Hoofdstuk 11


- Fiona

Een koude winterbries komt me tegemoet wanneer ik het schoolgebouw verlaat. De lesuren vandaag gingen nogal traag voorbij. Iets wat best normaal is voor een maandag. Herken je dat gevoel dat het wel jaren, nee zelfs eeuwen, duurt voor dat het weekend is? Wanneer je dan eindelijk kunt genieten van je vrije dagen is het zo weer maandag. 

Ik stop mijn handen in mijn jaszakken en neem een snelle pas naar het station. Het openbaar vervoer besloot om een paar buslijnen te schrappen vandaag. Te veel ziektemeldingen neem ik aan. Normaal gesproken pak ik altijd de bushalte voor school. Nu moet ik een wandeling maken van twintig minuten, om bij de dichtstbijzijnde station te komen. Zelf heb ik het niet zo met treinen. Vandaar dat ik de optie kies om met de bus te gaan. Ondanks dat ik hierdoor later thuis zal zijn. Geen idee waarom, maar ik geniet altijd van busritten. Even lekker rustig een kleine tocht maken.




Zoals google maps al aangaf, ben ik inderdaad binnen twintig minuten op de juiste locatie. Jammer genoeg moet ik overstappen in het dorp waar Mats woont. Telkens wanneer ik in dat dorp kom krijg ik een soort van rot gevoel in mijn maag. Je weet dat de mogelijkheid om je ex tegen te komen groot is.

Ik neem plaats op het ijzeren bankje bij het juiste perron. Een rilling schiet over mijn hele rug, dat bankje is kouder dan verwacht. Een verdwaalde, witte vlok valt voor mijn neus op de grond. Verbaasd til ik mijn hoofd omhoog, en staar naar het donkere heelal boven me. Meerdere witte vlokken dwarrelen uit de lucht. Sneeuw? Hier in Nederland? Dat is een zeldzaam iets. De laatste keer dat het echt flink gesneeuwd heeft, was ik nog een kind. Op dat moment stopt een bus voor het perron. Dit keer is het buslijn acht dat ik moet nemen. Oftewel de bus die me naar het station in Mats zijn dorp brengt.

'Goedenavond. U mag alvast plaatst nemen.' Een vriendelijke man in een Arriva uniform stapt uit het voertuig. Hij loopt iets verder weg van de mensen vandaan. Vervolgens steekt hij een sigaret op. Zelf ben ik fel tegen roken, de geur alleen al, bah. Laat staan wat het met je longen doet.

Zoals gewoonlijk neem ik plaats op het bankje achterin. Tess is inmiddels ook ingestapt. Ze werpt me een kille blik. Het is jammer dat het nu allemaal zo ingewikkeld ligt. Daan praat niet tegen me, en Tess negeert mij compleet. Volkomen terecht natuurlijk, maar het blijft naar.

Ik vrees dat onze vriendschap niet meer hersteld gaat worden. Tess en ik begonnen eigenlijk een soort van vriendschap op te bouwen. Zo gingen we tijdens de pauze wel eens ergens koffie halen, of een heerlijk croissantje. Dan trakteerde we elkaar om beurten, wat altijd super gezellig was. Het is jammer dat dat nu zo eindigt, maar dat is mijn eigen schuld. Het gaat nog wel een tijdje duren voordat ik mij minder rot voel. Wie weet verdien ik wel een goede karma. Dit jaar heb ik al drie mensen teleurgesteld, alsof ik alles zo in de vuilbak heb gegooid.




Na drie kwartier in de bus te hebben gezeten sta ik op het volgende perron. Wachtend op mijn volgende bus. Een paar meter verder op, achter mij, staat een trein al gereed. De trein die ik had kunnen pakken, maar zoals ik al eerder zei, een bus rit is veel leuker. 

Ik rommel wat in mijn tas op zoek naar mijn oordopjes. Misschien toch beter om over te stappen naar AirPods. 

Met mijn ogen scan ik het uitzicht. Voor het perron waar ik sta heb je een weg, alleen bussen mogen hier komen. Deze weg leidt dan weer naar de grote weg een paar meter verderop waar enkele auto's rijden. 

