hoofdstuk 5


Mijn ogen deden bijna pijn van de felle kleuren van de kostuums van de tributen van District 8. Ik kon me niet voorstellen dat ze in het district zulke stoffen hadden om te dragen, ondanks hun specialisatie in textiel. Dat soort felle kleuren en glanzende stoffen kon ik me enkel in het Capitool voorstellen. De kinderen in de kleding zagen er ook vrij oncomfortabel uit. De jongen zag er niet veel jonger uit dan ik en het meisje een jaar of zestien. Ze keken allebei wat ongemakkelijk in het rond terwijl hun stylisten en voorbereidingsteams met elkaar praatten.

Niet dat ik me veel gemakkelijker voelde. Ember had me gekleed in een pak van een witte stof die inderdaad erg veel op papier leek. Het was een ander soort pak als het ouderwetse en formele exemplaar dat ik bij de boete aan had gehad. Het was, zoals alles in het Capitool, iets meer extra. Daarna had ze mijn haar naar achteren getrokken en in een knot gedaan, iets waardoor mijn hoofd nog steeds pijn deed. Als laatste had ze wat make-up op mijn gezicht aangebracht. Daar had ik tegen geprotesteerd, ik wilde er nota bene niet als een meisje uitzien, maar Ember zei dat het nodig was. Dat de mensen uit het Capitool me anders niet zouden herkennen of dat soort onzin.

Daarna had ze me hier afgezet met mijn voorbereidingsteam en was ze verdwenen. Op zoek naar Cissie en Lisse had ze gezegd. Dus daar stond ik dan, in mijn witte pak, dat ik voor geen goud vies wilde maken of kreukelen, naast een koets met twee prachtige witte paarden.

Er leefden niet veel paarden in Zeven, maar een paar mensen hadden er eentje om karren te trekken. Mensen die te arm waren om een auto te kopen, maar rijk genoeg om voor een paard te zorgen. Als kind vroeg ik altijd aan mijn moeder of wij ook een paard mochten, maar ze gaf nooit toe. Zelfs niet als Blight, Ivy en ik alle drie samenspanden en bereid waren al onze verjaardagscadeautjes op te geven om een paard te kunnen krijgen.

Ondertussen wist ik dat hoewel we ons misschien wel een paard hadden kunnen veroorloven, het te risicovol was om er eentje te nemen. Zeker nadat ik mijn arm had gebroken en mijn moeder bang was dat ik nooit kon gaan werken. Als we ook nog een paard hadden zou dat een te grote kostenpost zijn, en daarnaast hadden we niet direct een paard nodig.

Vanuit de verte zag ik eindelijk Lisse verschijnen, aan beide zijden geflankeerd door Ember en een vrouw waarvan ik me voorstelde dat dat Cissie was. Ook Lisse was gekleed in de op papier lijkende stof. Ondanks dat haar jurk helemaal wit was, was hij zo versierd dat het nog steeds een opvallend kledingstuk was. Dat was ook wel nodig, want zelfs make-up had Lisse er niet beter uit laten zien. Haar huid was bijna dezelfde kleur als haar jurk. Ze zag er misschien wel nog slechter uit dan de laatste keer dat ik haar zag.

'Gaat het wel?' fluisterde ik naar haar op het moment dat ze dicht bij stond.

'Ja hoor,' fluisterde ze terug. 'Dit gebeurt vaak genoeg, dan heb ik gewoon even rust nodig.'

Maar ik wist dat ze geen rust ging krijgen. Daarnaast kon ik me ook voorstellen dat iets wat voor haar normaal was, voor ieder persoon vreselijk zou zijn. Misschien was Lisse wel een van de sterkste personen die ik kende.

Buiten de hal klonk ineens een geluid. De openingsmuziek was begonnen. Langzaam opende de deuren van de grote hal waar we ons bevonden en werd het gejuich van vele honderden Capitoolbewoners hoorbaar.

'Snel, stap op de wagen,' spoorde Ember Lisse en mij aan.

Ik keek gehaast Lisse aan, ik maakte me zorgen om haar. 'Weet je zeker dat het gaat?' Ik wilde niet zeggen dat ze er slecht uit zag, maar ik denk dat ze dat wel uit mijn woorden kon opmaken.

