10

Het blijkt dat ik gelijk had als Jonathan en ik weer naar binnenlopen. Delilah kijkt Christian met toegeknepen ogen aan. Ik weet heel erg zeker dat ze hem aan het ondervragen is. Dus pak ik Jonathan's arm en ga om het hoekje staan luisteren. 'Waarom?' hoor ik Delilah vragen. De scherpte in haar stem is goed te horen. Ook horen we Christian luid zuchten. Jonathan kijkt me aan en we proesten het allebei uit. Voor een klein moment is het leven perfect. Totdat ik me herinner dat mijn tweede mate zich achter de deur verschuilt. Tot ik me herinner dat ik in het hol ben van het monster dat mijn nachtmerries beheerst.
Jonathan en ik lopen maar naar binnen , aangezien ze ons toch al gehoord hebben. Delilah zit door haar hurken heen gezakt op de bank en heeft haar blik nog strak gericht op Christian. Maar als we binnenkomen, richt ze haar blik op ons. 'Daar zijn jullie.' zegt ze half gelukkig, half teleurgesteld. Ik werp  een vluchtige blik op Christian. Het lijkt bijna alsof er zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd staan. Ik zou gaan lachen, als hij me niet zou boos aan zou kijken.
Onbewust vraag ik me af of dat door mijn reactie is of doordat ik net ben weggelopen met zijn broer. Mijn andere mate. Zijn vijand. Mijn keuze. Ik wens meer dan ooit een normaal leven. Waarom heeft de maangodin me dat niet kunnen geven? Ik had het zelfs erger kunnen treffen. Zoals Delilah, ook al ziet zij er gelukkig uit. Blijkbaar heeft ze Blake voor zijn moordpartijtje kunnen vergeven. Iets wat ik dus nooit zou hebben gedaan.
'Was het amusant?' vraagt Christian aan ons terwijl hij mij vernietigend aan blijft kijken. 'Eigenlijk wel ja.' zegt Jonathan terwijl hij beschermend voor me gaat staan. Christian lijkt al net zo verbaasd als ik. De bèta die tegen de alpha ingaat. De jongere broer die zijn oudere tegenspreekt. 'Vroeg ik jou iets?' vraagt Christian vernietigend terwijl hij zijn nog bozere blikken richt op zijn kleinere broer en bèta. 'Wat haar aangaat, gaat mij ook aan.' Christian's ogen zoeken de mijne op als ik achter Jonathan vandaan stap. 'Dan zullen we natuurlijk een probleem hebben.' Zijn ogen glimmen kwaadaardig. 'Wat bedoel je?' vraag ik onzeker. Hij glimlacht gemeen. Ik heb liever de wat aardigere versie van hem. Ook al is dat soms niet beter.
'Dat zullen we nog wel zien.' antwoord de alpha. Jonathan's ogen zijn inmiddels ook gevuld met woede. Ik vraag me af hoelang we nog in deze ruimte kunnen zijn zonder dat hij gaat ontploffen. De spanning om ons heen is te ruiken en zelf bijna aan te raken.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top