Met piepende banden komt een van de auto's tot stilstand, wat best een naar geluid oplevert. twee jongens stappen uit de grijze Toyota. Ze lopen af op het voertuig achter hen, een donker blauwe Opel. Blijkbaar hebben de vier personen onenigheid met de mensen in het andere voertuig. Het zijn duidelijk geen vrienden van elkaar. 

Een van de jongens pakt een verdwaalde steen van de grond. In een beweging gooit hij het tegen de ruit van de Opel. Een tweede persoon haalt losse bakstenen uit de grond en staat klaar om te vuren. Meerdere mensen kijken naar het tafereel dat zich voor ons afspeelt. Het duo van de blauwe Opel stapt weer in het voertuig. De bestuurder neemt flink gas, maar rijd de verkeerde kant op. Hij rijdt dwars door het hek heen, dat voor afscheiding zorgt tussen het station en de openbare weg.

Meerdere mensen rennen weg wanneer het voertuig op hen af rijd. 

'Meisje, Wat doe je daar nog? Ga weg daar!' roept een vrouw me toe. Is het gek als ik zeg dat ik momenteel in een lichte shock verkeer? Inmiddels heeft de Toyota de achtervolging ingezet, waardoor er nu twee auto's roekeloos over het station rijden.

Naast het station ligt een Albert Heijn to go waar mensen in paniek naar binnen rennen. Ik gooi snel mijn tas over mijn schouder en maak dat ik weg kom. Twee koplampen verschijnen achter me.

'Deze idioot rijd nu gewoon op het perron,' roep ik gepanikeerd. Zonder te aarzelen spring ik  naar links. Enkele mensen voor mij doen het zelfde. Mijn handen zijn lichtelijk geschaafd door de klap die ze kregen.

'Schiet op!' Een man in Albert Heijn uniform wuift naar me dat ik zijn kant moet komen. Ik sta snel op en vervolg mijn weg over het perron. Mijn conditie is niet al te best, maar door de adrenaline dat door mijn lijf giert, merk ik daar momenteel niks van. Vanuit mijn ooghoeken zie ik hoe een van de auto's op mij af komt. 




In de verte staat een klein meisje, ik schat haar ongeveer zes jaar oud. Met een zak vol broodjes voert ze de eendjes in het water. Ze draagt een zalmachtig topje, met daaronder een wit rokje dat net wat over knieën valt. Haar oranje lokken zijn in een gevlochten.

Ze draait zich om naar het vrouwelijk figuur naast haar.

'Kijk Oma! Een paardenbloem,' lacht het meisje.

'Pluk hem maar gauw, Fiona. Je mag dan een wens doen.' 

Wacht eens even. Zei ze nou Fiona? Je gaat me niet vertellen dat ik dat meisje ben. Volgens mijn moeder ging ik wel vaker met mij oma eendjes voeren, bij het parkje een paar meter van ons huis vandaan.

De oudere vrouw draait zich om naar mij. 'Moet jij niet gaan, liefje?' vraagt ze.

'Pardon?' reageer ik verbaasd.

'Het is helemaal jouw tijd nog niet.' Met haar blauw, grijzige ogen kijkt ze me vriendelijk aan. Ze zet een stap dichterbij.

'Oma? Hoe kunt u nou hier zijn?'

'Ach liefje, ik ben hier voor jou. Ga nu maar vlug terug, je familie en vrienden wachten op je.' Ze trekt me naar zich toe en houd me stevig vast. Tranen rollen over mijn wangen.

'Ik mis u zo erg oma.'

'Ik jou ook lieverd. Weet dat ik altijd bij je ben.'

'Open alsjeblieft je ogen Fiona.' klinkt een bekende stem.

'Het is al goed. Je moet nu echt gaan.' Voorzichtig laat mijn oma mij los.

Ik probeer mijn ogen te openen, maar het lukt niet. Het enige wat ik kan zien is een zwart beeld. Paniek neemt mijn lichaam over. Wat is dit? Betekent dit... Nee toch? Dat kan niet. Dit is vast een vreselijke droom. Die auto kan me niet geraakt hebben. 

Wellicht is dit mijn karma?




Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top