hoofdstuk 1
Net zoals ieder kind had ik me afgevraagd hoe ik me zou voelen op de dag dat ik dood ging. Het enige wat ik kon hopen was dat ik vandaag uitstelling kreeg van het antwoord op die vraag. Dat was het enige wat ieder kind tussen de twaalf en achttien jaar uit Panem kon hopen. Drieëntwintig kinderen zouden vanavond niet opgelucht adem kunnen halen, die zouden binnen een paar weken in een houten kist naar huis worden gestuurd. Slechts een enkele winnaar zou levend naar huis keren, waar die in sommige gevallen iets ergers dan dood te wachten stond.
Ieder kind in Panem had maar een enkel doel in hun leven: negentien jaar oud worden. Het was mijn laatste jaar voor de boete en ik was vastbesloten de leeftijd van negentien te bereiken. Het was het licht dat aan het einde van de tunnel scheen en het enige wat nog moest gebeuren was dat de vijfentwintig briefjes met mijn naam erop veilig in de bol bleven zitten.
'Schiet even een beetje op met je ontbijt, Dan. We hebben nog een lange wandeling te gaan,' verbrak een stem de stilte die in mijn hoofd was ontstaan. Het was mijn zusje Ivy, die samen met ons zusje Blight me altijd bemoederde. Hoewel ik inderdaad de aanmoediging om door te eten misschien wel nodig had. Factor 1, de grootste en hoofdstad van District 7, was nog wel een paar uur lopen.
'Zorg ook dat je geen pap morst op je nette kleren, opa heeft niet nog een set als erfenis klaargelegd,' klonk de stem van Blight. Ik wierp een blik op mijn lepel havermoutpap en verplaatste die snel boven mijn kom. Daarna boog ik zorgvuldig naar voren zodat de lepel boven mijn kom bleef hangen terwijl ik de pap van de lepel af at. Ik moest er inderdaad voor zorgen dat ik mijn kleding schoon hield tot vanavond.
De witte blouse met lichtgrijze broek waren kledingstukken die van mijn opa geweest waren. Hij heeft het doorgegeven aan mijn vader, die het voor mij in de kast had gehangen. Voor mijn laatste boete, zoals mijn vader het ook op zijn laatste boete gedragen had. Een pak dat stamt uit de tijd dat de Hongerspelen nog maar een raar idee waren. Uit de tijd voor de donkere dagen en de eerste rebellie.
Ik had graag gewild dat mijn ouders hier nog bij konden zijn. Het valt amper te geloven dat het alweer vier jaar geleden was dat mijn moeder het leven liet tijdens de geboorte van mijn jongste zusje. Het valt nog minder goed te geloven dat het alweer zes jaar geleden is dat mijn vader stierf nadat hij het leven had gered van een paar jonge kinderen, inclusief mij en mijn zussen. Ik dacht graag terug aan mijn ouders, maar niet graag aan de tijd nadat mijn vader dood was.
Ik was twaalf, Ivy en Blight waren negen en tien jaar oud. Ik mocht nog niet werken, dat mocht pas op je veertiende. Mijn moeder verdiende niet genoeg met haar kruiden om ons gezin echt goed te onderhouden. Gelukkig was Luna er nog en hebben we nooit echt honger geleden, hoewel ik me vanaf dat jaar wel voor bonnen in heb moeten schrijven.
'Dan, wat wil je op je brood?' vroeg Ivy vanuit onze keuken. Ik schoof snel de laatste hap van de havermoutpap naar binnen en bracht mijn spullen naar de keuken. Ik hoorde mijn vaders woorden in mijn oren. "Ik kom even kijken, ik ben nogal visueel ingesteld." Ik durfde de woorden niet meer hardop uit te spreken, maar kwam nog steeds altijd kijken. Hoewel ik precies wist waarmee onze voorraadkast gevuld was.
