Hoofdstuk 11
"Goedemorgen!" besluit ik luchtig de stilte te breken.
De mannen kijken me vorsend aan.
"Goedemorgen daar!"
De jongste kan er de lol wel van inzien; daar zal ik geen problemen mee krijgen. De oudste is een ander verhaal. Hij heeft duidelijk geen zin in een ellenlange woordenwisseling op afstand want hij geeft eerst de jongste een dodelijke blik om hem te laten stoppen met smalltalk en zegt: "Kom je beneden, dan kunnen we praten."
De woorden zijn niet zo eng, en zelfs logisch, maar de toon waarop het gezegd wordt staat me niet aan. Dus zeg ik: "Nee, liever niet. Ik ken jullie niet dus ik blijf liever hier. Ik zou het erg waarderen als jullie mijn rugzak achterlaten en zelf verdergaan. Mocht je nog willen praten, dan zal het op deze manier moeten."
Dit is duidelijk niet naar de zin van de oudste. Hij was al boos, maar ik zie nu praktisch stoom uit zijn oren komen. Duidelijk het type 'kort lontje'.
Hij verspilt verder geen woorden meer aan me, maar begint simpelweg omhoog te klimmen. Omdat ik in de nacht al wat takken hoorde kraken onder wat zijn gewicht moet zijn geweest, wacht ik rustig af.
En inderdaad, hij is nog meters van me verwijderd als met hevig gekraak en uiteindelijk een scherpe knal zijn houvast verdwijnt. Vloekend kan hij zich nog vasthouden waardoor hem een snelle weg naar beneden bespaard blijft, maar hij begrijpt dat dit hem niet gaat worden.
De jongste gaat een poging wagen. Hij is een stuk lichter dan zijn partner en komt redelijk dicht bij mij in de buurt, maar ook hij is te zwaar. Opgelucht laat ik mijn ingehouden adem weer gaan. Nu is het tijd dat ze het opgeven en mij met rust laten, toch?
Uiteraard heb ik dat verkeerd gedacht.
De oudste klimt weer in de boom. Zijn partner zegt: "Wat ga je doen, Sander?"
Ik heb in ieder geval een naam, maar verder ook geen clou wat hij van plan is; Sander verwaardigd ook geen woord tegen zijn jongere vriend, maar klimt gestaag door.
Waar de takken, maar ook de stam zelf bijna te dun voor hem wordt stopt hij. En dan begint hij aan de boom te schudden. Waar het jou en mij misschien lukt om een dunne jonge boom een zwieper te geven, lukt hem dat bij deze boom. Het klopt dat hij een slank punt heeft uitgezocht, maar de kracht van deze man is immens. Dit had ik duidelijk niet zien aankomen, en ondanks al mijn voorbereidingen en snel tevoorschijn te halen wapens, val ik, begeleid door gebroken takken en een geknakte top, door de onverwachte schokken uit de boom.
De jongste heeft de tegenwoordigheid van geest, en het juiste gentlemen-gehalte om mij op te vangen. Maar voor die tijd ben ik zo vaak over en tegen dikke onregelmatige takken gevallen dat ik overal bont en blauw ben. Ik kan een kreun van pijn ook niet onderdrukken. Alles meegeteld: de stijfheid, de moeheid, de volle blaas en nu ook de val, zorgt ervoor dat ik me zeer ongemakkelijk voel.
Triomfantelijk klimt Sander naar beneden en zegt vals: "Ik praat liever als we beiden beneden zijn, dus ik ben blij dat je hier bent."
Nu is het mijn beurt om hem boos aan te kijken.
"Nu ik toch hier ben, zou ik graag gebruik willen maken van de bosjes, en daarna lust ik wel een ontbijtje," geef ik aan. Het valt altijd te proberen toch?
Tot mijn verbazing geeft hij een knikje en krijg ik even redelijk wat privacy. Nu de druk op de blaas weg is, en ik me wat heb kunnen opknappen zit ik weer wat lekkerder in mijn vel. Maar daar houdt het op. Als ik nogmaals vraag naar wat eten geeft hij me alleen een spottend lachje. Op zijn jonge kameraad hoef ik niet te rekenen; het is duidelijk wie hier de baas is.
Hoewel ik nu een uitgebreid verhoor verwacht, komt dat niet. Sander houdt me vast en haalt een stuk touw tevoorschijn. "Wat ben je daarmee van plan?" vraag ik ongerust.
Hij grijpt mijn polsen vast en probeert daar het touw omheen te doen. Verontwaardigd probeer ik me los te trekken, "Goede kennismaking dit!" snauw ik. "Waarom doe je dit, ik heb je niks gedaan, laat me met rust!"
Sander houd het touw nu in zijn ene hand en pakt mijn polsen vast met zijn andere. Hij knijpt zo hard dat ik ze blauw voel worden, mijn handen beginnen bijna gelijk gevoelloos te worden door dit plaatselijke geweld. Ik blijf nog steeds tegenstribbelen en gooi mijn hele lijf in het gevecht. Ik voel hem verstijven als ik met mijn borsten tegen hem aandruk. Ik weet dat ik heel voorzichtig moet zijn, maar ik ben zo verontwaardigd door deze behandeling dat ik dat uit het oog verlies. Sander krijgt weer een rood waas over zijn ogen, dit keer zie ik het duidelijk. Geschokt kijk ik naar hem en dat brengt hem bij zinnen. Ongeduldig geeft hij me een tik tegen mijn slaap. Ik ga er niet knock-out van, maar het wordt me zwart voor de ogen en ik houd me stil om de duizeligheid tegen te gaan. Hij bindt snel mijn handen in dit rustige moment stevig aan elkaar voor mijn buik. Er blijft nog een eindje touw over.
Ik schud wat met mijn hoofd en ben weer helemaal bij mijn positieven. Als ik zie dat de jongste mijn tassen oppakt valt mij opeens op dat de mannen helemaal geen bagage hebben.
"Waar is jullie bagage? Hebben jullie mijn eten opgegeten?"
De jongste kijkt verontschuldigend, maar zegt niks op last van Sander. En Sander grinnikt.
Ik besluit het los te laten.
"Wat is jouw naam?" vraag ik de jongste.
Met een snelle blik op Sander zegt hij: "Colin, en jij heet?"
"Alexis," antwoord ik met een strak glimlachje.
Toch nog wat informatie.
Sander pakt het eindje touw en trekt mij mee, dieper het bos in.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top