Hoofdstuk 28
Als alle formaliteiten zijn vervuld, word ik in een cel gezet. Het is een klein dorpje -waarvan ik nog steeds bijna niks heb gezien-, dus ik zit in de enige cel. Het hokje heeft een bed, een toilet en een wasbak. Erg karig dus. Drie muren zijn compleet blind, zonder ook maar een raampje om me naar buiten te laten kijken. De vierde muur bestaat uit tralies met een deur. Mijn uitzicht bestaat uit het bureau van de gemiddelde man, die 'Rob' werd genoemd door Vince. Rob is tot nu toe de enige politieman die ik heb gezien. Maar ik heb zo'n vermoeden dat het werkelijke gezag niet veel met de politie te maken heeft, maar meer met een ongekroond koningskoppel en hun eigen roedel.
Ik heb niet veel verstand van de rechtsgang, maar ik denk dat ik dat hier ook niet nodig heb omdat hier naar mijn mening eigen regels worden gehanteerd. Reden waarom ik zo zenuwachtig ben. Bij een normale rechtbank zou ik zo vrijgesproken worden omdat ik op een mythe schoot.
Ik bedenk dat ik nu in ieder geval niet mag mopperen dat ik te weinig avontuur tegenkom. Hoewel mijn leven voor de dood van mijn moeder heel gewoontjes was, was ik gelukkig met wat ik had. Pas toen zij er niet meer was heb ik de spanning opgezocht. Zoals ik eerder tegen Sander heb gezegd: iets teveel spanning.
Rob zit niet op zijn plek; zijn dienst is al even voorbij, en ik verveel me. Ik heb niks te doen, behalve verder aansterken. Dus doe ik het enige wat ik kan doen; ik kruip op het bed en ga slapen. Het is ondertussen al avond, hoewel nog vroeg. Een lange nacht kan ik goed gebruiken.
Na een goed aantal uur word ik met een schok wakker. Ik zie dat het licht is, en ik zie ook waar ik wakker van ben geworden: het is de volgende werkdag en Rob is gearriveerd. Hij wenst mij goedemorgen en gaat op zijn plek zitten. Hij laadt alle spullen die hij meesleepte op zijn bureau en begint het te sorteren. Het water loopt me in de mond: zo te ruiken heeft hij in ieder geval koffie en broodjes mee. Mijn maag brult, wat mij doet blozen. Maar ik steek mijn kin omhoog; ik ben nu afhankelijk van ze, dus ik ga me niet schamen voor iets wat zij veroorzaakt hebben. Rob lacht fijntjes en komt naar me toe met een tandenborstel en -pasta, een beker koffie en een papieren zak waar na nadere inspectie twee heerlijke gevulde broodjes in blijken te zitten. Ik kijk hem met glinsterende ogen aan en bedank hem vriendelijk. Ik kan me eerst even opknappen, wat zeer wordt gewaardeerd en dan val ik aan.
We zijn praktisch tegelijk klaar met eten, en hij komt de rommel bij me ophalen. Rob zegt: "Je moet je nog even zien te vermaken, over een paar uur moet je naar de rechtbank voor je vonnis." Verschrikt kijk ik hem aan, dat is snel! Zitten daar geen weken of zelfs maanden tussen? Maar ook dat zal hier wel anders gaan.
Mijn cel is weer leeg en ik begin in de knoop te raken met mijn gedachten. Rob is ongestoord met zijn werkdag begonnen wat veel papierwerk doorbladeren inhoudt. Hij negeert mij compleet. Ik zucht wat. En zucht wat harder. Rob blijft me meesterlijk negeren. Aan zijn acties is bijvoorbeeld niet te zien dat hij stopt met lezen en zich ergert. Ik begin te neuriën en op een gegeven moment zelfs te zingen. Geen prettig geluid kan ik je verzekeren. Rob geeft geen sjoege. Ik word helemaal gek van mezelf en van deze ruimte. Ik maak mezelf ook extra paniekerig door te denken aan de jaren die ik opgesloten ga worden voor mijn poging tot doodslag. Ik ben allang gestopt met zingen en merk opeens dat ik in een hoekje van de cel zit te hijgen. Ik merk dat Rob zijn stoïcijnse houding heeft opgegeven en op zijn hurken voor me zit. Hij praat zo te horen al even op mij in en legt zijn handen op mijn schouders en schudt mij zachtjes door elkaar. Ik kan me daar net op focussen als ik de cel verduisterd zie worden en Rob met een sneltreinvaart achteruit zie gaan; 'geholpen' door Vince. Die is namelijk gearriveerd en hij heeft een rode gloed in zijn ogen. Zijn wolf is wel erg dicht aan de oppervlakte. Zo boos heb ik hem nog nooit gezien. Ik kruip nog wat dieper weg in mijn hoekje. Dit gaat me allemaal wat te snel.
Nu knielt Vince voor me, en hij praat op me in. Het is precies zoals je misschien wel eens in een film gezien hebt: iemand praat op een ander in en die persoon hoort niks. Woordeloos blijf ik Vince aankijken, maar de paniek is nog steeds dicht bij de oppervlakte. Vince gebaart mij zich te focussen. Hij ademt duidelijk in en uit en geeft nu woordeloos aan dat ik met hem mee moet doen. Langzaam maar zeker kan ik me daarop focussen en worden alle zintuigen weer wakker. Zodra Vince ziet dat ik er weer bij ben met mijn hoofd staat hij op en kijkt me nors aan. En loopt weg, na Rob een wenk gegeven te hebben.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top