'Doe me die kaas maar,' zei ik tegen Ivy terwijl ik mijn kom, beker en lepel in de gootsteen zette. We hadden geen tijd voor de afwas, dat deden we vanavond wel. Ik streek met mijn vingers even door Ivy's haar, dat ze nog niet gevlochten had. Ze glimlachte, ik weet dat het haar aan moeder doet denken.
'Twee broodjes kaas?' vroeg ze terwijl ze alvast twee plakjes kaas afsneed en dat op het brood legde.
'Nee, neem maar één broodje voor me mee. Geef mijn tweede maar aan Rosa, zij moet nog groeien,' antwoordde ik haar.
'Blight zei precies hetzelfde' zei Ivy. 'Dus ik zeg hetzelfde tegen jou als ik tegen haar zei. Jij moet ook goed eten en ik had voor Rosa ook al twee broodjes klaargelegd.' Ik keek haar vuil aan, hoewel ik wist dat ze het goed deed zo voor ons te zorgen en ik wist dat we genoeg hadden om ieder lid van het gezin twee broodjes te geven. 'Jij moet goed genoeg eten om niet te mager te worden, reus,' zei Ivy tegen me terwijl ze met haar vingers tussen mijn ribben porde.
'Au, dat doet pijn,' zei ik. 'Geef me dat broodje maar, met een plakje worst,' besloot ik. Tevreden draaide Ivy zich om en ze begon met het klaarmaken van mijn broodjes. Ondertussen keek ik naar mijn ribbenkast, Ivy had gelijk dat ik niet te weinig moest eten. Ik was altijd sneller gegroeid dan dat ik bij kon eten, dus vielen mijn ribben vrij makkelijk te zien. Daarnaast moest ik genoeg eten om het zware werk bij de bossen aan te kunnen.
'Ik denk dat Luna zo voor de deur staat. Doe jij dan open? Blight is druk bezig met Rosa,' zei Ivy. Ik knikte en begaf me weer richting de woonkamer. Ik liep naar het raam aan de voorkant van het huis en schoof daar de oude gordijntjes opzij. Ze hielden het licht al jaren niet meer tegen, maar het gaf een beetje privacy.
Ik keek naar de heldere lucht buiten en genoot er nog even van. Ik was blij dat ik hier in Factor 3 was opgegroeid, aan de kustkant van Zeven. Niet dat dit district echt aan de zee lag, maar we kunnen het vanaf het hek zien. Ik was soms wel jaloers op de mensen uit district Vier of Vijf, die wel een kustlijn hadden en van de zee konden genieten.
Op dat moment werd er op de deur geklopt en ik kon vanaf het raam zien dat het Luna en Roots moesten zijn. Ik liep snel naar de deur en opende die met mijn linkerhand, mijn rechter kon ik al jaren praktisch niet meer gebruiken.
'Kom binnen,' zei ik tegen Luna en Roots. De genezer van Zeven en haar zoon waren praktisch gezien familie. Luna Cloud was een jeugdvriend van mijn ouders en Roots was haar zoon en mijn broer. Halfbroer om precies te zijn. Roots is twee dagen jonger dan ik en we hebben dezelfde vader. Zijn moeder leeft echter wel nog.
'Je lijkt precies op je vader toen hij dezelfde kleren droeg op zijn laatste boete,' zei Luna. Ik zie dat het terugdenken aan die dagen moeilijk voor haar is. Terugdenken aan mensen die overleden zijn is altijd lastig, maar in die tijd verloor Luna ook een geliefde. Het was vlak na zijn laatste boete dat mijn vader bekend maakte dat hij met mijn moeder verder wilde en niet met Luna. Ik wist niet wat ik tegen de vrouw moest zeggen, dus glimlachte ik vriendelijk naar haar.
'Ik had Blight beloofd even naar die hoest van Rosa te kijken en daarna had ze nog wat kruiden voor me liggen,' zei Luna en ze liep de gang in. We hadden toch niet veel bij te praten, Luna kwam hier zeker wekelijks, soms vaker.
