Hoofdstuk 4

De hond blijft trouw naast mijn zij wandelen op de weg. We zijn een paar uur voor de zon opkwam vertrokken en de laatste druppel water is ongeveer een uur geleden opgedronken.

In geen velden of wegen is een gebouw te zien en op elke teen heb ik een blaar. 

Ondanks alle tegenslag blijft Max blij kwispelen.

Dan blaft Max en rent weg.

Huizen verschijnen aan de horizon en werpen lange schaduwen over het pad. 

Everwood.

Hijgend ren ik achter de hond aan. De pijn in mijn voeten ben ik vergeten.

Hoewel de stad te zien was, duurt het toch langer dan verwacht voor ik aan de ingangspoort sta.

In sierlijke letters staat de naam geschreven en er is geen spatje roest te zien op het metaal.

Binnen wandelen inwoners rond in nette gewaden en dure sieraden. 

Max rent de menigte in.

'Max!' Mensen werpen me rare blikken en trekken vieze gezichten zodra ik voorbijren.

Verontschuldigend glimlach ik terwijl ik de hond probeer te vangen.

Dan zie ik hem, maar blijf staan. Wachters waren me voor en houden de hond gevangen.

Ik benader ze behoedzaam. Me bewust van mijn zweterige gezicht en vuile kleren.

Ik had net zo goed een bortje op mijn hoofd kunnen plakken met de woorden: "niet van hier".

'Dat is mijn hond.'

De wacht die Max stevig vastheeft aan zijn nekvel kijkt me van top tot teen aan. 'Nu niet meer.'

Ik hap naar adem. De wachter naast de spreker zet een stap naar me toe.

'Wat doe jij in Everwood?' Zijn stem druipt van walging. Een lelijk litteken loopt van zijn voorhoofd over zijn dikke neus en lippen. 

De derde en laatste wachter rolt met zijn ogen. Deze was anders dan zijn twee collega's. 

Een behoedzame blik schitterd in zijn ijsblauwe ogen en zijn lippen zijn geplooit in een onzekere glimlach. 

Allemaal waren hun haren kort geschoren. 

De wachter met het litteken staat nog steeds op mijn antwoord te wachten. 

'Ik ben hier omdat ik een dienstmeisje wil worden van de koning.'

Alledrie de mannen beginnen te brullen. Zo hard dat de wandelaars die net voorbijkwamen verschrikt wegspringen.

Max blaft naar me en trekt om los te komen.

De wacht met de blauwe ogen is de eerste die bijkomt.

'Het spijt me, maar moesten het niet meisjes zijn die bedienden worden?' Daardoor moesten zijn vrienden nog harder lachen.

Geërgerd sla ik mijn armen over elkaar.

'Ik ben een meisje.'

De wachter grijnst breed en haalt zijn schouders op. 'Mijn fout.'

Ik strek mijn rug en hef mijn kin. Ik weiger om me te laten vernederen door drie mannen.

Uit het niets draait Max zich om en bijt in de hand van de wachter. Die laat hem los en Max komt naar me toe. 

Alle plezier is uit hun ogen verdwenen. 

'Geef die hond hier.'

'Nooit.'

Tegelijk gaan hun handen naar hun zwaarden en trekken ze hem. Het metaal glimt in de ondergaande zon.

Max verbergt zich achter mijn benen en jankt zacht.

Ik verstijf over heel mijn lichaam. 

De wachter die Max eerst vasthad vernauwt zijn ogen. Zijn hand bloed en het druppelt op de keien.

'Hij zal naar het koninkrijk worden gebracht waar hij zal worden behandeld als een familielid.'

Ik stoot een harde lach uit. 'Dan kan ik hem toch zelf brengen als ik daar ga solliciteren?'

Dat lijkt de wachters niet te bevallen. Ze zetten een stap in mijn richting.

Dan begin ik te rennen. 

Ik schiet naar opzij en duw iedereen aan de kant die in mijn weg komt. 

Gevloek komt van ergens achter me en het gerinkel van de laarzen op de keien doet me huiveren.

Ik ben dood, ik ben zo dood.

Voor me doemt het kasteel op. De poorten worden bewaakt door twee andere wachters die hetzelfde aanhebben als mijn achtervolgers. 

Het donkerblauw steekt fel af tegen hun gouden naden.

De gouden raaf in het paarse schild staat gegraveerd in hun jassen.

Ik stop voor hun neus en mijn blik schiet schichtig om.

Nog geen wachten in zicht.

De wacht voor me schrapt zijn keel en werpt een bedenkelijke blik op mij en mijn reisgenoot.

'Kan ik u helpen.'

'Sollicitatie.' Krijg ik tussen mijn gehijg door.

Voor me knippert de man en buigt zich wat naar voren.

'Wat?'

Ik kijk weer om en zie een flits van donkerblauw.

'Ik kom voor de sollicitatie voor dienstmeisje.'

De twee wachten wisselen een blik en doen dan samen de zware, zwarte poort open.

Op dat moment klinken de stemmen van mijn achtervolgers.

'Hou haar tegen!'

Zonder na te denken, ren ik naar binnen.

En bots tegen de prins op.

Iedereen komt tot stilstand en het schreeuwen wordt abrupt verbroken door een dodelijke stilte.

Ik doe het eerste wat er in me opkomt.

Ik val op mijn knieën en begin te smeken.

'Alsjeblieft Uwe Hoogheid! Ik kom alleen maar voor een baan. Ik heb niets verkeerd gedaan.'

De prins trekt een wenkbrauw op en kijkt naar de wachters achter mij.

'Wat is hier aan de hand?'

De wachter met het litteken is de eerste die iets durft te zeggen. 

'Ze liep weg!'

