†17†

Nijah fronste en keek twijfelend naar de gangen die naar een andere plek van de grot zouden moeten leiden.

'Wat is er?' vroeg Cheo die het duidelijk te lang vond duren.

'Nou...' zei Nijah en keek weer afwisselend de ene gang en de andere gang in. 'Ik weet niet welke ze in zijn gegaan...' Cheosomedo trok zijn wenkbrauwen op.

'Ben je serieus?' zei hij met zijn tanden op elkaar geklemd. Hij draaide zich om en keek Siron aan die schrok door de brandende blik die hem geworpen werd. 'Neem je iets waar?' Siron overkwam de schrik en sloot zijn ogen. Hij liet zijn spieren ontspannen en zijn Egma los. Maar voelde niks, hij fronste.

'Nee...' zei hij maar ving plots een glimp magie op, een hele bekende magie. 'Oh, bij Harere.' Hij legde zijn hand op zijn gezicht en liet die langzaam naar beneden glijden.

'Wat heb je gevonden?' vroeg Cheosomedo en zijn stem leek wat vriendelijker dan een paar seconden geleden.

'Een net iets te bekende magie,' zei Siron zuchtend. 'Die van Senford Hemmin om precies te zijn...'

'Dat klinkt niet al te goed...' zei Caldre en kreeg rimpels op zijn voorhoofd door het moeilijke gezicht dat hij maakte.

'Het is inderdaad niet goed, het is de man die me dood wil en daarnaast wel erg goed is in het verbergen van zijn magie...' ging Siron verder en zuchtte nog eens.

'Wat doen we nu, Cheosomedo?' vroeg Nijah en keek de krimin aan die duidelijk diep nadacht.

'Hemmin is niet al te fijn om tegen te komen, maar ik denk niet dat Gewn het leuk vind als we haar nichtje in de steek laten...' zei hij en zuchtte nog dieper dan Siron enkele seconden geleden had gedaan. 'We splitsten op, niet het slimste, maar anders komen we er nooit...'

Zo gebeurde het dat Siron en Caldre de ene kant opgingen en Chesomedo, Nijah en de voor Siron nog steeds naamloze krimin de andere kant op. Sirons hart klopte in zijn borstkas, bang voor wat hij aan zou treffen. Daarnaast hoopte hij met heel zijn hart dat Ailith veilig was. Naast het feit dat hij wilde dat ze veilig was, miste hij haar ook heel erg en elk tijdperk dat zonder haar verstreek deed hem pijn. Caldre vloekte plots en Siron werd uit zijn deprimerende gedachten getrokken.

'Wat is er?' vroeg hij, maar toen hij opkeek was dat al genoeg en Siron vloekte nu ook.

'Weer een tweesprong,' zei Caldre en keek Siron diep aan, zo diep dat Siron zich een beetje ongemakkelijk begon te voelen. Caldre sloot zijn ogen en keek weg. 'Opsplitsen lijkt me een stom plan.' Siron knikte en haalde diep adem terwijl hij probeerde te bedenken welke weg het handigst zou zijn.

'Ik denk dat we gewoon moeten lopen...' zei hij en stapte de rechter doorgang door. Caldre knikte instemmend en volgde hem.

Ze bleken meer geluk te hebben dan ze dachten en kwamen het licht tegen wat de buitenlucht aankondigde. Bijna twijfelend stapten ze de sneeuw in en stonden daar een tijdje om zich heen te kijken. Siron was de eerste die een tweede stap zette, omdat hij een klein beetje van Senfords magie detecteerde.

'Ik weet niet of het een val is of niet,' zei hij eerlijk toen hij zich naar Caldre omgedraaid had. 'Maar als het er wel een zou zijn, had hij zijn magie sporen een stuk beter voor mij weggehaald.' Caldre haalde twijfelend zijn schouders op.

