Hoofdstuk 29
Blijkbaar was Vince gearriveerd om te laten weten dat mijn proces gaat beginnen, want de cel wordt niet meer afgesloten. Mijn handen worden voor mijn buik geboeid door Rob en daarna mag ik Vince volgen naar de klaarstaande auto. Ik kijk dit keer wat beter om me heen, op weg naar de cel was ik zo gefocust op mijzelf dat ik niks mee heb gekregen van de omgeving. Wat ik zie bevalt me. Ik kijk naar een ouderwets uitziend dorp. Waar grote supermarkten inclusief reclames en de technologie de echte wereld heeft veroverd, heeft het dit dorp duidelijk overgeslagen. Ik sta op een dorpsplein met kinderkopjes. Er is een rijtje woonhuizen die allemaal van elkaar verschillen in maat en vorm. Verder staat er een cafeetje, uiteraard het politiebureau, en wat winkels zoals een groenteboer en de bakker. Een grote kerktoren met bijbehorend gebouw beslaat de rest van het plein. Ik zie dat er rondom dit centrum nog heel wat huizen staan.
Vince onderbreekt mijn onderzoek en gebaart naar de politieauto, die het ouderwetse plaatje breekt. Ik draai me naar hem toe en mijn adem stokt in mijn keel. Ik snap niet dat ik het tot nu toe heb kunnen missen, want net buiten het dorp, maar goed zichtbaar doordat het op een heuvel staat, staat een kasteel. Het is zo'n typisch sprookjeskasteel met witte stenen, rode daken, slanke torens met hoge smalle ramen, kantelen, een slotgracht met neergelaten ophangbrug en de hele reutemeteut. "Mijn thuis." Zegt Vince naast me, als hij ziet waardoor ik niet luister. Trots klinkt door in zijn stem, en terecht. "Wauw!" Zucht ik onwillekeurig.
"Daar gaan we nu heen." Dringt Vince aan om me eindelijk in de auto te krijgen. Ik kijk hem boos aan, waarom jaagt hij me zo op? Maar dat lijkt hem alleen maar te amuseren. In mezelf mopperend stap ik onhandig in, onmiddellijk gevolgd door Vince. Ik verstijf. Wat is hier de bedoeling van? Ik kruip in een hoekje en Vince buigt zich over me heen. Ik houd mijn adem scherp in en voel mijn hart in mijn keel kloppen. Vince hoort dit uiteraard allemaal en kijkt me plagend aan. Ik bloos en kijk hem boos aan. Hij reikt naar de gordel en zet me vast. Hij strijkt daarbij over mijn been en ik voel de tintelingen vanaf daar door mijn lichaam gaan. Hij trekt zich terug en gaat in de andere hoek zitten. Rob heeft op een afstandje gewacht tot we zitten en neemt nu voorin plaats om ons naar het kasteel te rijden. Dan bedenk ik me ook: "Huh, hoezo naar het kasteel?" Vraag ik dom.
"Daar is je proces." Zegt Vince. Hij heeft zichzelf ook vastgezet nu; ver genoeg van mij vandaan om mij niet aan te raken, maar door zijn imposante aanwezigheid, geur en ons recente contact is hij niet te missen.
"Hoe gaat dat in zijn werk?" Vraag ik benauwd. Vince kijkt weer uitdrukkingsloos: "Dat zie je vanzelf." Is zijn weinig behulpzame antwoord. Rob zegt ook niks en zo wordt de verdere korte rit in stilte gereden.
Rob rijdt de auto over de brug en parkeert op de grote binnenplaats. Het is een mooie dag, en behalve de poort staan ook de grote voordeuren uitnodigend open. Er is flink wat bedrijvigheid, waar mee door wordt gegaan als Vince uitstapt. Wel wordt hij eerbiedig begroet, en ik word nieuwsgierig bekeken als ik mezelf heb bevrijd van mijn gordel en naar buiten klungel. Rob heeft de deur voor me open gedaan, maar verder mocht ik het zelf uitzoeken.
Tussen de beide heren in word ik naar de ingang begeleid. Ik krijg geen kans om de omgeving goed in me op te nemen, maar toch zie ik de grootsheid van het gebouw goed. We komen in een grote hal terecht met een statietrap en allemaal hoge deuren die naar diverse ruimtes leiden. De meeste deuren zijn dicht, waaronder de deur waar de heren naartoe lopen. Als ik daar binnen wordt gelaten zie ik dat we in een groot kantoor zijn belandt. Ondanks dat het er mooi en kostbaar uitziet ben ik wat teleurgesteld; ik had een grote zaal verwacht, misschien wel vol met mensen, zo'n grote hoge tafel en rechters met toga's en pruiken. Maar niets van dat alles. De kamer is praktisch leeg, met alleen vier stoelen aan weerszijden van een bureau. Rob gaat achter het bureau zitten, en Vince neemt aan de andere kant plaats. "Kom je naast mij zitten?" Vraagt hij mij. Ik knik, opeens weer zenuwachtig, en neem plaats naast hem. Ik kan zijn warmte voelen, en zijn mannelijke geur ruiken. Langzaam neemt de paniek weer wat af. Achter mij gaat de deur open en dan komt Sander binnen. Hij gaat naast Rob op de laatste stoel zitten. Ik ben al overeind gevlogen voordat ik het door heb, mijn geboeide handen houd ik hoog ter verdediging. Vince is ook opgesprongen en dwingt mij zachtjes weer plaats te nemen. Sander neemt mij op met emotieloze ogen. Ik kijk hem bang aan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top