Hoofdstuk 8
Oké. Wat was dat? Wolven! Als in: meervoud. En het ergste: ze zijn dichtbij! De adrenaline schiet prompt omhoog en ik bedenk me geen moment. Ik keer me gelijk om naar de grootste boom die ik zie in de buurt. Dikke takken maken het me gemakkelijk om de eerste paar meter vlot omhoog te komen. Dan maakt mijn dikke rugzak meer bewegingsvrijheid onmogelijk. Ik doe hem met moeite af en hang hem zo hoog mogelijk in de boom. Vlug pak ik mijn slaapzak eruit. Die bundel prop ik, samen met een fles water in mijn schoudertas, en ik ga nog verder omhoog. Het bladerdek van de boom is dik, ik kan niet goed zien wat er om de boom heen gebeurt. Maar ik kan wel om de takken heen recht omlaag kijken. En als ik dat doe, stopt mijn hart even met kloppen.
Een werkelijk waar gigantische wolf kijkt omhoog. Nachtzwart is hij. Zijn tanden ontbloot. Onze blikken kruizen elkaar. Hij begint te huilen en het geluid gaat me door merg en been. Die moet mij niet tussen de kaken krijgen, want dan ben ik er geweest. Onwillekeurig klapper ik met mijn tanden. Ik bijt ze op elkaar, nu is geen goed moment om mijn angst te laten zien.
De wolf krijgt gezelschap van net zulke exemplaren. Een stuk of zes diepzwarte wolven, elkaar niet veel verschillend in grootte (denk aan een grote wolf en verdubbel dat, en dat maal zes) kijken omhoog en beginnen te janken. Het geluid is oorverdovend. Trillend als een rietje zit ik daarboven, ik kan mezelf onmogelijk weerhouden van die bewegingen. Ik kan nog zo stoer doen, dit is me toch wat teveel van het goede.
Ik zie niet veel door het dichte bladerdek, maar ik merk opeens dat deze zes wolven nog meer soortgenoten hebben, en ze staan allemaal bij mijn boom. Zelfs als ze me te pakken krijgen zal er per wolf maar bitter weinig mij te krijgen zijn. Als ze dat nou eens door kregen, zouden ze me misschien met rust laten? Mijn brein komt uit de bevroren modus en ik kan weer nadenken: ik begin in mijn tas te grabbelen.
Ik vind mijn pistool. Het is een mini-exemplaar, zo'n typisch vrouwenpistooltje. Eerlijk is eerlijk; ik had daar wat moeite mee. Maar uiteindelijk won mijn gezonde verstand het van mijn afkeer: behalve het gewicht, kan ik dit pistool tenminste een beetje normaal vasthouden. Blijkbaar zijn mijn handen extreem klein, want ik kreeg mijn vingers bij een gemiddeld pistool nauwelijks over de trekker. En dat schiet toch niet zo lekker. Maar deze ligt me heerlijk in de hand en is goedgevuld met kogels. Wel mini-kogels uiteraard, dus bij een dier met een dik bottenstructuur zal ik er niet veel aan hebben. Zoals bij de wolven beneden mij bijvoorbeeld. Ik zal goed moeten mikken om een orgaan of ander zwakker deel van het dier te kunnen raken.
Helaas ben hier niet zo bedreven in als in schieten met pijl en boog, maar met een beetje mazzel is de schrik al voldoende voor de zwarte monsters om het hazenpad te kiezen.
Ik zie mijn handen trillen en besef dat ik nu sowieso niks ga raken, tenzij bij toeval. Ik neem daarom eerst een slokje water en wacht nog even af. Dwing mezelf tot kalmte. De wolven werken niet mee en zijn ondertussen niet echt rustiger geworden. Ze janken door elkaar heen en springen naar mij toe, hun lijven lenig om de takken heen dwingend. Gelukkig houden die takken door hun veelvoud ze wel tegen, want zelfs dan komen ze heel hoog, veel te hoog naar mijn zin.
Het is zover, ik heb het gehuil weg weten te filteren uit mijn hoofd en mijn gedachten zijn kalm. Rustig. Dodelijk. Mijn handen liggen stil in mijn schoot. Ik pak koelbloedig het pistool en ga op de dikke tak liggen. Hierdoor kan ik mijn armen daar ook op laten rusten en zal mijn schot zuiverder zijn. De grootste wolf staat momenteel rechtop tegen de stam aan, zijn gejank is oorverdovend en dringt door mijn pantser heen. Dit weerhoud mij niet meer van schieten, mijn arm trilt niet. Ik kan recht in zijn rode ogen kijken en ik mik precies op het linkeroog. Dan wordt het me toch teveel, en met mijn ogen dicht haal ik de trekker over.
Doordat het een pistooltje van niks is, is er ook een terugslag van niks. De knal is nog best hard als je er vlakbij bent, maar ik kan me zo voorstellen dat dat ook een geluid van niks is. Ik hoor een hoop rumoer beneden en er klinkt gepiep. Ik zie eerst een wirwar aan zwarte lijven en dan merk ik dat de grootste wolf uit mijn gezichtsveld is verdwenen. De rest volgt, maar ze zijn nog steeds akelig dicht bij mij in de buurt.
Ik wacht af wat er nu gaat gebeuren. En dat is in de eerste instantie niet veel. Ik hoor de wolven af en toe nog grommen en bewegen, maar ze zijn eigenlijk opmerkelijk rustig. Er wordt niet meer gejankt. Niet van pijn, niet van verontwaardiging. Op een gegeven moment merk ik dat ze zich verwijderen. Zouden ze het opgeven?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top