'Nijah weet ons te vinden als we echt zoek raken, als het goed is,' zei hij daarna. 'Daarnaast kan je een stuk minder capriolen uithalen buiten dan in een grot.' Siron knikte instemmend.

'Laten we dan verder gaan.'

_____

De sneeuw was dik en maakte het moeilijk voor ze om goed door te lopen. Bij elke stap moesten ze hun voeten uit de sneeuw halen om die weer in de sneeuw begraven te laten worden. Siron merkte ook bij elke stap hoe de gesmolten sneeuw zijn schoenen en daarna ook zijn sokken in trok. Hij rilde, maar zette door, want het gevoel dat Ailith dichtbij was, werd steeds sterker. Het was een gevoel dat hem warm hield terwijl hij van de kou rilde, het was een gevoel dat hem hoop gaf en even al zijn zorgen liet vergeten, een gevoel waarvan hij bang was dat als hij het hardop zou zeggen het niet echt zou zijn. Het was een gevoel dat hij vast wilde houden tot hij stierf, in de hoop dat dat niet vandaag zou zijn. Een nieuwe wind stak op en Siron keek de verte in waar hij een klein bolletje in de sneeuw zag. Hij fronste en keek met samengeknepen ogen over zijn glazen heen. Zijn tempo werd trager en Caldre begon het ook door te hebben.

'Wat is dat?' voeg die zacht, maar ze bleven nog wel doorlopen.

'Er is maar een manier om daar achter te komen...' zei Siron daarop en voelde hoe hij hoopte dat het Ailith was, maar ook weer niet. Het voelde alles behalve goed, zeker als ze daar in de sneeuw zou liggen... Hij stopte in zijn passen. Zijn hart klopte in zijn keel en zijn ogen begonnen van de tranen te branden. 'Ailith!' schreeuwde hij en rende naar haar toe. Plots wist hij het zeker, zij was het, het kon niet anders. Alle lucht werd uit zijn longen geperst door de onverwachte inspanning. Achter hem hoorde hij Caldre zijn naam roepen, maar hij negeerde zijn vriend en bleef doorrennen. De laatste paar stappen liet Siron achterwege waardoor hij door de sneeuw naar haar toe schoof. Hij knielde bij haar neer en bekeek haar gezicht wat hij voorzichtig vasthield.

'Ailith?' vroeg hij wachtend op een teken van leven. 'Ailith?!' Hij kantelde haar kin iets naar achter en legde zijn oor bij haar mond. Al snel voelde hij een ademhaling tegen zijn wang aan en zag hij haar ribbenkast langzaam op en neer bewegen. 'Ailith,' zei hij en voelde tranen in zijn ogen prikken. Hij pakte voorzichtig haar lichaam in zijn armen zodat ze minder last zou hebben van de ijskoude sneeuw. Terwijl hij dat deed voelde hij hoe er een grote hoeveelheid magie zich om hen heen opbouwde. Siron keek opzij en zag Caldre in de verte met een gezicht van afschuw hem aankijken.

'Siron! Ga daar weg!' schreeuwde hij, maar zijn stem was flarden in de wind die steeds harder leek te waaien. Siron voelde snel dat het geen wind was, het was magie die van Ailith afkomstig was! De magie werd steeds sterker en trok aan hem, maar in plaats van haar los te laten, drukte hij haar lichaam steviger tegen hem aan.

'Blijf sterk Ailith,' fluisterde hij terwijl de spreuken aan hem trokken. 'Houd vol.' Daarna omhelsde hij haar stevig en sloot zijn ogen. De grond onder hen begon te trillen en Caldre die Siron toch nog achterna was gerend stopte het moment dat er scheuren in de sneeuw ontstonden.

'Siron,' zei Ailith plots zacht en Siron keek naar haar gezicht. Hij glimlachte en zij glimlachte voorzichtig terug.

'Ailith?' vroeg hij zacht en haalde met een trillende hand het haar uit haar gezicht om haar beter te kunnen zien.

