Hoofdstuk 9

'Dat wordt dan twee euro en vijftig cent, alstublieft.'

Ik overhandig de medewerkster van de bloemiste het laatste beetje spaargeld dat ik heb. Hiervoor ben ik al naar de boekhandel geweest om een notitieboekje te kopen. Ik heb nooit de behoefte gehad om een dagboek bij te houden. Waarover zou ik immers willen schrijven? Over hoe erg ik mijn ouders mis? Over dat ik geen vrienden heb en dat ik een mislukkeling ben op school?

Er gebeurde nooit iets spannends in mijn leven dus ik zag het nut er niet van in om mijn leven bij te houden in een dagboek, maar nu is alles anders. In één week tijd is alles wat ik kende of dacht te kennen ineens compleet veranderd. Dus toen ik vanochtend voor de zoveelste keer deze week opstond met hoofdpijn, terwijl ik daar eerder eigenlijk nooit last van had gehad, besloot ik dat het toch wel goed was om alle gebeurtenissen van de afgelopen week op te schrijven.

Ik heb expres gekozen voor een notitieboekje met de kleur van karton, zodat mevrouw Milligan het niet meteen van me af zou pakken omdat het iets was wat ik zelf zou hebben uitgekozen terwijl ik mijn voorkeuren zou moeten laten leiden door de toekomstige Verloren Ziel. Nu vraag ik me wel af of die regel nog voor mij geldt. Voor zover ik mevrouw Milligan begrepen had, zal ik mijn ziel nooit voor de rest van mijn leven verstrengelen met een andere ziel. Ik zal mijn ziel verstrengelen met het doel om de andere ziel kapot te maken...

'Hallo Auria, dat is een tijdje geleden zeg.'

Ik draai me om en kijk recht in de grijze oogjes van de oude vrouw, die op het bankje voor de bloemist aan het uitrusten is. Ik glimlach en loop iets dichter naar haar toe. 'Dat kunt u wel stellen. Waar was u?'

'Op bezoek bij mijn kleinzoon. Zijn ouders gingen een weekje weg en ze vroegen of ik op hem kon passen, maar het arme jochie heeft zulke vreselijke heimwee dat hij niet bij mij kon komen logeren dus moest ik daar naartoe. Bleek dat hij een mobieltje had gekregen. Gewoon zomaar! Het kind is acht jaar. Dat is toch veel te jong?' Het vrouwtje schudt afkeurend met haar hoofd. 'In mijn tijd speelden we toen gewoon nog buiten of gingen we een boek lezen, maar hij is nu niet van dat schermpje weg te krijgen.'

'Ja, dat is heel vervelend. Ik snap ook wel dat hij zo met zijn mobieltje bezig is. Het is een nieuw cadeau.' Ik denk aan die ene keer dat Hilbert vol trots zijn mobieltje aan mij had laten zien en wat hij er allemaal mee kon. Het apparaat had me erg gefascineerd en ik wilde er toen ook heel graag zelf een hebben, maar zo'n ding is veel te duur. Ik zou jarenlang moeten sparen om zoiets te kunnen kopen.

'Ik geloof niet dat telefoons toegestaan zijn op jouw school of wel?'

'Het Periculum is zo ouderwets dat ze niet eens regels hebben voor het bezit van elektrische apparaten,' antwoord ik lachend. 'Al hebben ze liever dat je geen mobieltje hebt.'

'Dat vind ik wel goed. Misschien als mijn kleinzoon goed genoeg is, ga ik aan mijn dochter voorstellen om hem daar naar school te sturen.' De vrouw is even in gedachten verzonken. 'En hoe gaat het met jou, kind? Ik ziet dat je een mooie, rode roos gekocht hebt. Ben je verliefd op iemand?' Ze geeft me een ondeugende knipoog.

'Nee, hij is voor mezelf.' Ik kijk naar de roos in mijn linkerhand en zie dat de eerste paar krassen van de doorns al in mijn handpalm staan. 'Ik hou van rode rozen. Ze zijn zo mooi en de blaadjes zijn lekker zacht.'

