32

Ik bevrijd me uit de greep van degene die me vasthoudt en geef hem een stomp op zijn neus. Ik zweer dat ik iets voel breken, maar daar besteed ik maar weinig aandacht aan. Blind van woede schakel ik ook de volgende uit door een harde schop in zijn maag te geven. Vlak daarna verander ik.
De alpha kijkt me zowel geschokt als grijnzend aan. 'Dus het katje heeft klauwen.' zegt hij voor hij ook verandert. Ik haal naar hem uit, maar hij ontwijkt me door over me heen te springen. Snel draai ik me om, maar niet snel genoeg. Hij beukt met al zijn kracht tegen me aan en ik vlieg achteruit tegen een muur. Snel krabbel ik overeind. Hij staat er met gloeiende oranje ogen. Klaar voor de aanval. Zijn bruine vacht als een soort bontjas om hem heen.
Ik ben de eerste die aanvalt. Hij ontwijkt me gewoon door simpelweg een sprong opzij te doen. Een grijns licht op zijn gezicht, maar ik ben vastbesloten die er vanaf te vegen. Nu is hij degene die aanvalt. Ik ontwijk hem en hap naar zijn poten, maar mijn kaken sluiten zich een paar millimeter ervoor. Hij duwt me weer opzij en plet me tegen de muur.
Hij verandert half. Zijn haren zijn lang, maar minder lang dan net. Zijn ogen hebben een gelige kleur en zijn klauwen zijn nog niet half zo lang als de mijne. 'En dat was dan het einde van het katje.' zegt hij, vlak voor het vuur in zijn ogen dooft en hij neervalt op de grond. Hij hapt naar de adem die hij niet binnenkrijgt. Er steekt een pijl uit zijn rug. Ik buig me over hem heen. 'Ik ben een weerwolf, geen katje.' sis ik voor ik het slagveld betreed.
De grond ligt vol met lijken. Van mens en wolf. Degene die nog overeind staan, zijn druk in gevecht met de andere weerwolven. Ze zien er allemaal vermoeid uit. Wie er ook zal winnen, die zal dat binnenkort doen.
Een pijn dringt mijn lichaam binnen en laat me alles vergeten. Alles waar ik mee bezig was. Alles wat ik van plan was. Alles wat ik had gedaan. Alleen maar pijn, verdriet en woede. Ik voel hoe mijn hart steeds langzamer begint met kloppen. Hoe het ademen me steeds moeilijker vergaat. Hoe ik steeds meer verdwijn in het zwarte gat.
En dan word ik wakker.
Het is niet mijn pijn die ik voel. Het is de pijn van Jonathan. En ik het enige wat ik nu weet, is dat ik naar hem toe moet.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top