'Nee,' antwoordde Lisse. 'Het gaat niet goed. Het gaat nooit goed,' voegde ze toe en ik was bang dat ze zou gaan beginnen te huilen. 'Er is nu niets meer wat ik eraan kan doen, of wel?'

Ik haalde diep adem, niet goed wetend wat ik daarop moest zeggen. 'Komt goed, ik ben bij je. Ik help je er zo goed mogelijk doorheen,' zei ik in een poging haar - en mezelf - gerust te stellen. 'Ik zal er altijd voor je zijn, dat beloof ik.'

Lisse glimlachte, een uitdrukking die me deed denken aan een oude vrouw op haar sterfbed. Als er iemand was die het verdiende om een lang leven te kunnen leiden, dan was het Lisse wel.

'Kom, kom luitjes,' zei Ember. 'Stap nu eens op die koets, anders vertrekt die nog zonder jullie.'

Ik keek op en zag dat de tributen uit District 1 met hun glitterende outfits al door de deuren vertrokken waren en naar de toeschouwers begonnen te zwaaien. Snel pakte ik Lisses hand vast om haar op de koets te helpen. Haar glimlach was dankbaar en warm, maar niet zo warm als de lach van Flower, die me vanaf een afstandje aan stond te kijken. Ik had niet gezien wanneer zij binnengekomen was, William aan haar zijde.

Ik glimlachte zo vrolijk als me lukte terug. Flowers ogen schitterden. Ik voelde een kneepje van Lisse in mijn hand en richtte mijn blik op de grote deuren waardoor de strijdwagens met tributen achter elkaar naar buiten reden.

Onze paarden volgden achter de koets van District 6, zonder dat iemand ze hoefde aan te sturen. Gedwee liepen ze in een constant tempo de straten op. De route voerde ons door het stadscentrum van het Capitool tot aan de Stadscirkel, het plein waar President Lighter-Snow ons zou verwelkomen.

Maar voor die tijden reden we eerst nog door de straten van de binnenstad waar vele inwoners van het Capitool ons aanmoedigden en toejuichten. Ouderen, kinderen, mannen, vrouwen, werkelijk iedereen stond langs de kant. Sommigen gooiden bloemen naar ons, andere bewaarden hun bloemen voor de tributen die na ons kwamen of hadden al bloemen gegooid naar de tributen voor ons. Bloemen die nu allemaal op de straten lagen.

Ik had Lisses hand nog steeds vast, bang dat ze zou vallen als ik haar hand los zou laten. Maar ik had haar hand ook weer niet te stevig vast, bang om haar botten te breken als ik ook maar een beetje kneep. Ik wist dat zoiets niet realistisch was, maar ze zag er zo fragiel uit.

'Ik voel me niet goed, Dan,' fluisterde Lisse. Ze was maar net te horen tussen het geluid van de schreeuwende mensen en het volkslied van Panem dat uit de speakers door de hele stad galmde.

Ik raakte een beetje in paniek. 'Wat bedoel je? Wat moet ik doen?' vroeg ik. Mijn stem was nog steeds fluisterend, maar gehaast. Mijn ogen scande de toeschouwers terwijl ik mijn hersenen kraakte om iets te verzinnen, maar ik had geen idee wat ik voor Lisse kon betekenen. Ging ze nu al dood? Wat zouden ze doen als er een tribuut nog voor de spelen overleed?

Nee. Rustig blijven. Overdenken had geen enkele zin.

'Ik denk dat ik ga flauwvallen,' zei Lisse. 'Dat gebeurt wel vaker,' er vielen steeds langere tussenpozen tussen haar woorden, 'ik moet dan alleen gewoon even gaan zitten of liggen,' zei ze. 'En water drinken,' voegde ze daar na een korte pauze aan toe.

Weer keek ik gejaagd om me heen. 'Je kan nu niet zitten of liggen,' constateerde ik. 'En water drinken gaat ook niet lukken.'

Lisse knikte langzaam, zwakjes. 'Het is oké, Dan. Ik hou het nog wel even vol.'