'Zenuwachtig?' vroeg ik aan Roots terwijl ik de deur sloot.
'Ik doe het in mijn broek,' fluisterde Roots. Ik zond een geforceerde glimlach richting Roots. We wisten allebei dat we ons straks sterk moesten houden voor de jongere kinderen. Wij waren immers de grote en sterke achttienjarige jongens.
'Zeven is groot, de kans is klein dat je getrokken wordt en jij hebt je niet eens in hoeven schrijven voor bonnen,' stelde ik hem gerust.
'Probeer je me nu gerust te stellen met sprookjes voor kleine kinderen?' vroeg Roots. 'Jij weet net zo goed als ik dat wij net zo veel kans hebben als de twaalfjarige meisjes die huilend op het podium in elkaar zakken,' voegde hij toe. Ik moest instemmend knikken. Het Capitool had geen idee wat "Mogen de kansen immer in je voordeel zijn" betekende.
'Het is misschien beter om er niet al te veel over na te denken,' besloot ik maar. Roots knikte en zonder verder nog een woord te wisselen liepen we verder mijn huis in. Het was alles behalve het mooiste huis van Zeven en had redelijk wat achterstallig onderhoud, wat we niet konden betalen, maar het district kende veel slechter.
Er waren genoeg mensen, ook hier, die als enige bezit hun kinderen hadden en zich afvroegen of ze ooit nog iets konden eten. Ik vroeg me altijd af of het voor die gezinnen misschien beter was als een van de kinderen voor de hongerspelen getrokken werd. Als het kind zou verliezen hadden ze een mond minder te voeden en als ze zouden winnen kregen ze een prachtig huis in de winnaarswijk en genoeg geld om een luxueus leven te leiden. Maar ik mocht van mezelf niet zo denken.
'Wil je nog iets eten voordat we straks vertrekken?' vroeg ik gastvriendelijk aan Roots, hoewel ik wist dat er in zijn keel waarschijnlijk net zo'n groot brok lag als in die van mij.
'Nee dank je, ik weet niet of ik vandaag nog iets door mijn keel ga krijgen,' antwoordde Roots. Ik knikte begrijpend. We hadden allebei niet veel beters te doen, dus bleven we in de deuropening staan, kijkend naar Blight, Rosa en Luna. Blight was bezig Rosa's haar in twee knotjes te draaien terwijl ze een gesprek voerde met Luna.
'Ze weet dat ze knap is, niet?' vroeg Roots. Ik schrok op uit mijn gedachten en knikte. Blight deed vaak alsof het niet zo was, maar ze was zeker onderdeel van de knapste meisjes van heel Factor 3 en als ze wilde gaan trouwen stond er waarschijnlijk een hele rij jongens waar ze uit kon kiezen.
'Is het eigenlijk legaal om met je halfzus te trouwen?' vroeg Roots na een korte stilte. Toen pas had ik door waar hij naartoe wilde.
'Ik heb geen idee, maar als de hongerspelen legaal zijn, kan je vast ook wel regelen dat je met je halfzus mag trouwen,' zei ik, hoewel het idee me toch niet zo heel erg aanstond. Ik had Roots lief als een tweelingbroer, maar Blight was toch wel mijn zusje.
'Met wie gaat hij trouwen?' vroeg Ivy, die achter ons door de gang aan kwam lopen. 'Met mij of met Blight? Ik hoop niet Rosa, want ik denk niet dat dat helemaal legaal is,' voegde ze eraan toe, te snel voor mij of Roots om tussendoor een antwoord te geven.
'Dat gaat jou niet zoveel aan,' antwoordde Roots snel.
'Eigenlijk gaat dat me wel aan, ik hoor het graag als iemand van plan is om met mij of mijn zus te trouwen,' zei Ivy. Ze was op Rosa na de jongste, maar zo beschermend als een moeder over haar kinderen. Niemand van ons zou ooit in de hongerspelen belanden, als het aan haar lag en daar zou ze zichzelf voor opofferen.
