Hoofdstuk 8

Zo verstrijken de dagen. Ik begin te oefenen en kom erachter dat Wally heel veel snufjes in het pak heeft weten te fabriceren. Mijn oefeningen bestaan daardoor in eerste instantie in het leren kennen van mijn kledij, wat een aparte gewaarwording is.
Waar ik me eerst nauwelijks durfde te vertonen in slechts het strakke rood met grijze kledingstuk, merk ik inmiddels dat er normaal op wordt gereageerd. Mensen kijken me niet gekker aan dan hiervoor. Helaas blijft de afstand tot de anderen groter dan ik wil.

Ik heb ooit, toen ik net in de eerste klas zat, mijn enkel gebroken. Destijds was ik gedoemd om enkele weken in de, ongemakkelijke, belangstelling te staan omdat ik op krukken liep.
De steelse blikken, het gestaar: ik kan het me tot op de dag van vandaag nog even goed voor de geest halen.
Voor mijn gevoel zit ik nu in eenzelfde positie, al kan ik me niet herinneren ooit zo gezond te zijn geweest.
Ik kan niet zeggen dat ik deze uitzonderingspositie fijn vind.

Het zorgt er wel voor dat ik me op het trainen stort. Langzaam maar zeker worden het pak en ik één. Doordat het zo nauw op mijn lijf aansluit, kan ik eigenlijk nauwelijks geloven waar het allemaal toe in staat is. Met behulp van het pak kan ik manoeuvres uitvoeren die normaliter onmogelijk zijn voor mij. Het voelt fijn om te bereiken wat ik wil, in plaats van halverwege onhandig op mijn gezicht te vallen.
Eerlijk gezegd is dat laatste me nog nooit overkomen, maar het was wel iets waar ik altijd bang voor was. Die angst is verdwenen als sneeuw voor de zon.
Zelfs als ik niet train draag ik kleding van Wally's hand en de eindeloze mogelijkheden blijven me keer op keer verbazen. Ik ben leniger en als ik me afzet, kom ik moeiteloos meerdere meters verderop neer. Ik ben ook sterker en dat is goed, want nu voel ik me niet zo hulpeloos. Het spreekt natuurlijk voor zich dat ik mijn dodelijke kracht niet inzet tijdens de sessies.
Deze versie van mezelf bevalt me prima.

Wat ik wel geheel aan mezelf heb te danken, is mijn talent met de grote pulser. Ik ben zelfs een natuurtalent volgens Catalena - die net zoals de andere leden van de raad veel van haar tijd steekt in het trainen van Anderen. Als zij iets dergelijks vindt, wil dat heel wat zeggen.
De pulser is een vuurwapen die een nare uitwerking heeft op engelen, demonen en hun nageslacht.
Alsof ik nog niet dodelijk genoeg ben.
Is het daarom gek dat ik alle vertrouwen in een goede uitkomst heb?

Marc en ik komen dichter bij elkaar. Ik betrap hem erop dat hij wat schuift in zijn schema's om op die manier vaak bij mij te kunnen zijn. Daardoor wakkert mijn verliefde gevoel richting hem aan en ik ben er intussen zeker van dat die verliefdheid uit al mijn poriën straalt.

Ook nu kan ik niet wachten totdat ik hem zo direct in de trainingsruimte zal ontmoeten en mijn lach is breed, terwijl mijn maag al hoge verwachtingen heeft. De vlinders fladderen alle kanten op en de fijne spanning zorgt ervoor dat ik de grote afstand, die anderen mij geven, draaglijker vind.

"Je moet ermee stoppen," de stem is bekend en ik stop abrupt, vlak voordat ik de gang uitloop. Een zesde zintuig waarschuwt me dat dit een belangrijk gesprek is en ik trek me terug in de schaduwen.
Het is rustig in de zaal en doordat ik de ernst in de stem duidelijk kan onderscheiden, begrijp ik dat de spreker daar alleen is: uiteraard samen met degene tegen wie hij praat.
Inmiddels heb ik uitgepuzzeld wie het moet zijn: het is Justin, de jongste deelnemer van de raad met zijn negentien jaar.