Ik knikte. Mijn ademhaling werd sneller, ik wilde zo graag iets voor haar doen, maar ik had geen idee wat ik kon doen. 'Het komt goed, Lisse. Ik ben bij je. Ik zorg voor je,' zei ik dan maar. Het was alles wat ik haar kon geven. Mijn trouw.

Ik zwaaide naar de toeschouwers, maar iets minder enthousiast dan eerder. Om de paar seconden liet ik mijn blik naar Lisse glijden, naar haar gezicht dat alleen maar bleker leek te worden. Maar misschien lag dat aan mij. Nog steeds hield ik haar hand vast, om haar steun te bieden.

Lisse deed ook haar best om nog wat te zwaaien. Maar al niet lang daarna zag ik dat ze haar arm niet meer omhoog kon houden, of zo leek het.

'Blijf bij me, Dan. Laat me niet alleen achter,' zei ze.

'Ik zal bij je blijven,' verzekerde ik haar. Maar ik was bang, bang wat er aan de hand was en wat er met haar ging gebeuren.

Ik hield mijn blik stevig op Lisse gericht en de menigte leek dat leuk te vinden. Ze klapten nog harder. Ik vond het helemaal niet leuk. Ik was wel gehecht geraakt aan Lisse en wilde niet dat ze zomaar van de wagen af zou vallen.

Lisse ving mijn angstige, verdwaasde blik en ik zag dezelfde angst ook in haar ogen. Ik moest iets doen. Snel sloeg in mijn linkerarm om haar middel, mijn rechterhand hield voor de vorm haar hand vast.

Slechts enkele seconden daarna zag ik haar blik glazig worden. Ik zag hoe Lisses spieren het begaven en haar zwakke, lichte lichaam zich in mijn armen liet vallen.

Ik hield haar overeind, zo goed en kwaad als ik kon, maar het publiek had natuurlijk ook door dat er iets niet in de haak was. Geschrokken kreten stegen op uit de tribunes waar de Capitoolbewoners zich verzameld hadden.

Ik keek om me heen, maar er was niemand te zien behalve de strijdwagens met tributen en de mensen op de tribune. Geen artsen die aangesneld kwamen, niemand die wilde komen controleren of Lisse niet dood was.

Dus nam ik het heft maar in eigen handen. Lisse had gezegd dat ze zich voelde alsof ze flauw ging vallen, dus waarschijnlijk was dat ook wat er gebeurd was. Ik trok haar lichaam stevig tegen dat van mij aan en controleerde met mijn rechterhand of ik haar hartslag nog voelde.

Ik moest me goed concentreren en al het geluid uit de omgeving buitensluiten, maar uiteindelijk voelde ik een zekere hartslag. Ze was niet dood, gewoon buiten bewustzijn.

Ik keek om me heen, naar de grond die nog steeds onder ons voorbij raasde door toedoen van de paarden die de wagen met een gelijkmatig tempo voorttrokken Als ik nu bij Luna aan het helpen was zou ik Lisse ergens neer willen leggen om haar te laten rusten, maar de wagen was niet groot genoeg om iemand erop te laten liggen. Laat staan dat het veilig was op deze snelheid. Er zat niet veel anders op dan Lisse vast te blijven houden en hopen dat mijn arm sterk genoeg was om haar tot we weer binnen waren te dragen.

Ze was in ieder geval buiten levensgevaar, voor nu dan. Dat had ik met al de kennis die ik in de jaren had opgedaan bij Luna wel vast kunnen stellen. Zolang ze niet van deze wagen af zou vallen, zou ze het overleven tot we weer binnen waren. Ik moest alleen maar bij haar blijven.

'Dan! Lisse!' klonk geschreeuw vanuit de tribunes. Ik keek op en zag dat de mensen langs de kant ons toe stonden te juichen. Ze negeerden de tributen voor en achter ons compleet, schreeuwden alleen maar onze namen. Ze kenden onze namen uit hun hoofd.