'Hij wil met Blight trouwen,' zei ik maar.
'Dat is nu jammer, alweer geen huwelijkskandidaat voor mij,' zei Ivy, hoewel ik betwijfelde of ze dat echt meende. 'Maar we gaan wel zo weg dus als ik jullie was zou ik me klaar gaan maken,' voegde ze toe. Typisch Ivy, een belangrijke mededeling pas helemaal aan het einde van een gesprek vertellen.
'Ik ga kijken of ik nog wat spullen moet inpakken,' zei ik tegen Roots, doelend op de lunch die we onderweg zouden moeten eten. Ik liet Roots achter in de gang en begaf me richting de keuken, waar ik vier lunchpakketjes in een tas stopte.
Ondertussen kwam Blight binnen in de keuken en ze pakte de tas van me aan. We zeiden niets tegen elkaar. Ik kon geen woorden bedenken die op dit moment van pas zouden kunnen komen, en dat gold voor Blight waarschijnlijk hetzelfde. Blight zuchtte en ik zag de angst in haar ogen liggen. Ik legde mijn handen op haar schouders terwijl ik een glimlach produceerde die me sterker deed lijken dan ik daadwerkelijk was.
'We moeten ons sterk houden voor Rosa,' fluisterde ik haar toe. Ik veegde voorzichtig een traan van haar gezicht die stiekem haar oog ontsnapte. 'We overleven het wel weer, net als elk jaar,' voegde ik toe. Daarna omhelsde Blight me stevig en ik knuffelde terug.
We bleven zo enkele momenten staan, in een positie van warmte, liefde en nostalgie. Maar het was onmogelijk om in die waan van veiligheid te blijven hangen. Zeker in Panem. Zeker met de hongerspelen om de hoek.
'Laten we gaan,' zei Blight zachtjes. Ze haalde diep adem, veegde haar ogen droog en toverde een glimlach op haar gezicht. De rugzak met eten sloeg ze om een schouder, waarna ze zelfverzekerd de gang op liep. Daar stonden Luna, Ivy, Roots en Rosa al te wachten, allemaal met dezelfde sombere uitdrukking op hun gezicht.
Het was Roots die de bedompte stilte verbrak. 'Laten we gaan,' zei hij.
Ivy knikte en opende de voordeur. Daar wachtte ze tot iedereen naar buiten was gestapt. Toen draaide ze de deur op slot en begonnen we aan de wandeling richting factor 1, die zeker drie uur ging duren. Langer, als je de kleine passen van Rosa meerekende.
Het was dan ook niet gek dat nog voordat het eerste uur van de wandeling verstreken was, kleine Rosa op mijn schouders zat. Ondanks dat ze pas vier jaar oud en vrij klein was, was Rosa best zwaar, maar ik droeg haar zonder te morren. Soms baalde ik dat we geen andere vorm van transport naar factor 1 hadden.
De Vredebewakers reden op sommige speciale dagen, zoals de boetedag, wel rond door het hele district met vrachtwagens om mensen te vervoeren, maar dat kostte meer geld dan we kwijt konden. Nu waren er genoeg arme families in de uithoeken van het district voor wie het noodzakelijk was om die vrachtwagens te nemen, ondanks dat ze niet genoeg geld hadden om eten te betalen, maar ik was al lang gestopt met me daar zorgen over maken.
De aankomst op het forumplein van Factor 1 voelde vertrouwd. Alle achttien jaren van mijn leven was ik hier op deze dag geweest. Want niemand mocht thuisblijven op boetedag. Elke inwoner moest zich richting Factor 1 begeven en zich tussen de massa's mensen rond het forumplein proppen.