'Siron,' zei ze weer en glimlachte nog eens. Daarna sloot ze haar ogen en leek haar bewustzijn te verliezen.

'Ailith!' zei Siron geschrokken en keek haar aan, niet wetend wat te doen.

'Siron!' riep Caldre en zijn stem leek ver weg. 'Je moet daar weg!' De paniek was in zijn stem te horen en Siron keek om naar Caldre, maar de sneeuw stoof op en Caldre verdween. Sirons blik ging weer naar Ailith en hij zag hoe haar donkere huid plots op begon te lichten. Het licht nam toe en haar lichaam begon steeds warmer te worden tot het gloeide. Maar loslaten kon hij haar niet, nooit niet. Hij nam de branden de pijn tot zich en drukte zich stevig tegen haar aan alsof zij bescherming nodig had in plaats van hij. Het licht werd steeds feller en de warmte bijna ondragelijk. Zelfs toen Siron zijn ogen dichtkneep kon hij het licht nog zien en hij voelde hoe de sneeuw onder ze smolt. Het geluid van brekend glas drong in zijn oren opgevolgd door een piep die bij hem bleef tot alles zwart werd.

_____

Caldre zag hoe zijn vriend het bewustzijn verloor en was naar hem toe gerend als de enorme scheuren in de aarde onder hem hem niet tegen hadden gehouden. Hij schreeuwde Sirons naam meerdere keren en vroeg zich af of springen het waard was. In de verte, aan de andere kant van de twee bewusteloze mensen, verscheen er een gestalte. Caldre raakte in paniek, er was niks wat hij kon doen. Of toch... Als hij die sprong waagde... Hij ademde diep in en uit, wetend dat dit het domste was wat hij ooit had bedacht. Zijn benen lieten hem een heel eind naar achteren lopen waarna hij naar voren begon te rennen. Zijn voeten bleven op wonderbaarlijke wijs niet in de sneeuw steken en hij kon zijn snelheid omhoog krikken. Aan het eind, bij de scheur, zette hij zich af. De wind werd in zijn gezicht gejaagd en zijn haren in, maar hij haalde, tegen elke logica in, de overkant. Hij viel de sneeuw in, maar kwam snel overeind om naar zijn vriend toe te rennen. Hij had geen tijd om verbaasd te zijn over zijn geslaagde sprong.

'Hé!' riep hij naar de vreemde die bij Siron knielde. De man keek op en Caldre zag een enorme bezorgdheid in zijn ogen. De krimin fronste en ging verder in een looppas.

'Waarom hield je hem niet tegen?' De stem van de man was gebroken.

'Ik...' zei Caldre verward, wie was deze man? 'Hij wilde niet luisteren.' De man lachte en een traan viel uit zijn oog. Waardoor Caldre hem niet meer wantrouwde.

'Klinkt ook echt als Siron...' zei de man en viel even stil. 'Nooit gedacht dat ik hem hier tegen zou komen,' zei hij daarna eerder tegen zichzelf dan tegen Caldre. Hij controleerde zowel Ailith als Siron op tekenen van leven en keek Caldre daarna aan. 'Ze moeten hier weg.' Caldre keek een beetje verward terug.

'Dat snap ik,' zei hij en knielde bij Ailith neer terwijl de vreemde Siron in zijn armen nam. 'Maar... wie ben jij?'

'Aiko.'

Wow shirt! Plottwis! Aiko kent Siron 😱

En dit hoofdstuk is echt een van m'n favorieten :D

Ben er ook achter gekomen dat ik geen idee heb hoe ik dit verhaal wil eindigen? Weet wat ik nog moet schrijven, maar niet waar het moet eindigen (help?) 😆

Oh en volgende week alleen de overgang naar deel 4, omdat ik 2 weken herkansingen moet maken en dus niet veel tijd voor schrijven heb (heb ook nog maar 2 hoofdstukken in voorraad :/)

Fijne dag laatste dag van het weekend (≧∇≦)/

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top