'Ja, bloemen zijn mooi, hè? Ik ben blij om te zien dat sommige mensen van jouw leeftijd zoiets simpels als een bloem toch nog kunnen waarderen. En hoe gaat het met school?'

'Wel goed.' Ik knik. 'Ik ben toegelaten tot een speciaal onderwijsprogramma.'

'Wat knap, zeg. Je lijkt me ook een hele harde werker.' Ze graait wat in de boodschappentas die aan haar rollator hang. 'Hier, koop er maar wat leuks van.' Ze houdt een briefje van tien euro tussen haar duim en wijsvinger vast.

Ik zwaai met mijn hand. 'Nee, dat kan ik echt niet aannemen.'

Het vrouwtje duwt het tientje in mijn hand. 'Pak nou maar aan.' Ze pakt mijn hand vast met haar beide handen. 'Dat verdien je.'

Het was al vreemd om Het Periculum uit te lopen op een zaterdag zonder dat iemand me terug zou roepen. Het is nog vreemder om weer terug naar binnen te gaan, terwijl alle klaslokalen gewoon vol zitten. Rond dit tijdstip is het altijd erg stil in het schoolgebouw en ik hoor de traptreden kreunen onder mijn gewicht als ik naar boven loop. Ik leg mijn notitieblokje en de roos op mijn bureau. 'Geen zorgen, voordat ik ga schrijven ga ik eerst water voor je halen.'

Geweldig, Auria. Ga je nu ook nog tegen je planten praten? Sommige mensen beweren dat ze daar beter van gaan groeien, maar ik geloof daar niet zo in. Ik pak de lege vaas van mijn kast af en loop naar de toiletten.

'Dat was zo goed van je!' hoor ik Hilde op een afstand roepen. Het geluid komt uit de toiletten.

'Ja, vind ik ook. Misschien breek ik nog wel het record van snelste Zielverstrengelaar ooit, ook al hoef ik nooit echt mijn ziel te verstrengelen. Papa zorgt er wel voor dat ik op mijn achttiende een plekje in De Elite kan krijgen, net als Klaartje.' Gabriëlla's stem herken ik bijna net zo goed als die van Chayenne. Ik draai me om en loop gehaast maar zachtjes de gang over naar de trap. Op de andere verdieping zijn er ook toiletten.

Als ik naar boven loop, zie ik dat het licht niet brandt. Misschien is er een stop doorgebrand? Voetje voor voetje loop ik verder, terwijl ik mijn vrije hand langs de muur laat glijden. Het gevoel van de koude, harde stenen herinneren me, zonder dat ik dat wil, aan Aquarelpapier. Ik probeer de beelden van tekeningen die ik zou kunnen maken met houtskool weg te duwen. Ik focus me op de kleine kiertjes licht die naar binnen vallen en alle kleine geluiden die ik normaal niet kan horen: mijn voeten die zachtjes neerkomen op de grond, mijn vingers die voorzichtig de muur aftasten.

'Nee!' Een paniekerige schreeuw onderbreekt de stilte abrupt. Geschrokken draai ik me richting het geluid. 'Nee, niet doen! Laat me los! Laat me los, alsjeblieft!' Mijn adem stokt. Het is Chayenne. Onmiddellijk weet ik dat er iets gruwelijk mis is. Chayenne die in paniek raakt, schreeuwt en smeekt? Dat klopt gewoon niet. Zo is Chayenne niet. Met het hart in mijn keel sluip ik de toiletten voorbij, naar de deur helemaal aan het eind van gang die op een kier staat. 'Stop!' roept Chayenne compleet overstuur.

'Je hebt je kans gehad.' Dat is de stem van mevrouw Milligan, maar ze klinkt niet zoals normaal. Hoewel ze nooit heel medelevend richting ons is geweest, klinkt haar stem nu uitzonderlijk hard.

