Achtentwintig: De ijzige waarheid

Romez' hart bonkte als een gek in zijn borstkas terwijl de vrouw die de hand op zijn schouder had gelegd boven hem uittorende.

'I-ik,' begon hij stamelend, deels zich geïntimideerd voelende door de vreemde vrouw.

'Winter zou u graag willen spreken,' zei ze rustig. 'Meer niet.' Romez slikte en knikte.

'Oké,' zei hij en keek nog een keer naar de verkoopster. 'Nog bedankt,' zei hij en ze glimlachte.

'Natuurlijk, heb er veel plezier mee.' Daarna werd Romez opgedragen te volgen. Hij wist dat er geen andere opties waren dan meelopen. Naast het enorme intimidatie vermogen dat de vrouw voor hem had, was Romez ervan overtuigd dat als hij zou wegrennen ze hem binnen een seconden zou pakken en knock-out zou slaan. Maar Jules had Romez ook vaak genoeg tijdens een film gezegd dat rennen het domste was wat je wel kon doen als er politie voor je deur stond. Het mocht dan niet politie zijn voor Romez, al wist hij dat natuurlijk niet zeker, maar de situatie voelde bijna hetzelfde. Wegrennen zou het alleen maar moeilijker maken en voor hetzelfde geld had Winter helemaal geen kwaad in de zin. Dus liep hij mee, niet wetend waar hij uiteindelijk terecht zou komen.

~

'Ik vraag je wat dit te betekenen heeft!' Was de eerste zin die Romez in het enorme ijskasteel hoorde. 'Leg. Uit!' Romez voelde de rillingen door zijn rug trekken en wilde het paleis weer uitlopen, maar zijn begeleider hielt hem tegen.

'Daar moet je heen,' zei ze.

'Naar het geschreeuw?' vroeg Romez bijna angstig. Ze haalde haar schouders op.

'Dat is er wel vaker, zeker wanneer er ongenodigde in het kamp zijn.'

'Natuurlijk,' zei Romez en haalde diep adem. Daarna liep hij de, hoe moest hij het anders noemen, troonzaal in. Het was een enorme kamer met een plafond dat je alleen in kathedralen zag. Kandelaren, die bekende lichtkristallen droegen, hingen sierlijk boven ieders hoofd en aan het einde van de zaal was een stoel, of troon, van ijs. Voor de troon stond een jongen die Romez in enige mate herkende aan de lijkbleke huid. Voor hem stonden twee zonlingen en twee gevallen bladeren, Jezie leek nog te missen.

'Nog een,' zei de verbitterde stem die niet lang geleden nog had geschreeuwd. 'Er zijn er zes.' Meteen vroeg Romez zich af hoe hij dat wist, maar misschien had een van zijn reisgenoten het wel verteld. Maar veel tijd om meer na te denken had hij niet, want met een duwtje in de rug werd hij naast Zeemeeuw neergezet. De zonling had een gezicht dat geen emotie had en strak naar de jongen voor hem keek. Nu Romez hier stond, schatte hij Winter niet meer dan vier jaar ouder dan hij was.

'Kan jij het wel uitleggen?' werd er plots gevraagd en Romez schrok van de brandende blauwe ogen die op hem gericht waren. 'Waarom breken jullie mijn kamp in? Denken jullie dat het een sport is? Een uitdaging om er achter te komen of Kamp Winter binnen te dringen is?' Romez was te verbluft om te praten. 'Nou?!' snauwde Winter. Rozenblad wilde het woord voor Romez nemen, maar werd met een knip van Winters vingers het zwijgen opgelegd. 'Ik vroeg jou niks,' zei hij zonder zijn ogen van Romez weg te halen.

'Zomer is dus weg...' begon Romez voorzichtig en voelde hoe het angstzweet zijn oksels verliet. 'En we waren gewoon op zoek naar antwoorden.'

'En daarvoor breek je mijn kamp in?' vroeg Winter met een enorme afkeer.

'U was de enige waar geen informatie vandaan was gekomen...' probeerde Romez. 'De andere seizoenen gaven ons dat wel...'

'Oh?' zei Winter en de afkeer had zijn stem nog niet verlaten. 'Dus mijn woord werd weer als leugen genomen, is dat het? Vertrouwen jullie me nog steeds niet? Zelf nadat ik bewezen heb zoveel meer balans te geven dan mijn grootmoeder?!'

'Dat is het niet,' zei Romez hulpeloos en keek smekend zijn mede zonlingen aan, hopend op enige hulp. 'We wilden het gewoon zeker weten, we...' Winter rolde met zijn ogen en Romez gaf het vormen van woorden op. Het seizoen zuchtte diep en leek zijn woedde te bedwingen.

