|5:6|
De kou verteert mijn vingers, mijn voeten
Die langzaam verdwijnen, niets meer dan stof,
Afgevroren huid en rood ijs, ik zoek, zocht iets,
Als ik me nu maar kon herinneren wat.
Herinneringen verdwijnen als zon in sneeuw,
Een naam weet ik nog, maar ik kan niet
Meer vinden wiens gezicht erbij past, toch niet
Het jouwe -wie ben of was je zelfs? Het mijne dan?
Ik val neer, vindt de moed niet om op te staan,
Mag ik niet blijven liggen tot de zon opkomt?
"Neen," dat zeg je steeds, maar rechttrekken,
Dat doe je niet, dus blijf ik liggen en wachten,
Langzaam haalt de kou me helemaal onder,
In een diepe, verre slaap, waar het niets wacht,
Maar dit hoort niet, kan ook niet, wat is dit?
Ik val nooit in slaap, nu kan ik niet anders,
Tot ik wakker schiet.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top