27

De blaadjes knisperen onder mijn voeten en de vogels fluiten naar de anderen om aan te geven dat ik eraan kom. Ik heb me altijd afgevraagd waarom ze dat doen als ik in mijn menselijke gedaante rondloop. Zou het komen doordat de vogels bang zijn voor de mensen? Zou het komen doordat ze aanvoelen dat ik meer ben dan alleen een mens? Een roofdier, dat hen met plezier op zou eten. Vroeger klonk het geluid me als muziek in de oren, nu kan ik het missen als kiespijn. Momenteel kan ik elk geluid of beweging missen als kiespijn.
Waarom ik dan ook in het bos loop, weet ik niet zeker. Het bos heeft altijd een geruststellende werking op me gehad. Een soort medicijn tegen alle nare gedachtes. Vandaag werkt het niet. De geur van natte bladeren dringt mijn neus binnen. Heel even blijf ik staan om te ruiken, om me ergens anders op te focussen dan de twee jongens die elkaar elk moment (om mij) af kunnen maken. Hartstikke leuk. Hoe kan het ook anders.
Mijn neus pikt een andere geur op. Die van een konijn. Ik hoor opzij wat geritsel en getrappel van pootjes. Ik zie de sporen van een hert in de kersverse modder. Ik ben in het bos. De enige plaats waar ik nog thuishoor. De enige plaats waar ik me nog thuis voel. Best sneu eigenlijk, aangezien je thuis hoort te zijn waar je mate is. Welke, vraag ik me elke seconde af.
Ik verbreek mijn concentratie en loop weer een paar standvastige stappen door. Ik weet zeker dat de modder aan mijn zolen blijft plakken, maar dat maakt me niet uit. Een huis vol troep lopen is wel het minste van mijn problemen.
Een scherpe pijn in mijn zij doorbreekt mijn gedachten. Ik val neer op de grond, het uitkermend van de pijn. Ik voel dat de modder zich aan mijn shirt vasthecht, maar dat draait op de achtergrond. Het pijltje in mijn zij neemt al mijn aandacht in bezit. Nog een pijltje, iets hoger deze keer, dringt mijn lijf binnen. Ik jammer. Als ik het met mijn vinger aanraak, voel ik er iets warms en vloeibaars overheen lopen.
'Je hebt haar al. Je hoeft niet nog een keer te schieten.' gromt een geërgerde stem. Een andere antwoordt woest grommend terug. 'Nog eens.' bromt een lage stem. Het volgende moment dringt een pijn nog een stukje hoger dan de tweede mijn lichaam binnen. Ik slaak een kreet en hoor het gefladder van alle vogeltjes die daardoor wegvliegen.
Een hoofd verschijnt in mijn gezichtsveld, maar echt zien kan ik het niet. Het enige wat overblijft zijn twee smeulende oranje ogen. Ik probeer weg te kruipen, maar ik kan me niet meer bewegen. Een doffe pijn vult mijn hele lichaam nu. Ik voel het gewoon kloppen, te samen met mijn veel te langzaam kloppende hart. En dan wordt alles donker.


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top