'Bewijs willen jullie toch?' zei hij. 'Dan kunnen jullie dat krijgen.' Hij knikte naar de ijkristallen aan zijn weerzijden die een knik terug gaven. Niet veel later liepen ze met een hele escorte Winter achterna, maar van Jezie werd niks meer vernomen tot ze midden op een enorm plein stonden.

'Ik heb de laatste gevonden,' zei een ijskristal dat de zonling aan de arm meesleurde. Winter knikte en beval Jezie bij de andere te staan.

'Zullen we opnieuw beginnen?' vroeg hij, maar vroeg duidelijk niet om een antwoord. 'Waar denken jullie in hemelsnaam dat ik Zomer vast zou willen houden? Alles hier is van ijs gemaakt. Ze zou zonder moeite kunnen ontsnappen.' De zonlingen keken hem onbeweeglijk aan, de gevallen bladeren hadden eenzelfde blik en een stilte viel. Winter wachtte af, maar geen antwoord kwam.

'Net wat ik dacht,' zei hij met een zucht en er leek een kalm aura over zich heen te spoelen. Hij keek iedereen voor zich een voor een aan. 'Jullie hadden er niet over nagedacht... Mag ik vragen van wie het plan kwam mijn kamp binnen te vallen?' De gevallen bladeren en zonlingen keken elkaar aan en Roodblad nam uiteindelijk het woord.

'Herfst stuurde ons hier heen...' zei hij, waarschijnlijk met hetzelfde idee als Romez dat als ze Winter antwoorden zouden ontkennen het er niet heel veel beter op zou worden. 'Ze zei ons u te ontwijken...'

'Is dat zo...?' zei Winter lachend. 'Typisch.' Zijn zwarte haar viel, terwijl hij dat zei, voor zijn gezicht en Romez kon niet anders dan hem met een kraai te vergelijken. De manier waarop hij praatte en stond kwamen te veel overeen met de vogel om de vergelijking niet te maken.

'Maar zou u ons willen helpen? Met het zoeken naar Zomer?' vroeg Zeemeeuw nadat er weer een stilte was gevallen.

'Nee,' zei Winter harteloos. 'Ik geef niks om jullie Zomer en Herfst heeft duidelijk ook geen vertrouwen meer in mij. Ze zoeken het maar zelf uit.' Zijn ogen keken ze hard aan en hij spreidde zijn armen uit.

'Vertel Herfst maar dat haar plan niet is gelukt,' zei hij en de sneeuw op de grond begon om ze heen te cirkelen. Romez voelde hoe een kou zijn lichaam introk. Eerst zijn vingers en tenen, daarna omhoog zijn armen en benen in tot hij het zelfs in zijn botten leek te voelen. De sneeuw draaide steeds sneller om hen heen en Romez sloot zijn ogen in de hoop de pijn achter zich te kunnen laten. Toen de kou wegtrok, opende hij zijn ogen. Ze waren weer in Territorium Herfst. Romez keek naar iedereen om zich heen, ze zagen er zo belabberd uit als hij zich voelde. De kou had harder op hen ingeslagen dan ooit voorspeld had kunnen worden.

'Ik haat winter,' zei Jezie rillend. 'Laat me daar alsjeblieft nooit meer naar terug gaan.'

'Ik kan niks beloven,' zei Zeemeeuw. 'Maar ik denk dat dit je laatste keer zou kunnen zijn dat je daar was.'

'Godzijdank,' bracht Jezie gelukzalig uit en liet zich onbeschaamd op de blader grond vallen. 'Dit is zo veel warmer dan daar.'

'Weet je wat nog warmer is?' zei Romez met een kleine lach, Jezie keek hem vragend aan. 'Een warm bad.' Haar ogen werden groot.

'Geweldig idee,' zei ze en stond weer op.

'Inderdaad,' zei Roodblad en sloeg nog wat sneeuw lagen van zijn kleren af. 'Maar we moeten eerst Herfst op de hoogte brengen.'

'Moeten we weer die vijftien trappen op?!' riep Jezie uit. 'Dat kun je niet menen!' Jordy schudde het hoofd.

'Ik denk dat wij dat op ons nemen,' zei hij en wees naar zichzelf en Roodblad. 'Dus als jullie nog iets over Kamp Winter kwijt willen is het nu je kans.'

------------------

Als ik alle updates volg zoals ik ze moet volgen, dan plaats ik het laatste hoofdstuk van dit verhaal 21 december, aka het begin van de winter :3

Deel 2 zal dus in januari 2019 verschijnen :D

En er zijn weer plaatjes boven elk hoofdstuk 🎉
(was het de afgelopen tijd een beetje vergeten xD)

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top