†5†
'Ik vroeg me al af waar je bleef,' zei Caldre, misschien lichtelijk geïrriteerd toen Akkay naar hem toe kwam rennen.
'Sorry,' verontschuldigde Akkay zich toen hij voor Caldre stond. 'Maar ik moest iemand nog vertellen dat Sirons ogen het weer deden.'
'Ailith?' gokte Caldre, Akkay knikte.
'Ik heb zo'n vermoedde dat Siron het wel kan waarderen als zij de eerste is die hij ziet,' zei hij en Caldre lachte.
'Probeer je Kayké te spelen?' vroeg hij en de Egrimu haalde zijn schouders op.
'Er word gezegd dat ik er redelijk goed in ben,' zei die en keek achter Caldre. 'Zullen we naar binnen gaan?' De krimin knikte en gepaard liepen ze de bar in. Na wat geslalom tussen wat aangeschoten mensen door vonden ze een rustig plekje waar Akkay een fles Tjara bestelde.
'En je wil dat ik dit ga drinken?' vroeg Caldre lachend toen hij het drankje dat steeds van kleur leek te veranderen voor zijn neus hield. Akkay keek hem kort aan.
'Durf je het niet aan?' zei hij plagend. Caldre schudde zijn hoofd.
'Dat is het niet, maar Tjara?' Akkay lachte.
'Het beste wat je op een Egrima feest kan krijgen als je het mij vraagt,' zei hij en kreeg een serieuze blik op zijn gezicht. 'In de rest van de drank weten ze altijd op een of andere manier dierproducten te verwerken...' Caldre trok een wenkbrauw op, maar ging er niet op in terwijl hij van het drankje sipte.
'Maar die Ailith...' zei hij uiteindelijk en schudde zijn hoofd. Akkay keek hem schuin aan.
'Jij ook?' Caldre keek nu op zijn beurt Akkay aan.
'Ik ook?' Akkay lachte.
'Zijn ogen zijn wel betoverend moet ik toegeven, maar ik maakte geen kans. Jij duidelijk ook niet,' zei hij en Caldre's ogen werden groot en zijn wangen rood al was dat al deels door de alcohol.
'Ik... Ja,' gaf hij toe, wat was er te verzwijgen. 'Ik had het pas door toen het te laat was, om eerlijk te zijn...'
'Ik ken het probleem,' zei Akkay en kreeg een zwoele blik in zijn ogen. 'Maar wel goed om te weten dat ik wel een kans bij jou heb.' Caldre keek hem één, misschien twee lange seconden aan en begon daarna te lachen.
'Wie zegt dat?' zei hij en Akkay trok verleidelijk zijn wenkbrauw op.
'Ik,' zei hij en leunde iets over de tafel naar Caldre toe. 'Ga maar eens proberen mijn charmes te weerstaan.' Akkay knipoogde en Caldre keek lachend weg.
'Moet je eerst meer je best doen,' zei hij en kreeg een verbaasde blik van de Egrimu.
'Oh?' zei die vragend. 'Dus ik heb toch een kans?' Caldre wilde er een opmerking tegenaan gooien als er niet een bekende voor hun tafel was komen te staan het moment dat de grond onder hen begon te trillen.
'Gewn?' vroeg Caldre verbaasd met het geluid van rinkelende glazen op de achtergrond. Ze zag er moe uit en alsof ze elke plek als een goede slaapplek kon zien.
'Caldre,' zei ze uitgeput en keek Akkay daarna onderzoekend aan.
'Akkay,' zei de Egrimu en stak zijn hand uit. 'Vriend van Siron en hopelijk binnenkort ook snel van Caldre.' Akkay keek met een stralend witte lach naar Caldre die hoofdschuddend met zijn ogen rolde.
'Gewn,' zei Gewn gehaast en schudde Akkay's hand kort terwijl de grond onder hen voor de tweede ronde aan trillingen ging.
'Wat is er gebeurd?' vroeg Caldre. 'Is Cheo oké? En Gills? En Willie? En Nijah?' Gewn knikte.
