deur links.'
'Bedankt.' Akkay knikte.
'Geen probleem, het is niet echt dat je me ervoor te bedankten hoeft.'
'Oh,' zei Siron niet wetend wat hij daar op moest zeggen. Akkay zuchtte diep en keek Siron aan toen hij de deur wilde openen.
'Hoe oud ben je?' vroeg hij plots. Siron keek hem verward aan.
'Sorry?'
'Hoe oud ben je?' herhaalde Akkay. 'Dat is toch een normale vraag?'
'23,' antwoordde Siron, Akkays gezicht lichtte op.
'Ik ook! In de zegen van de goden zeg. Ik dacht dat ik altijd alleen was in jong zijn en beladen met te veel werk. Maar kennelijk niet!' Hij stond op en pakte Sirons hand vast. 'Aangenaam kennis te maken! Wat is je naam?'
'Siron Verurs,' zei Siron en zijn hand werd vrolijk op en neer geschud waardoor zijn bril langzaam van zijn neusbrug afzakte.
'Ik geef je nu al een tip voor mijn vader.' Akkay had een stralende glimlach op zijn gezicht ondanks de moeheid die hij uitstraalde. 'Hij haat krimin. Laat het woord niet vallen, doe je er niet als een voor. Gedraag je als een mens.' Eindelijk liet Akkay Sirons hand los.
'Bedankt, maar ik heb een gesprek over mijn verborgen kracht.' Het stralende gezicht verdween meteen en het vuur dat in zijn ogen steeds leek te branden, doofde uit.
'Ow, sterkte dan. Blijf beleefd en spreek hem niet tegen. Meer kan ik je niet meegeven.' Siron knikte.
'Bedankt,' zei hij.
'Geen dank. Ik probeer alleen maar mensen voor mijn vader te beschermen...' Zijn stemvolume zakte en zijn volgende woorden waren maar als een fluistering te horen. 'Want mezelf kan ik niet meer...' Het laatste woord viel weg. Siron fronste, wilde nog iets zeggen, maar realiseerde zich dat hij anders te laat zou komen.
'Zie je een volgende keer wel weer.' Akkay glimlachte.
'Ik kom hier nog niet weg, dus ik zie je wel verschijnen. Veel succes met de bespreking.' Siron knikte en opende de deur.
Gang door, tweede deur recht- Links! dacht Siron en liet de deur achter zich dicht schuiven. Gelukkig vond hij het kantoor al snel en de deur schoof zachtjes open. De kamer had drie ramen, een groot kleed, een grote boekenkast, een groot schilderij met een interessant tafereel erop waar Siron een notitie over naar zichzelf maakte om daar naar te vragen en een groot bureau met daar achter een man die vele kenmerken met zijn zoon deelde.
'Goede morgen,' zei meneer Hemmin en gebaarde naar zijn bureau waar een stoel voor verscheen. 'Ga zitten.' Siron knikte als bedankje en nam plaats op de stoel. Al snel merkte Siron de grote hoeveelheid magie op die hij niet opgemerkt leek te hebben door het grote schilderij dat steeds weer om zijn aandacht vroeg. Als reactie op al die magie begon Sirons neus te jeuken en hij probeerde zijn verborgen kracht onder controle te krijgen door het gekriebel en de neiging om te niezen te onderdrukken. De man voor hem leek er voor te gaan zitten en legde zijn handen in één gevouwen op het bureaublad. Hij keek Siron even doordringend aan met ogen die op een donker woud leken.
'Je hebt mijn zoon daarnet ontmoet zeker?' Siron knikte en de man lachte. 'Bijzonder vind je niet?' Siron knikte weer, maar deze keer meer twijfelend.
'Vooral zijn ogen blijven mij steeds verbazen, hij heeft potentie weet je.' Siron deed deze keer geen moeite meer te knikken. 'Maar we zijn hier niet voor mijn zoon. We zijn hier om over jou te praten.' Nu knikte Siron weer.
