†8†
Het moment dat ze begonnen met lopen had Ailith een raar gevoel in haar buik dat medemogelijk gemaakt werd door de ontplofte auto die ze achter zich liet. Ze haalde diep adem en voelde hoe haar lichaamsdelen onder een enorme hoeveelheid spanning stonden. Ze ging naast Siron lopen en merkte pas een half tijdperk later dat Siron haar langzame tempo aanhield. Een paar keer knipperde ze met haar ogen en wist uit haar verwarde toestand te komen. Ze had in haar leven rare dingen meegemaakt, het goud vinden was een van de voorbeelden, maar een auto voor haar neus zien ontploffen was nieuw en ze kon niet helemaal bevatten dat ze aan de dood was ontsnapt.
De schemer, waarin de auto ontploft was, maakte plaats voor het ochtendlicht en Ailith voelde haar ledematen nu ook zwaar worden door het kleine beetje slaap dat ze die nacht had gehad. Ze keek naar de bergen die door het zonlicht begonnen te gloeien en zag een wilde draak in de verte vliegen.
'Ik had Daelyn mee moeten nemen,' zei Ailith zacht.
'Alleen zouden we dan wel heel snel gevonden worden...' zei Siron daarop. 'Maar ik zou momenteel ook liever naar de bergen toe willen vliegen ...'
'Maar wie weet en zijn er aardige draken in de bergen die ons een ritje willen geven,' zei Ailith en Siron keek haar lachend aan.
'Net zoals goud bedoel je,' zei hij plagend.
'Hey,' zei Ailith verontwaardigd en sloeg haar armen over elkaar. 'Goud bestaat.'
'Zolang je er maar zelf nog in geloofd.' Ailith zuchtte.
'Ben je nou echt dezelfde die ik destijds in de bergen ontmoette?' Siron lachte.
'Stiekem ben ik zijn tweelingbroer.'
'Echt?'
'Nee, al heb ik wel een broer, maar die is vijftien jaar ouder dan ik.'
'Jeetje. Is dat niet heel raar?' vroeg Ailith nieuwsgierig. Zelf was ze enigst kind en kon zich niet helemaal voorstellen hoe dat zou moeten zijn.
'Een beetje, vooral het moment dat ik op mijn derde al oom werd.'
'Wacht, wat?' Ailith lachte, het leek haar een raar idee.
'Ik kom ook uit het tweede huwelijk van mijn moeder, dus ja...' zei Siron en had werkelijk geen idee waarom hij dit haar allemaal vertelde. Maar op een of andere manier vod hij het ook wel grappig, zeker de gezichten die ze telkens van verbazing maakte.
'Bij Rikorh,' zei Ailith en Siron lachte.
'Mijn familie is inderdaad wel een beetje chaotisch,' zei hij. 'Maar iedere familie zijn dingetje, toch?' Ailith haalde haar schouders op en stopte, omdat ze plots een weggetje zag dat uiteindelijk de bergen in ging.
'Ik denk dat we daar heen moeten,' zei ze en zette de pas erin.
'Ik denk dat je zomaar gelijk hebt,' zei Siron en dat voelde voor Ailith als een overwinning, eindelijk iets wat hij wel meteen van haar aannam.
'Gelukkig kunnen we nu wel een stuk afsnijden, maar we zijn nog steeds een heel eind verwijderd van de plek waar we willen zijn...' zei ze.
'Het is vanaf hier nog iets van anderhalve dag lopen...' gokte Siron terwijl hij met zijn ogen het weggetje volgde.
'Mogen we in vrede rusten...' zei Ailith vermoeid. 'Over rusten gesproken, wanneer houden we een pauze?' Siron lachte.
'Goeie vraag,' zei hij en keek om zich heen. 'Zie je die wegwijzer daar?' vroeg hij en wees in de verte. Ailith knikte.
'Ja,' zei ze.
'Is het goed als we daar rusten?'
'Lijkt me te doen.'
Bij de halfvergane wegwijzer lieten ze de rugzakken van hun schouders in het natte gras vallen. Ze gingen naast elkaar op grote keien zitten en kwamen langzaam op adem met wat water en wat goed ingepakt brood. Ailith voelde een steek in haar hart bij het zien van Tero's inpakmanier en bedankte de goden voor het eten en voor haar vader.
'Als die auto niet ontploft was,' zei Ailith met een zucht. 'Dan had ik me nu zo veel beter gevoeld...'
________
'Wanneer en hoe gaan we de nacht overleven?' vroeg Ailith toen de zon steeds lager aan de hemel stond. Eigenlijk wilde ze nu stoppen en rusten, want haar voeten hadden hun limiet bereikt. Maar ze wist ook dat ze zo ver mogelijk moesten komen, de Egrima in gedachten houdend.
'Zo,' zei Siron die nu ook overvallen werd door een enorme vermoeidheid. 'Al moet er waarschijnlijk iemand de wacht houden...'
'Kan, maar we kunnen ook allebei gewoon gaan slapen.'
'En in onze slaap vermoord worden?'
'Ja, of we zijn morgen uitgerust en dan kunnen we tenminste de bergen bereiken,' zei Ailith. 'Daarnaast als we in een dicht begroeid gebied gaan liggen, zullen, de enkele zielen die hier komen, ons niet zien.'