'Iedereen leeft nog,' zei ze. 'Geldt dat ook voor Ailith?' Caldre knikte.
'Siron leeft trouwens ook nog,' zei hij.
'Fijn,' zei ze en keek om toen er weer een trilling door de grond schoot. Wanneer ze terug keek naar de twee mannen had ze een gezicht dat angst sprak. 'We moeten naar buiten, nu.' Akkay en Caldre keken elkaar aan, maar spraken haar niet tegen en volgden haar met de mensenmassa mee naar buiten.
'Ik heb het gevoel dat jij weet wat de oorzaak van dit is?' vroeg Akkay Gewn en ze keek hem kort aan om daarna haar ogen richting de bergen laten gaan. De zon stond laag, maar er was duidelijk te zien dat daar iets niet klopte.
'Wie zwijgt, stemt toe,' zei Caldre en Akkay glimlachte naar hem.
'Wijze woorden voor een krimin,' zei hij plagend, maar kreeg twee waarschuwende blikken toegeworpen.
'Niet iedereen hoeft te weten wie we zijn of wat er aan de hand is,' zei Gewn en zocht een plek waar de mensdichtheid een stuk lager was. Ze eindigden onder een straatlichtbol die net aangesprongen was.
'Maar wat is er aan de hand?' vroeg Caldre, wetend dat als Akkay de vraag zou stellen ze die niet zou beantwoorden.
'Moet hij erbij?' vroeg ze terug, doelend op Akkay.
'Hij heeft Siron gered van de dood,' zei Caldre. 'Ik denk dat hij aan de goede kant staat.'
'Je denkt?' vroeg Gewn, maar zuchtte. 'We werden twee weken geleden ingesloten terwijl we de magie op aan het heffen waren. Met het geluk dat Sartjer enorme kracht bezit heeft ze ons uit de val kunnen halen.' Caldre haalde duidelijk opgelucht adem.
'Niemand is dus gewond geraakt,' zei hij en Gewn glimlachte naar Caldre.
'We zijn sterk,' zei ze. 'Ik dacht dat ik je dat vroeger wel had geleerd.'
'Oké,' zei Akkay. 'Heel fijn en zo dat iedereen nog leeft, maar wat zorgt er voor deze aardbevingen?' Gewn keek Akkay eerst beledigd aan, waardoor Caldre het gevoel kreeg dat ze nu al niet op een lijn zaten, maar ze antwoordde toch.
'Ik denk de bergen,' zei ze. 'Ik weet niet precies wat het was, maar toen we daar met z'n alle stonden, voelde ik een aanwezigheid, een zware aanwezigheid.' Ze was even stil en keek weer naar de bergen. 'Een aanwezigheid die ons de spreuken liet verbreken...'
'Bij Harere!' zei Caldre plots helemaal afgeleid, maar was niet de enige, want meerdere begonnen te vloeken terwijl er een van de eilanden uit Lyskardis naar beneden viel.
'Die,' zei Akkay langzaam terwijl het eiland uit elkaar brokkelde. 'Die zag ik niet aankomen.'
_____
Ongeduldig werd er meerdere keren op de deur geklopt en Ailith en Siron keken om om daarna elkaar vragend aan te kijken.
'Siron? Siron Verurs?' werd er aan de andere kant van de deur gevraagd.
'Ja?' De deur werd geopend en een gevleugelde kwam hijgend naar binnen. Ze keek even naar Ailith waar Siron zijn arm omheen had gelegd en keek daarna naar Siron. 'We hebben uw hulp nodig.'
'Laat me raden,' zei Siron met een zucht. 'Het heeft te maken met draken?' De gevleugelde knikte en keek weer even naar Ailith en toen weer naar Siron alsof ze haar bekend voorkwam, maar niet wist waarvan.
'Ja,' zei ze. 'En Lyskardis valt uit de hemel...' Siron fronste en liet zijn arm naast zijn lichaam vallen.