'Dus vertel.' Siron keek de man glazig aan. Dus vertel? dacht hij en snapte niet helemaal wat meneer Hemmin daarmee bedoelde. Tussendoor vroeg hij zich ook af of de achternaam Hemmin een connectie zou hebben met de achternaam van Gewn. Niet dat dat dat moment relevant was, maar toch vroeg hij het zich af.
'Ben je je stem verloren of zo?' Siron schudde zijn hoofd. De ogen van meneer Hemmin werden groter. 'Nou vertel dan hoe het met die krachten van je gaat.' Zijn stem was dringend.
'Goed, denk ik?' zei Siron. 'Ik weet het steeds beter onder controle te krijgen.' Hemmin knikte en leek na te denken.
'Dus wat voel je nu?' vroeg hij uiteindelijk na een korte stilte.
'Mijn neus jeukt, maar ik kan mezelf weerhouden te krabben,' antwoordde Siron en de man voor hem knikte weer.
'Interessant... En de trainingen met het gericht gebruiken gaat ook goed?' Siron knikte.
'Beter dan een paar jaar geleden.'
'Ah, welke soorten magie voel je hier als ik vragen mag?' Siron trok zijn wenkbrauwen op, maar deed wat het gevraagd werd. Hij sloot zijn ogen en maande zichzelf tot rust. Zijn bewustzijn leek zich te ontspannen en buiten zijn lichaam te begeven.
'Veel magie die van u afkomstig is. Andere magie die erop lijkt en waarschijnlijk van uw zoon is.'
'Goed, heel goed. En verder?'
En verder? dacht Siron, maar voelde de aanwezigheid van andere spreuken.
'De boeken,' zei hij uiteindelijk en meneer Hemmin glimlachte met een lach die iemand eerder rillingen zou bezorgen dan vreugde.
'Goed, dat was het voor vandaag. Ik zie je volgende maand weer. Ik zal kijken of ik het moeilijker voor je kan maken.' Siron werd de kamer uitgestuurd, maar voordat hij de ruimte verliet draaide hij zich nog een keer om.
'Mag ik vragen wat het tafereel op het schilderij moet voorstellen?' vroeg hij en Hemmin haalde een van zijn wenkbrauwen op.
'Scherp oog,' zei hij. 'Je bent de eerste die er naar vraagt.' Hij liet een stilte vallen. 'Het is een schilderij dat magie maskeert, hoe langer het ergens hangt, hoe sterker de werking wordt. Je zult het verschil de volgende keer wel merken...' Siron knikte en staarde naar het tafereel.
'Maar wat staat erop?' vroeg Siron, want op een of andere manier kon hij zich er niet op focussen alsof zijn ogen steeds naar een plek ernaast getrokken werden.
'Ow, dat. De onderdrukking van de krimin, vind je het mooi?'
---
Hij is gek die man, dacht Siron toen hij de gang uit liep.
'Je leeft nog!' zei er iemand enthousiast. Siron keek op en zag Akkay voor zijn neus staan met een opgeluchte blik in zijn ogen. 'Het duurde zo lang, ik was echt even bang dat...' Siron lachte.
'Maak je maar geen zorgen,' zei hij.
'Doe ik nu ook niet meer. Kan ik nog iets voor je doen om alle trauma's aan mijn vader te vergeten?' vroeg Akkay en lachte, maar Siron vroeg zich af of het uit zelfmedelijden was of gewoon omdat hij het oprecht grappig vond.
'Nee... Moet ik jou nog ergens mee helpen?' Het was niet een serieuze vraag, maar Akkay leek erover na te denken.
'Misschien... Ik kom er nog op terug. Wanneer ben je weer hier?'
'Volgende maand,' antwoordde Siron.
'Dan al?' Siron knikte.
'Ze willen je dan wel erg in de gaten houden...' zei Akkay bedenkelijk.
'Ze?' vroeg Siron en Akkay sloeg zowat zijn handen voor zijn mond.
'Vergeet dat ik dat gezegd heb,' zei hij snel. 'Waarom laten ze me ook altijd werken als ik zo uitgeput ben. Het zou nooit gebeurt zijn als...' mompelde hij daarna in zichzelf. 'Ach ja... Tot volgende maand dan.' Siron knikte.