"Waar moet ik mee stoppen?" Dit is Marc en enkele vlinders bokken tegen mijn maagwand. Ik houd mijn adem in. Marc klinkt lacherig en arrogant. Ik word week van dat zekere toontje van hem.

"Ze is niet goed voor je," zegt Justin en ik wéét dat hij het over mij heeft. Er trekt een scherpe pijn door mijn hart. Ik dacht altijd dat hij een vriend van mij was, hij is er in ieder geval zeker één van Marc en daarom begrijp ik niet waarom hij zich geroepen voelt hem te waarschuwen voor mij. Ik slik om zo mijn droge keel te bevochtigen. Mijn vingers pulken aan de harde rotswand.
"Je bent veel te oud voor haar."
Daar ben ik het niet mee eens, we schelen vijf jaar. Dat is toch niet onoverkomelijk?

Marc protesteert ook en dat zal wel de reden zijn dat Justin het over een andere boeg gooit: "Ze is onschuldig, betrek haar niet in jouw schimmige spelletjes."

Een stuk steen dat al los zat, valt met minimaal geluid in de gang. Waar ik de jongens net hoorde bewegen, is het nu doodstil. Ze hebben me gehoord.
Haastig loop ik geluidloos enkele stappen terug en loop dan opnieuw richting de zaal, nu met veel geluid. Ik schraap mijn toegeknepen keel en roep quasi-enthousiast: "Is er iemand die het tegen me op wil nemen?" - Om mijn gezicht in een vrolijke grijns te trekken op het moment dat ik de ruimte betreed.
Ik zie de opluchting op hun gezichten, maar de rest van de training let ik nauwelijks op. Ik heb het te druk met mijn eigen sores.

Hoewel ik Justin erg aardig vind, begin ik hem hierdoor wat te ontlopen.

▬▬▬

Er is net iets geks gebeurd en ik weet niet zeker wat ik daar van moet vinden en of ik om hulp moet vragen. Hoewel mijn gedachten bijna in zijn geheel worden beheerst door Marc en zijn knappe uiterlijk, durf ik hem hier niet mee te belasten. Hij hoort bij de raad en dat schept een afstand, hoe geïnteresseerd hij zich ook gedraagt jegens mij. Het gesprek met Justin heeft hem gelukkig niet ontmoedigd.

Ik loop wat door het buitengebied van de luchtbel. Hier zijn niet veel mensen, wat een pluspunt is. Ik kan maar niet begrijpen waarom zij de donkere grotten prefereren boven het eeuwige gekabbel van de Huilende Zee dat tegen de wand drukt. Nu ik erover nadenk, besef ik dat dát waarschijnlijk de reden is voor de rust hier. De angst voor verdrinking zal groter zijn met de zee vol in beeld, dan in de grotten. Ik weet dat het niet uitmaakt waar je bent: als er iets met Aline gebeurt - zo op de bodem van de zee - zijn we er allemaal hoe dan ook geweest.

Het kost me moeite om uit dat plotselinge besef te ontsnappen, dat als een neerwaartse spiraal van somberheid over me uitstraalt, maar gelukkig zie ik Julia uit de hoofdingang komen, duidelijk van plan om naar de grote zaal te gaan. Ik roep haar aan en kan dan niet meer terug.

Ze hoort me en komt nieuwsgierig dichterbij. "Heb je al zin in je eerste uitstapje naar boven?" vraagt ze vriendelijk. Dat was ik voor een moment helemaal vergeten en ik staar haar even verrast aan. Julia heeft niks door, want ze streelt Phoenix, die dat hooghartig toestaat.
Omdat ik niet reageer kijkt ze omhoog en ik trek mijn gezicht weer in de plooi: "Eh, ja... Zeker!"

Ik hups wat op mijn ene been en dan op de andere, en probeer intussen mijn gedachten te ordenen. "Julia?"

"Ja, Lily. Waar kan ik je mee helpen?"
Haar moeder is het hoofd van de raad. Is dit verstandig?