'Daar heb je gelijk in,' zei Siron en overwoog het. 'Maar je vind het niet erg om naast mij te slapen? Als in: ik snap het helemaal als je het niet prettig vind.' Ailith lachte.
'Je ziet er zo moe uit dat ik niet denk dat je me iets aan zou kunnen doen,' zei ze en keek hem aan. 'Daarnaast vertrouw ik je. Je tweede naam is toch Jetha.' Het tweede zei ze eerder als grap dan dat ze het echt meende. Siron lachte.
'Oké dan. Zeg het wanneer je een mooi stuk gras ziet.' Ailith glimlachte.
'Al gevonden.' Ze wees naar links waar het gras duidelijk dikker werd.
'Goed bezig,' zei Siron en ze baande zich een weg door de planten. Tegelijk probeerde ze ook zo min mogelijk stengels te breken die op hun schuilplek zouden wijzen.
'Kunnen Egrima eigenlijk ook magie detecteren?' vroeg Ailith plots.
'Hoezo?' vroeg Siron een beetje verward.
'Omdat ik kleine lichtjes heb, maar die werken natuurlijk op magie...' Siron dacht even na.
'Zo ver ik weet niet... Want meestal bezitten krimin krachten die de Egrima niet kunnen creëren met magie,' zei hij. 'Al vertelde Akkay me wel ooit dat wanneer er een beschermende spreuk ergens over is uitgesproken is, dat een Egrimu die wel kan voelen wanneer die er een spreuk tegenin brengt.'
'Oh, dat maakt alles een stuk makkelijker!' zei Ailith enthousiast. 'Nu kunnen we gewoon warm eten!'
'Wacht, wat?' zei Siron verbaasd.
'Ik heb een klein kooksetje bij me, want ik heb liever wel goed eten wanneer ik de bergen doorspit.'
'Dat is... Geniaal.' Ailith glimlachte triomfantelijk.
'Heb ik van mijn vaders geërfd.'
Niet veel later vond Ailith dat ze wel diep genoeg in het gras zaten en ze begon met een plek te creëren waar ze konden slapen. Siron was bezig met de grassen zo met elkaar te verbinden dat ze een soort afdakje hadden. De avond viel en Ailith zorgde dat ze warm eten voor hun neus kregen.
'We moeten morgen wel opzoek naar water...' zei Siron, Ailith knikte terwijl ze in de warme soep blies.
'Ik denk dat we zo langzamerhand wel wat vertakkingen van de Nering kunnen vinden,' zei ze. 'De bergen komen namelijk erg dichtbij.'
'Dat betekend ook dat het kouder gaat worden...' zei Siron en genoot nu nog meer van de gemiddelde tempratuur die deze avond bracht.
'Gelukkig hebben we genoeg warme kleren.'
De maan verscheen samen met een paar sterren aan de hemel en de zon was officieel achter de horizon verdwenen. Ailith maakte zich comfortabel in haar grasbed. Ze lag met haar rug naar Siron toe en keek naar het donkere gras dat soms bewoog door de wind die over de velden raasde. Ze voelde zich plots alleen, zelfs met de aanwezigheid van Siron achter zich. Ze slikte en dacht aan Daelyn en aan haar vaders. Daarna dacht ze aan al haar vrinden, Scot, Brynna, Raïza, Dekado en zelfs Cy. Wat zouden die allemaal denken als ze er opeens achter zouden komen dat ze wel erg lang niks meer van zich had laten horen? Daarna sloot ze haar ogen van schaamte, wat zouden ze wel niet van haar denken als ze hen vertelde dat ze meerdere dagen met Verurs doorgebracht had en dat eigenlijk veel minder erg vond dan ze in eerste instantie zou denken? Maar misschien was dat ook doordat ze hem nu Siron noemde waardoor ze nu op een gelijk niveau zaten en dan ook nog eens in een totaal andere setting zaten dan een klaslokaal. Het was raar, zo raar dat Ailith haar handen voor haar ogen sloeg en hoopte zo te slapen. Maar in plaats van slapen hielden haar gedachten haar als een wervelstorm wakker. Na een heel tijdperk haar gedachten onder controle proberen te houden ging ze rechtop zitten. Siron had een rustige ademhaling waardoor Ailith wist dat hij al sliep. Ze zuchtte en keek naar de sterren. Seralis overviel haar en voordat ze het wist kalmeerden haar gedachten onder het toezicht van Calendes en Vannené waardoor ze dan toch in slaap viel.
*Rikorh, god van chaos en verwarring
*Vannené, godin van de sterren
(Als je de andere goden niet meer weet, mag je dat gerust vragen ;))
Hallo! Ik ben Red en celbio wil me vermoorden :D
Nee grapje, zo erg is het niet. Maar het is een best pittig vak waar we heel veel voor moeten leren en doen #rip
Dus daarvan ook mijn inactiviteit op Wattpad. Ben continu breindood :/
Maaaaaaaaar er is ook goed nieuws want: *tromgeroffel* ik heb een huis in januari! :D dus dat word doei zeggen tegen 5:30 opstaan :D
Best wel raar idee eigenlijk dat ik dan plots op mezlef ga wonen 🤔 hehe
Nou ja, adios! #RedfirestarOut! *slaat laptop dicht*
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top