31
Het duister zelf heeft me nooit angst aangejaagd. Hetgeen wat samen met het duister mijn gedachten doordringt, jaagt me weldegelijk angst aan. Angst in de vorm van beelden. Mijn eigen geschiedenis. Vroeger zou ik nooit gedacht hebben dat iemand zoveel last zou kunnen hebben van de gebeurtenissen in zijn of haar eigen leven. Maar nu, nu ben ik daar zelf het perfecte voorbeeld van.
Ik hoor iemand jammer, terwijl ik denk aan vroeger. In het donker zijn de beelden zo perfect te zien. Bijna om aan te raken. Zo echt dat ze bijna weer op zouden kunnen staan, ware het niet dat ze onder het bloed zitten. Ik hoor andere mensen mijn naam roepen, maar waarom weet ik niet. Ik weet niks, behalve dat we aangevallen zijn. Kan niets zien, behalve de lijken. Kan niet horen, behalve het geschreeuw. En kan niets ruiken, behalve de rook die mijn neusgaten vult.
Een streepje licht dringt door tot het duister en laat mijn nachtmerries verdwijnen. Een stem schreeuwt iets. Het licht wordt uitgebreid. Ik word opgetild en naar het licht gedragen. En dat is het moment waarop de realiteit tot me door dringt.
Dit is een nieuwe nachtmerrie. Eentje die zich in het heden afspeelt.
Er boort zich een klauw in mijn schouder en ik schreeuw het uit van de pijn. Maar het bloed blijft weg. De pijn trekt langzaam weg naar de achtergrond. Ik weet dat de tijd gekomen is. 'Tijd om ze te zien sterven.' fluistert een stem vlak bij mijn oor.
Ik kijk om me heen, terwijl ik langzaam meer kan zien dan alleen maar licht. Een slachtveld, dat is alles wat ik nu kan zien. De wolven vechten. En ik weet dat ze ergens daar tussen zitten. Jonathan en Christian, mijn mates. Ik voel dat tanden zich om mijn poot heen sluiten, terwijl het niet mijn poot is. Ik hoor mezelf piepen van de pijn, terwijl ik weet dat een van hen dat ook doet. En wat doe ik?
Ik doe hetzelfde als zij doen. Ik val aan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top