"Beloof je dat je niks tegen je moeder zegt?" Als ze die belofte doet, geloof ik haar.

"Natuurlijk joh. Je maakt me nieuwsgierig," reageert ze grif. "Het is toch niks ergs?"

"Ik denk het niet..." Mijn stem klinkt aarzelend en ik bijt twijfelend op mijn lip. Hoe moet ik dit vertellen, terwijl ik me er eigenlijk voor schaam?

"Vertel het alleen als je het zeker weet," zegt ze dan. Julia bestudeert mijn gezicht met een frons tussen haar fijne, zwarte wenkbrauwen en ziet eruit alsof ze me aan wil raken. Hoewel dat tegenwoordig goed mogelijk is bij mij - met dank aan Wally - gebeurt het nauwelijks.
Ik moet bijna schreeuwen als ook zij besluit om het zekere voor het onzekere te nemen.

Maar mijn vraag heeft met haar angst te maken, dus ik haal diep adem.
"Ik eh... ik raak af en toe een plant aan, om het te zien verschrompelen," zeg ik dan. Het kost me zoveel moeite om die woorden uit mijn strot te krijgen. Ik kijk naar de grond als ik het zeg en wil de woorden eigenlijk direct weer terugnemen.
Helaas is dat niet mogelijk.

Na een vlugge blik op mijn vriendin zie ik dat ze me perplex aankijkt. Ze probeert duidelijk uit te vogelen waarom ik die noodzaak voel.
"Heb jij dat nooit?" ga ik daarom in de aanval. "Laat jij niet iemand in slaap vallen, gewoon omdat iets diep in je dat van je verlangt?"

Dit keer kijkt Julia even weg. Ze bloost makkelijk en dat verraadt haar. Een immens gevoel van opluchting kolkt door me heen.
Ze reageert verder niet, maar dat is ook niet nodig. Mijn stem is wat zekerder als ik verder praat en op die manier tot de kern van mijn verhaal kom: "Net gebeurde er helemaal niks."

"Hoe bedoel je?" Julia is haar eigen ongemak direct vergeten en kijkt me fronsend aan. "Was de plant al dood?"

"Dat dacht ik ook," reageer ik. Ik heb daarna nog een plant geprobeerd, en nog een. "Maar ik denk dat mijn kracht op is."

Een loodzwaar gevoel maakt zich van mij meester. Als dat daadwerkelijk zo is, dan heb ik hier niks meer te zoeken. Dan hoor ik niet meer bij de elite van de wereld en ben ik slechts een jonge puber die haar moeder heeft vermoord.
Maar, zoals het hebben van een echt puberbrein betaamt, ben ik in een groot conflict gewikkeld met mijzelf. Want als ik weer helemaal mezelf ben, dan kan ik mensen aanraken en op een normale manier een hand geven. Ik weet allang dat precies die aanrakingen, zo simpel voor ieder ander, mij gelukkig maken. Mijn karakter vormen.

Julia wil natuurlijk bewijs zien en ik druk mijn vingertoppen drie keer tegen elkaar. Het blijft fascinerend om te zien hoe de stof dan verdwijnt. Als ik daarna de toppen enkele seconden tegen elkaar druk, zullen de handschoenen weer 'terug kruipen', een ander woord heb ik daar niet voor.
Ik loop naar de rotswand toe en zie een stuk koraal, waarvan ik zeker ben dat ik die nog niet eerder heb aangeraakt.

"Eh, je weet dat dat een dier is he?" zegt Julia en ik kijk haar met grote ogen aan.

"Nee!" Ik kan haar gewoon niet geloven. "Nee," herhaal ik dan ook beslist. "Een koraal is een plant."
Ik kijk naar haar en haar medelijdende blik.
"Nee," zeg ik nog een keer. Dit keer moet ik bijna huilen. Ik heb al zo'n moeite met het doden van planten, maar daar lag mijn absolute grens. Ik ga toch geen dieren - of mensen - aanraken en ze dan dood zien gaan?

