Hoofdstuk 10

Fronsend kijkt hij naar de vorm. Het is wel donker, maar nog niet zo donker (zelfs niet onder het dikke bladerdek) dat deze onregelmatigheid niet te zien is. Mij ziet hij denk ik niet; ik maak me slank op mijn tak en zit sowieso een stuk hoger.
De nacht is verder erg rustig en wat ik vrees gebeurt: de wacht gaat op onderzoek uit. Hij besluit duidelijk om zijn maat voor nu te laten liggen en het zelf eerst te bekijken. Ik zie hem lenig in de boom klimmen. De takken kraken onheilspellend onder zijn gewicht, maar het houdt. Hij gooit mijn rugzak naar beneden en ik kreun in stilte. Het valt in de lijn van verwachting met deze ontwikkeling, maar dat mijn kostbare rugzak met kostbare inhoud nu zo nonchalant wordt behandeld doet me pijn.
De man kijkt nu onderzoekend verder omhoog, wat ik had voorzien. Ik lig ondertussen met afgewend hoofd en zover mogelijk van hem vandaan gedraaid op mijn tak. Waarschijnlijk heeft hij niks door want hij focust zich weer op zijn vondst.
De slapende man is ondertussen wakker geworden, begrijp ik uit de conversatie die volgt. Ze zijn nieuwsgierig naar de zak, maar na wat gerommel erin willen ze op daglicht wachten tot ze die verder gaan onderzoeken; voor zover ze zien vormt hij voor nu geen gevaar.
En het wordt weer stil. De tweede man houdt nu de wacht, weer onder mijn boom, wat ik met deze ontwikkeling best onverantwoordelijk vindt. En jammer natuurlijk. Hij kijkt nog vaak omhoog. Maar het wordt nu zo donker dat er geen hand meer voor ogen te zien is.

Ik verbijt me op mijn ongemakkelijke plek en ik verplaats me.
Het geeft geen geluid, maar ook geen verlichting; daarvoor zit ik al te lang verstijfd op de tak. Wat ik al voorzien had gebeurt. Ik verschuif al heel snel weer. Ook dat geeft geen geluid. Maar de keer erop wel. Ik zie zelf natuurlijk ook niks meer, maar hoor nu ook de wacht onrustig bewegen. Hij heeft me gehoord.
Hij onderneemt geen actie, maar bij de wisseling van de wacht zegt hij, met puberachtige opwinding in zijn stem: "Ik hoorde geluid in de boom. Volgens mij zit er iemand." Hij klinkt niet bang. Ook niet verbaasd. Maar dat zal wel logisch zijn door de vondst van de rugzak. Maar waarom hij dan wel onder de boom zit weet ik niet. Zijn metgezel bromt wat in antwoord en neemt zijn plekje over. Come on, give me a break!
Zo verloopt de nacht. Mijn brein doet het al uren niet meer door de pijn die ik ondertussen lijdt. Waarom ik niet gelijk naar beneden ben gegaan en nu nog steeds verstopt zit weet ik allang niet meer.

Het begint licht te worden. Iets wat ik met immense opluchting zie. Alles om deze martelnacht tot een einde te zien komen.
De heren zijn beiden wakker en gaan bezig met hun ochtendroutine. Inclusief heerlijk ruikend ontbijt. Mijn maag kan een luide grom niet binnen houden en ik merk aan de stilte die buiten de boom valt dat dat niet onopgemerkt is gebleven.
Maar ik hoor verder niet wat ze erop te zeggen hebben. Er wordt geen actie ondernomen. Ze maken eerst rustig hun toilet af en daarna hoor ik ze rommelen in mijn rugzak.
Alles wordt nauwkeurig onder de loep genomen. Mijn blikjes en gedroogde eten. De flessen water, de nuttige en praktische zaken, mijn kleren. Mijn ondergoed wordt duidelijk goedgekeurd. Waardoor ik weer weet waarom ik in de boom bleef.
En dan, eindelijk, zijn ze zover en komen in mijn blikveld. Omdat ik duidelijk ontdekt ben, heb ik besloten me niet meer te verstoppen, dus ik kijk ze recht aan. Ik zie een jonge man van rond de dertig jaar, duidelijk in de kracht van zijn leven. Lengte is lastig te zien van bovenaf, maar ik schat toch zo'n 2 meter. Hij is diepzwart, gespierd en woest aantrekkelijk. Hij is ook woest. Ik zie zijn ogen even rood oplichten, maar dat zal ik wel verkeerd gezien hebben. Zijn metgezel is jonger, ik schat tegen de 15 jaar. Ook hij is lang en gespierd, maar heeft een lichtgekleurd velletje en donkerblond haar. Verder heeft hij verbluffend blauwe ogen en hij ziet er opgewonden uit, blij met dit avontuur. Ze hebben beiden niet veel kleren aan: een short en een shirt boven simpele sneakers. En dat doet bij mij een belletje rinkelen. Had de delegatie die mij rook in Moonlight niet ook zulke luchtige kleren aan? Het zijn dus inderdaad knappe mannen die mij gevonden hebben. Is dit allemaal wel toeval?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top