Het was al goed vol op het plein, zo vol dat de straten rond het forumplein ook al vol stonden. Ik tilde Rosa van mijn nek af en zette haar op de grond, waarna Luna haar kleine hand stevig vast pakte. Ik liet me op mijn knieën zakken tot ik op ooghoogte met mijn zusje was. Ik kuste haar op haar voorhoofd. 'Tot straks,' fluisterde ik. Daarna stond ik op en keek ik hoe Luna en Rose tussen de mensen verdwenen.
'Kom, ze wachten niet op ons,' zei Ivy.
We hadden er allemaal geen zin in, maar we moesten wel. We zouden net zo goed dood zijn als we niet op kwamen dagen voor de boete. Dus liep ik tussen Roots en mijn zussen richting de aanmelding. Dat was de enige plek waar niemand stond, dus konden we in alle vrijheid samen met de andere jongeren die kant uit lopen.
Op het moment dat Ivy en Blight in de rij voor de meisjes aansloten, kneep ik nog een keer in hun hand om hun moed bij te brengen. Ivy glimlachte vrolijk terug. Ik wist dat het gespeeld was, maar ik zou bijna geloven dat ze zich echt geen zorgen maakte. Daarna sloot ik samen met Roots aan bij de jongens.
De rij ging voorspoedig. Het was allemaal zo vertrouwd, alles ging precies zoals het elk jaar ging. Twaalfjarige jongens en meisjes die stonden te trillen en huilen in de armen van ouders of broers en zussen, vrienden die elkaars hand stevig vasthielden, ouders met gespannen gezichten. Ook de chagrijnige mensen uit het Capitool die onze vingerafdruk afnamen waren hetzelfde als elk jaar. De enige verandering was de plek waar Roots en ik stonden. De achttienjarigen stonden helemaal vooraan, de twaalfjarigen helemaal achteraan. Daarnaast waren ook al mijn vrienden - behalve Roots - al negentien geworden en dus niet meer aanwezig in het afgezette vak voor het podium.
Iedereen was zenuwachtig. Sommigen liepen ijsberend heen en weer, anderen stonden als bevroren stil en staarden voor zich uit. Ik bleef dicht bij Roots staan, helemaal vooraan. Er kwamen meerdere jongens langs die me succes wensten en ik wenste hun succes terug. Ondanks dat Zeven het grootste district van Panem was, had iedereen wel van mij gehoord. Het roddelcircuit werkte prima.
Op dat moment liep er iemand tegen mijn rechterarm aan. Iets wat onoverkomelijk was, met de hoeveelheid mensen die in een te kleine ruimte stonden, maar toch ging er een steek door mijn arm.
Roots merkte dat en vroeg: 'Gaat het wel, Dan?'
Ik knikte en wreef over mijn arm heen. Ik had er altijd meer last van als ik stress had, mijn gebroken arm die nooit meer helemaal goed terug was gegroeid. Er zat een vreselijk litteken en ik kon mijn arm amper gebruiken. Dat was de reden waarom iedereen in Zeven medelijden met me had.
De klok op het plein sloeg twee keer en precies op dat moment kwamen vier personen uit het gerechtsgebouw het podium op lopen. Voorop liep de burgemeester van District 7, daarachter liep Katherina Knot, de begeleider van het district, vanuit het Capitool. Achter Katherina kwam William Johnson, winnaar van de 76e Hongerspelen en Flower Symphony, winnaar van de vorige Hongerspelen. Doordat de kinderen in District 7 sterk waren en wisten hoe ze met een bijl om moesten gaan, hadden ze een redelijk grote kans om te winnen.
'Welkom,' begon Katherina Knot. In tegenstelling tot de meeste mensen uit het Capitool, die heel erg uitgesproken en extravert waren, was Katherina altijd kortaf en haast onaardig. 'Vrolijke Hongerspelen,' vervolgde ze en ze leek wel net zo zenuwachtig als alle kinderen die voor haar stonden, maar dat moest ik me ingebeeld hebben. 'Kijk nu allemaal naar de film van het Capitool,' eindigde Katherina.