Julia wil me bijna aanraken, me troosten zoals op die eerste dag dat we elkaar ontmoet hebben, maar ze doet het niet.
Ze wijst naar een ander plantje waar ik de naam niet van weet, maar wat me bekend voorkomt omdat het hier welig tiert. Gelukkig heeft zij er verstand van: "Probeer dat maar. Het is waterpest." Ze lacht half en verklaart zichzelf dan: "Het zorgt slechts voor zuurstof, dus dat is prima."

Geschrokken trek ik opnieuw mijn hand terug. Snel zegt Julia: "Rustig maar, dit is onkruid. Het zou fijn zijn als het wat in wordt gedamd."
Na een onderzoekende blik op haar betrouwbare gezicht merk ik dat ze hier de waarheid over spreekt en daarom raak ik het plantje aan.
Zoals ik al had gezegd, gebeurt er niks. Ben ik verzadigd geraakt met de dood en kan er niks meer bij?

Julia weet ook niet wat ze ervan moet denken. Ik durf het nauwelijks te opperen, zeker niet gezien mijn eerdere aversie, maar mijn nieuwsgierigheid dwingt me: "Vind je het goed als ik... jou aanraak? Of Phoenix?"
Ik kan dit niet zonder toestemming.
Mijn vriendin kijkt benauwd naar me en ik weet genoeg. Snel zeg ik daarom: "Nee, laat maar. Dat is een stomme opmerking." Wat bezielde me?
"Het koraal blijft ook leven, dus eigenlijk is dat al voldoende voorbeeld," vervolg ik.

Ik wil zo graag normaal zijn, maar ik denk niet dat dat ooit gaat gebeuren.

"Lily, kom je?" We kijken alle drie verrast op. We hebben Marc niet gehoord - en aangezien mijn lichaam speciale antennes heeft die altijd op hem zijn afgestemd, is dat uitzonderlijk te noemen.
Hij komt dichterbij, waarschijnlijk is hij net opgedoken vanuit de grote zaal, en zegt handenwrijvend: "Je vuurdoop. Heb je er zin in?"

▬▬▬

Het gespannen gevoel in mijn maag begint kopje te duikelen als ik de groep zie staan, terwijl ik achter Marc aan loop. Vandaag mag ik voor het eerst mee naar het eiland en ik voel me er veel minder klaar voor dan ik de afgelopen week tegen iedereen heb lopen verkondigen.
Valentijn heb ik niet veel gesproken in die tijd, maar de keren dat hij tegen me praatte, was hij standaard somber over de overlevingskansen voor een Andere als die zo dom was in Westerland te arriveren.

Hij heeft enkele gevechten zo gedetailleerd beschreven, dat ik niet anders kon dan in die waarheid geloven: er vallen dodelijke slachtoffers en de tegenpartij houdt geen rekening met de leeftijd of ervaring van hun vijand.
Net zoals wij dat niet met hen doen.

Ik heb gevraagd waarom al die gevechten niet bekend zijn geworden bij de normale mens - ik wist er namelijk niks van - maar daar komt Marie in het spel. Zij is een gerespecteerd lid van de raad en ik snap inmiddels ook waarom: ze kan op grote schaal geheugens wissen. Ze hoeft de ander niet aan te raken, zoals ik wel moet doen, en ze kan meerdere personen tegelijk beïnvloeden met haar wil.
Wauw, dat is me nog eens een handige gave. Al is zij er, net zoals de rest, eigenlijk niet blij mee omdat haar karakter iets tegengestelds verlangt. Het precieze van haar verleden weet ik niet en dat gaat me ook niets aan, wordt mij herhaaldelijk gezegd. Niemand hier wil herinnerd worden uit het slechtste in hun verleden.

Dat mijn nieuwsgierigheid niet wordt bevredigd, is dus niet erg volgens hen.

Voor de zekerheid ontwijk ik Sophie. Wat niet weet, wat niet deert - en op dit moment heb ik niet zo'n behoefte aan het weten van mijn toekomst. Die flarden van het gevecht waren voor mij meer dan voldoende.
Ik ben niet de enige die haar ontloopt. Ze accepteert haar impopulariteit een stuk stijlvoller dan ik dat met de mijne doe.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top