De prins heft zijn hand en werpt de wachter een scherpe blik. 'Verhef je stem niet tegen mij Jackson.'

Jackson zet grote ogen op en valt op een knie. 'Vergeef me Hoogheid.'

De blik van de prins gaat naar de andere wachter. Hij neemt de bebloede hand in zich op en dan de hond die naast me is gaan liggen met zijn kop op mijn bovenbenen.

'Ga die hand inwikkelen. En jij gaat met hem mee.'

Jackson knikt, maakt een diepe buiging, en ze gaan er allebei vandoor.

Nu wendt de prins zich naar de overgebleven wacht. De blauwe ogen schitteren in de schaduwen van de hal en zodra ze naar me kijken, schiet mijn hoofd terug naar voren.

Geritsel weerklinkt zodra de wacht een buiging maakt.

'Heer. Deze jongedame is tegen ons bevel ingegaan om de hond aan ons af te geven.'

De prins heft zijn hand en wrijft over zijn gladde kaak. Zijn volle lippen staan een beetje open en boven zijn scherpe jeukbeenderen staan twee intelligente, amberkleurige ogen. Zwart haar valt over zijn voorhoofd en de punten hangen voor zijn ogen.

'Is dat zo?' Hij draait zich naar mij. 'En waarom gaat ze in tegen de bevelen van de koninklijke wacht.'

Het duurt even voor ik doorheb dat die vraag eigenlijk voor mij bedoelt is.

'Ik wilde komen solliciteren voor dienstmeisje en ik bedacht me dat ik dat niet zou kunnen als ik in de kerkers zat.'

Te laat realiseer ik dat mijn woorden heel hard kunnen overkomen.

De prins trekt een scherpe wenkbrauw op en kantelt zijn hoofd.

De wachter gaat naast hem staan en samen kijken ze op me neer.

Mijn wangen worden rood.

'Wat vind jij Dante, moeten we haar die sollicitatie nog laten doen?'

De wachter doet de prins na en kantelt zijn hoofd ook. 'Ik weet het niet Olivier. Ze ís nog steeds een beetje te vurig. Ze zou alleen maar voor problemen betekenen.'

Een schok gaat door me heen als ik doorheb dat de twee mannen elkaar bij de voornaam noemen. Zonder officiële titels.

Natuurlijk moet ik weer een ruzie starten met een vriend van de prins.

Ik pers mijn lippen op elkaar om te voorkomen dat een vloek me ontsnapt.

'Je hebt misschien gelijk. Daarom zal ze iemand nodig hebben die haar op de vingers tikt als ze weer zo vurig is.'

Dante knikt instemmend en het blauw wordt donkerder. 

De prins grijnst plots en slaat zijn vriend op de schouder.

'Daarvoor zal jij zorgen.'

Dantes ogen worden groot en hij kijkt de prins verschrikt aan. 'Wat?'

'Je hebt me wel gehoord. Jij let op het meisje. Ze is jouw verantwoordelijkheid. Áls ze door de selectie komt zal jij ervoor moeten zorgen dat ze zich voorbeeldig gedraagt.'

Mijn gevoelens schieten alle kanten op. Ik mag nog meedoen! Ik vlieg er niet uit!

Tegelijk zal ik dan wel opgescheept zitten met meneer de knorrige wacht.

Lang zal ik fucking leven.

Dante gromt en beent weg. De prins en mij achter zich latend.

Ik sta wankelend recht en bedank de prins voor ik me ook omdraai en weg ga. 

De prins houdt me echter tegen.

'Wacht!'

Ik bevries.

'Wat is je naam?'

Ik kijk over mijn schouder. 'Eliana.'

'Goed Eliana. Je mag meedoen, in ruil voor een gunst.'

Achterdocht besluipt me en ik knijp mijn ogen samen. 'Wat voor gunst?'

De prins knikt naar Max die zijn staart probeert te pakken.

'Ik krijg de hond.'

Wát!

De prins grijnst gemeen.

'Max is geen ruilmiddel.'

'Máx mag hier normaal ook niet zijn. Wees blij dat ik hem nog niet heb laten afslachten. Na het schijnt is hondsvlees een delicatessen.'

Zwijn!

'Ik geef je mijn hond niet om op te eten.'

De prins tuit zijn lippen. 'Ik ga hem ook niet opeten. Ik wil hem om me gezelschap te houden. Het leven van een prins is eenzaam.'

Ik snuif. 'Arme jij.'

'Je beseft toch wel dat je al zoveel regels hebt overtreden dat je in de kerker hoort hè? Niet alleen heb je een grote mond, je bent ook nog eens het kasteel binnengestormt en tegen je prins opgelopen, je bent tegen de bevelen van wachter ingegaan en je hebt een dier naar binnen gesmokkeld.'

Shit. Fuck. Godver.

'Als je me in de kerker wilde, lag ik al lang op hun koude vloer.'

De prins haalt zijn schouders op. Hij gebaart naar de wachters die de grote deur bewaken en ze komen onmiddelijk op me af.

Ze nemen mijn armen en draaien die achter mijn rug. Ik trek een pijnlijk gezicht.

'Wacht! Wacht,' roep ik als ze me beginnen mee te sleuren. Woedend probeer ik naar de prins te kijken wat moeilijk gaat als ze me zo vast hebben.

'Je krijgt Max.'

De prins wuift de wachters weg en loopt naar me toe. Een paar meter voor me blijft hij staan. Zijn onuitstaanbare grijns wordt sluw.

Hij had me net waar hij me hebben wilde.

'Mooi, dat is dan geregeld. Je kunt gaan.'

Ik onderdruk de neiging om hem in zijn knappe gezicht te stompen en ga er na een laatste kus op Max neus vandoor.

Dit zouden nog lange werkdagen worden.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top