Die film was elk jaar hetzelfde: Een verhaal over de eerste rebellie, de donkere dagen, de hongerspelen die daarop volgde en de vreselijke tweede rebellie, waarin de rebellen zichzelf van binnenuit verwoestten. Daarna waren meteen de hongerspelen weer opnieuw opgestart. Ik keek opzij en vond mijn zussen, die hand in hand naar het grote scherm stonden te kijken. Ik kon hun niet op televisie zien sterven. Fuck de Hongerspelen.
Na de film las de burgemeester het verdrag voor. Als straf voor de oorlog en de rebellie moesten alle twaalf districten van Panem elk jaar twee tributen leveren voor de Hongerspelen, een jongen en een meisje tussen de twaalf en achttien jaar oud. Die 24 kinderen werden in een arena gestopt en moesten vechten tot er een enkele winnaar overleefde. Dit werd op de landelijke televisie uitgezonden en was in het Capitool het spektakel van het jaar. De levens van kinderen waren niet meer dan een spel voor hun.
'Applaus!' riep Katherina Knot. Ze kreeg geen antwoord, het hele plein bleef stil. Zelfs de mensen langs de kant die weddenschappen afsloten over de getrokken tributen klapten niet. Zij mochten het dan wel behandelen als een sportwedstrijd, maar zelfs zo ver gingen ze niet. Ik vroeg me af of ik later ook zou wedden dat de tribuut die getrokken werd huilend op het podium zou staan. Ik hoopte van niet.
'Dan ga ik nu twee tributen trekken voor de 99e Hongerspelen,' zei Katherina, waarmee ze de ijzige stilte verbrak. 'Ik begin met de jongens,' voegde ze toe. Daarna stapte ze langzaam naar de grote bol met de briefjes met honderden jongensnamen toe. Honderden, misschien wel duizend briefjes, waarvan er vijfentwintig mijn naam bevatten. Het enige wat van belang was, was dat Katherina die briefjes liet liggen. Zo moeilijk was het niet.
Roots kneep voorzichtig in mijn hand terwijl Katharina's hand langzaam door de bol ging, vele briefjes door haar hand liet gaan, en uiteindelijk settelde met een briefje, dat ze uit de bol naar boven haalde. Nog steeds langzaam - of misschien zag ik alles gewoon in slow-motion gebeuren - liep ze terug naar de microfoon, waar ze het briefje opende en de naam voorlas.
'Dan Green,' klonk haar stem over de stilte die op het plein was neergedaald. Iedereen had dat gehoord.
'Fuck,' fluisterde Roots naast me. Fuck, dacht ik. Fuck, fuck, fuck.
Ik keek om me heen en zag dat iedereen me aanstaarde. Ik kon het ze niet kwalijk nemen. Ik zou het nooit overleven in de Hongerspelen. Nooit, geen kans van. Ik durfde niet naar mijn zussen te kijken, ik durfde niet naar Luna en Rosa te kijken.
Roots gaf me een kneepje in mijn hand en ik ontwaakte uit mijn shock. Mijn voeten begonnen zich te bewegen in de richting van het middenpad. Ik hoorde, voelde en dacht helemaal niets, maar toen ik Roots' hand moest loslaten brak de hel los in mijn hoofd. Ik hoorde niets en een oorverdovende herrie tegelijkertijd. Het was vreselijk en ik wist niet eens of ik de wandeling naar het podium wel zou halen.
Maar ik haalde een paar keer goed adem en pakte de controle over mijn eigen lichaam weer terug. Ik moest doorlopen, ik moest me sterk houden. Ik zou ze niet laten zien hoe zwak ik was. Ik zou sterk blijven, voor wat het waard was.
Er stonden vredebewakers om me heen terwijl ik naar de trap aan de zijkant van het podium liep. Katherina stond me bovenaan de trap op te wachten - ik wist niet wanneer ze daar naartoe gelopen was - en ze stak haar hand uit om me omhoog te helpen. Die nam ik niet aan, ik stapte op eigen kracht het podium op en nam mijn plek naast Katherina in.