Ik druk de vaas stevig tegen mijn borst aan. Met een droge mond duw ik de deur ietsje verder open. Ik zie mevrouw Milligan en meneer Schmidt staan. Chayenne wordt tegen de grond gehouden door twee vrouwen en stribbelt heftig tegen. 'Oké, oké! Ik doe het vrijwillig als jullie me maar loslaten.'

'Niks daarvan.' Mevrouw Milligan geeft een knikje naar meneer Schmidt. 'Doe het.'

Ik hou mijn adem in als ik meneer Schmidts lichaam langzaam naar de grond zie zakken. Hij is zijn lichaam aan het verlaten.

'Nee! Ik laat hem niet binnen! Ik laat zijn ziel niet verstrengelen met die van mij!' gilt Chayenne.

'Hou hem dan tegen. Blokkeer hem dan!' roept mevrouw Milligan dwingend.

'Dat lukt me niet!' Hoewel ik alleen Chayennes benen kan zien, weet ik dat ze huilt. 'Dat lukt me niet! Stop! Alstublieft! Stop!' Chayenne verzet zich hevig. Ze probeert een van de vrouwen een schop te verkopen, maar mist. 'Au!' schreeuwt Chayenne. Ze doet een poging om zich uit de greep van de vrouwen te bevrijden door nog harder tegen te stribbelen. 'Je doet me pijn.' Chayenne begint te gillen en te schreeuwen. Een golf van misselijkheid overvalt me. Net als bij een te enge horrorfilm waarbij je eigenlijk weg zou moeten kijken, blijf ik staren naar het hele tafereel. Chayenne schreeuwt het uit van de pijn en dan wordt ze ineens slap. Van schrik laat ik de vaas uit mijn handen vallen. Het glas valt met een oorverdovend geluid uit elkaar. Mevrouw Milligan en meneer Schmidt draaien zich met een ruk om.

Ik bedenk me geen seconde en zet het op een lopen.

'Auria, hier blijven!' schreeuwt meneer Schmidt.

Zonder achterom te kijken, ren ik naar boven. Ik moet eerst een voorsprong creëren. Ik kan niet snel naar beneden rennen op een trap, net zoals in nachtmerries die ik vaak heb, waarbij ik uiteindelijk uit wanhoop naar beneden spring omdat het monster me anders te pakken zou krijgen. Nu zit ik in diezelfde nachtmerrie, maar dit keer is het levensecht. Het liefst wil ik om hulp schreeuwen, maar ik weet dat er niemand zal komen om me te helpen. Mijn longen beginnen te branden en mijn hart gaat als een razende te keer. Mijn hoofd bonkt en bij elke bonk hoor ik Daemons stem in mijn hoofd. Vertrouw ze niet, Auria. Vertrouw ze niet, Auria.

Ik schud mijn vest van me af, in de hoop dat ze erover struikelen. Ik bereik de trap naar beneden en struikel haast over de treden. Zwaar ademend kijk ik omhoog en zie twee schimmen al op me afkomen. Het bloed suist door mijn oren. Mijn zicht wordt wazig.

Ik slaak een gil als ik plotseling bij mijn arm wordt gepakt en naar beneden wordt gesleurd. Bij de laatste paar treden struikel ik over mijn voeten door de snelheid. Ik beland met een smak op de grond. Een stevige hand trekt me weer overeind en dan kijk ik recht in twee pikzwarte irissen. Daemon. Voor een fractie van een seconde hebben we oogcontact en dan sleept hij me mee naar buiten. Om de hoek van het enorme schoolgebouw blijft hij staan.

Daemon pakt me bij mijn schouders beet. 'Vertrouw je me?' vraagt hij.

'Ja.'

'Goed.' Met de snelheid van het licht draait hij me om en duwt een doek in mijn gezicht. Van schrik adem ik in en de geur die dan mijn neusgaten binnendringt is zo sterk dat ik meteen in elkaar zak.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top