'Tot volgende maand,' zei hij en verliet de ruimte. Hij stapte de gangen van de academie in en hoorde zijn voetstappen over de vloer galmen. Toen er een onregelmatig geluid hem naderde ging hij langzamer lopen.
'Siron!' werd er verbaasd geroepen. Siron keek over zijn bril naar de figuur in de verte die in snelle pas naar hem toegelopen kwam.
'Draag je dat nog steeds Benjin?'
'Wat een manier om je neefje te begroeten.' Siron lachte en keek zijn neefje aan die nu voor hem was komen te staan. Hij reikte zijn hand uit en zette de bril die half op Benjins neus zat weer goed.
'Je ziet er niet uit,' zei hij daarna.
'Jij wel dan?' Siron haalde een wenkbrauw op.
'Ja, want ik draag geen shirt dat te groot is en nodig in de was moet.' Ben haalde geschokt adem en legde beledigd zijn hand op zijn borst waardoor ze beide begonnen te lachen.
'Jij hebt ook dit dieptepunt gehad,' zei hij daarna.
'Ja, maar dat was niet twee jaar geleden.'
'Oké, daar heb je gelijk in, maar grote shirts zitten altijd comfortabel. Zeker op school.' Siron rolde met zijn ogen, maar lachte wel.
'Zolang je maar een pak aantrekt bij de uitreiking van je diploma, vind ik alles goed,' zei hij. 'Hoe gaat het verder met mijn broer?'
'Goed,' zei Benjin. 'Tenminste, zo ver ik weet. Hij vroeg wel of ik de groetjes aan je kon doen vorig weekend.' Siron knikte.
'Dat is toch weer eens fijn. Ging de presentatie gisteren eigenlijk nog goed?' vroeg hij daarna.
'Je was er zelf toch bij?'
'Er is een reden waarom ik het aan jou vraag.' Benjin drukte zijn bril dichter tegen zijn neus aan. 'Je hebt echt een nieuwe bril nodig.'
'Ja en geld. Heb je er nog ergens een?'
'Misschien bij mijn ouders, bij jouw opa en oma dus. Maar ik stelde je een vraag.'
'O, ja ging wel goed. Heb met het meisje gepraat dat koffie over me heen had gegooid.'
'Oh?' zei Siron verbaast. 'Die ene die je een brandplek had bezorgd?' Ben knikte.
'Inderdaad. Ze is best aardig, vooral die gevleugelde vriend van haar.' Siron haalde een wenkbrauw op, maar Benjin lachte alleen maar.
'Geen rare dingen gaan denken oom,' zei hij daarna. Siron lachte, het voelde altijd raar aan als Benjin hem oom noemde, omdat ze maar twee jaar verschilden. Ze konden net zo goed broers zijn.
'Maak je maar geen zorgen. Waar was je eigenlijk naar op weg toe?'
'O, ja!' zei Benjin en de angst was van zijn gezicht af te lezen. 'Ik moet rennen, leuk weer eens gepraat te hebben. Ik zie je nog wel!'
'Waarschijnlijk volgend weekend,' zei Siron en Benjin sprintte weg.
'O, ja. Doei!' Siron keek zijn neefje hoofdschuddend na.
'Die Ben ook altijd.' Ze verschilde zo weinig, maar Siron voelde zich op een of andere manier zo veel ouder. Waarschijnlijk omdat hij zijn school sneller had gedaan dan de meesten.
Nog een nadeel van een krimin zijn, dacht Siron en ging op weg naar het lokaal waarhij les zou moeten geven.
Het is een beetje vroeg en ik ben een beetje dood, maar ik ben de update niet vergeten!!! :D
Dat moment dat je zo veel hints geeft, maar geen van je lezers door lijkt te hebben dat Verurs Siron is xD
Ik ben eigenlijk best trots, omdat ik dacht dat het te veel voor de hand lag. Jullie zijn allemaal in mijn vallen getrapt xD *kwaadaardig gelach*
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top