'Betekend dit dat ik uit het ziekenhuis ontslagen ben?' vroeg hij en de gevleugelde knikte. Siron lachte en rekte zich wat uit. 'Nou waar wachten we dan nog op? Laten we de draken verzamelen.' Ailith keek toe hoe ze beide bijna de deur verlieten tot Siron zich met een lach omdraaide en haar aankeek.
'Kom je nog?' vroeg hij aan haar en Ailith knikte waarna ze naar hem toe liep. Hij legde liefkozend een hand op haar schouder en gebaarde met zijn hoofd dat ze de vrouw de gang door moesten volgen. Maar aan het volgen kwam een eind toen ze bij de in- en uitgang van het ziekenhuis kwamen waar Ailiths vaders zaten. Ze stonden meteen op toen ze haar zagen al had Ailith eerder het idee dat die actie door Siron veroorzaakt werd.
'En waar ga jij naartoe?' vroeg Tero en Ailith zuchtte.
'Naar de academie?' gokte Ailith en zag dat de vrouw die Siron op was komen halen knikte.
'Gewoon zomaar?' vroeg Armis. Ailith zuchtte weer, een paar seconden geleden leek alles nog goed, Siron kon weer zien en mocht het ziekenhuis uit, maar nu... De bergen trilden en Lyskardis viel uit de hemel en dan maakten haar vaders zich zorgen over dat ze misschien weer niet thuis zou komen.
'Pap,' zei ze tegen Tero. 'Paps,' zei ze tegen Armis. 'Ik snap jullie bezorgdheid, maar ik weet zelf ook niet wat er aan de hand is.'
'Daar kan ik duidelijkheid in geven,' zei de gevleugelde en stak haar hand uit. 'Rachita Jenzerin, hoofd onderhouder van de draken in de drakentuin en coördinator in het onderhoud van bijzondere gevallen die de stad Kaydra kunnen bedreigen.' Een voor een gaven Tero en Armis haar een hand. 'Jullie zijn haar ouders zeker?' vroeg ze daarna en de mannen knikten. 'Er is zoals jullie misschien al gevoeld hebben iets gaande in het Tiras gebergte. Mijn taak is om alle wezens te verzamelen die een draak kunnen bereiden om zo op onderzoek uit te kunnen gaan.'
'Draken zijn het snelste transport wat we hebben en het betrouwbaarst,' zei Siron en Ailith merkte al snel dat haar vaders hem bijna vuil aankeken. 'Ons doel is om met zo'n groot mogelijke groep drakenrijders op patrouille te gaan en te vinden wat het trillen van de bergen en de afbraak van Lyskardis veroorzaakt.' Ailiths ouders zuchtten.
'Ze is serieus net het ziekenhuis uit,' zei Armis en keek Ailith aan. 'Wees voorzichtig.' Tero keek zijn man verbaasd aan.
'Armis, wat?' zei hij onbegrijpelijk.
'Het is niet alsof we haar deze keer wel kunnen tegenhouden,' antwoordde die zijn man. 'En we kennen haar langer dan vandaag en weten dat ze het liefst het avontuur opzoekt.' Ailith glimlachte naar haar vader en Tero sloeg zijn armen over elkaar.
'Oké,' zei hij bokkig, 'máár,' Ailith had die maar verwacht, 'ik wil wel dat we na al deze ongein met z'n drieën er gezellig op uit gaan.'
'Dat kan geregeld worden,' zei Ailith lachend en keek daarna naar Rachita. 'Hebben we al veel tijd verspeeld?'
'Het kan erger,' zei de gevleugelde. Ailith glimlachte naar haar vaders en omhelsde ze beide kort.
'Tot snel,' zei ze en vroeg zich af waar Scot eigenlijk gebleven was...
Wow, een hoofdstuk dat een keer niet uit de bocht is gevolgen met het woordenaantal 😱😆
Nog 5 hoofdstukken (als ik er niet plots nog iets bij schrijf) voor dit deel :3 Ben nog aan het nadenken of dat het einde word of dat er nog een deel 5 komt met een of twee kleine hoofdstukjes...
Ach jullie zullen het wel merken :P
In ieder geval bedankt voor het lezen en fijn weekend!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top