Ik liet mijn blik glijden naar de grote televisieschermen die bedoeld waren voor de mensen die verderop in het publiek stonden en geen rechtstreeks zicht hadden op de tributenparade. Het beeld toonde de wagen van District 7 en ik zag hoe Lisse in mijn armen lag. Het zag er helemaal niet uit alsof ze bewusteloos was, eerder alsof ze op mijn schouder aan het uithuilen was.

Ineens drong tot me door waarom de mensen zo enthousiast waren voor ons, waarom iedereen onze namen kende. Het zag er wel allemaal erg romantisch uit tussen Lisse en mij en het publiek dacht dat ze een verliefd stel in de spelen hadden. Wat zouden ze teleurgesteld zijn als ze erachter kwamen dat dit niet het geval was.

Het beeld op de televisies bleef lang op ons hangen voordat het over ging op beelden van de Stadscirkel waar de tributen van District 1 op dat moment aan kwamen rijden. Ik zag hoe de wagen een ererondje maakte over het gigantische plein, op de voet gevolgd door de tributen van Twee, en daarna hun plaats innamen tegenover het podium waar president Coraline Lighter-Snow en haar man vice-president Caspar Lighter stonden.

Dat de eerste tributen het plein op reden moest betekenen dat onze wagen daar ook bijna aangekomen was. Ik keek weer recht vooruit terwijl ik nogmaals Lisses hartslag en ademhaling controleerde en zag tussen de gebouwen door het plein verschijnen.

Het was heel erg indrukwekkend. Het plein was nog groter dan het op televisie altijd geleken had en de gebouwen nog hoger. Wij tributen in onze strijdwagens leken slechts kleine pionnen op het reusachtige speelbord van het Capitool. Misschien waren we dat ook wel.

Maar ook president Lighter-Snow leek slechts een klein poppetje op haar podium vele meters boven de grond, haar man in haar schaduw en hun portretten zo groot als een huis op de muren achter hen. Zij waren de trots en toekomst van Panem, onze dappere en strijdlustige President en Vice-President die ons gered hadden van de naderende vernietiging die de rebellen in het vooruitzicht hadden.

Niemand had twijfels over die uitspraak. Als je je twijfels uitsprak en iemand anders bleek het gehoord te hebben, zat je op de eerste trein naar gevangenkamp Dertien, in de ruïnes van wat ooit een machtig District was geweest.

'Tributen, welkom,' begon President Lighter-Snow haar toespraak op het moment dat ook de wagen van District 12 zijn plaats had ingenomen. Maar ik raakte al snel mijn aandacht kwijt. Ik controleerde nog eens Lisses hartslag en toen ik constateerde dat die goed was, keek ik rond naar de andere tributen.

Het meisje van Twaalf hield stevig de hand van haar medetribuut vast en had een angstige blik in haar ogen. Ze zou een jaar of twaalf moeten zijn. De kansen dat zij getrokken zou worden was zo klein, maar het was toch gebeurd.

'Mogen de kansen immer in jullie voordeel zijn,' sloot de president haar toespraak af. Nou, mooi niet dus. De kansen zijn nooit in iemands voordeel, behalve als je de president van Panem bent en je grootvader "de vader van het moderne Panem" wordt genoemd.

Ik wierp nog een laatste blik op President Lighter-Snow toen onze wagen weer van het plein af reed, dezelfde route terug naar binnen. Ik zag de tributen voor ons vrolijk zwaaien naar het publiek, maar ik had daar de energie niet meer voor.

Het was allemaal niet eerlijk. Die vrouw van een president stond daar vrolijk en veilig op haar balkon terwijl voor haar vierentwintig kinderen stonden die bijna allemaal binnenkort dood zouden zijn. Dat meisje uit Twaalf. Lisse, die nog steeds bewusteloos in mijn armen lag. Ik.

Het was allemaal niet eerlijk. Dat was de enige gedachte die door mijn hoofd raasde terwijl we weer naar binnen reden en er verschillende artsen op ons afgerend kwamen om Lisse uit mijn armen te halen, om haar te verzorgen.

Ze was buiten levensgevaar, maar ik kon het niet voorkomen dat ik moest denken dat het misschien beter was als ze daarstraks van de wagen af was gevallen. Ze was bewusteloos, dan had ze er misschien niets van gemerkt.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top