Ik keek uit over de menigte, maar durfde nog steeds niet naar Roots, Ivy, Blight, Luna of Rosa te kijken. Ik kon ze niet aankijken, ik wist niet of ik ze ooit nog aan zou durven kijken. Ik kon het verdriet in hun ogen niet zien.
'Hoe oud ben je, Dan Green?' hoorde ik Katharina's stem in mijn hoofd binnendringen.
'Achttien,' zei ik kortaf.
'Een goede kansmaker dus,' zei Katherina. Ze was misschien wel de enige op dit plein die niet wist van mijn arm, dus. Ik zou nooit kunnen winnen van getrainde kinderen die beide hun armen konden gebruiken. 'Dan nu voor de meisjes,' zei Katherina.
Het enige wat ik kon wensen was dat het niet Ivy of Blight was. Het mocht iedereen zijn, als het maar niet een van mijn zussen was. Zij moesten veilig zijn. Dat bleef ik herhalen in mijn hoofd terwijl Katherina weer een briefje had gepakt uit de bol, voor welke bovennatuurlijke kracht het ook wilde horen. Als het maar niet Ivy of Blight is.
'Lisse Donner,' zei Katherina.
Ik kon een opgeluchte zucht niet voorkomen. Ik kende Lisse, ze was altijd ziek en een beetje gek. Sommigen dachten dat ze een heks was. Ik dacht dat ze gewoon heel erg veel pech had gehad met een slecht immuunsysteem en dat ze soms rare dingen zei door een ziekte die ze had opgelopen. Lisse zou het nog minder overleven dan ik, maar ik was blij dat het niet een van mijn zussen was.
Ik zag haar tussen alle meisjes vandaan komen en naar het podium lopen en ik had spijt van wat ik dacht. Ze was vijftien jaar en haar huid leek doorzichtig. Haar betraande ogen leken door alles heen te kijken en haar blonde haren hadden al hun glans verloren. Door haar dunne witte jurk waren haar ribben te tellen. Ze leek net en lijk, voor een laatste keer gekleed in de mooiste kleding, klaar om begraven te worden. Het was haast te veel moeite om haar eerst naar het Capitool te vervoeren. Dat meisje was al dood.
Lisse had wel Katharina's hulp nodig om het podium op te komen en ik vroeg me af of ze om zou vallen als er wind zou opsteken. Ze zag er zo ontzettend breekbaar uit.
'Zijn er vrijwilligers?' vroeg Katherina. Ik durfde eindelijk mijn blik naar Roots te laten glijden. Ik vond zijn blik en we keken elkaar in de ogen aan. Kort schudde ik mijn hoofd. Hij zou zichzelf als vrijwilliger aanbieden, impulsief dat hij was. Maar Roots was sterker dan ik, hij bracht meer geld binnen, hij moest Luna en mijn zussen kunnen ondersteunen.
Roots keek me uitdagend aan, maar ik wierp een boze blik terug en schudde nogmaals mijn hoofd. Hij gaf zich over. Ik zou het hem nog wel vertellen, dat hij voor mijn zussen moest zorgen. Dat ze mij het best konden missen.
Pas toen ik de stille strijd met Roots had gehad, keerde mijn aandacht terug naar wat er bij mij op het podium gebeurde. Katherina stapte achteruit en gebaarde dat Lisse en ik elkaars hand vast moesten pakken. Dat betekende dat het ook stil was gebleven bij de meisjes. Ik wist dat Lisse twee zussen had, maar blijkbaar namen zij het risico niet.
Ik zette een stap naar Lisse toe en pakte haar hand vast. Ik probeerde haar een beetje stevigheid te geven, want ik dacht echt dat ze elk moment om zou kunnen vallen. Haar handen trilden, maar ik wist niet of dat kwam door de adrenaline of haar ziekte. We hielden elkaars hand vast terwijl het volkslied van Panem werd gespeeld.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top