Hoofdstuk 1

Met een frons duw ik de motorkap weer op z'n plaats. Noodgedwongen heb ik meer moeten leren over auto's; zonder mijn autootje kom ik lang niet zo ver. Een combinatie van niet veel geld hebben en wel de drang voelen om te moeten reizen is niet altijd even handig.
Maar hoewel ik de olie kan checken en de ruitenwisservloeistof ondertussen bij kan vullen en overduidelijke problemen wel de baas kan, weet ik nu eigenlijk niet wat ik verder moet doen. Ervaring heeft me al geleerd dat ik toch echt wel actie moet ondernemen als je auto allerlei lampjes laat knipperen, begint te brommen en stotteren en nu ook een soort piepend geluid voortbrengt. Garages zijn niet goedkoop. En geld heb ik niet zoveel. Wel meer dan normaal; ik heb de zomer doorgebracht in een klein stadje aan het water en daar seizoenswerk gedaan. Hotels, restaurants, barretjes maar ook boeren en dergelijke zijn altijd blij met een extra paar handen in deze tijd. Mijn salaris was niet al te hoog geweest bij het hotel waar ik mijn oog op had laten vallen, maar gratis kost en inwoning was nog meer welkom geweest. In de auto slapen heeft zijn nadelen. Zeker met de temperaturen van nu. Onder de auto slapen past helaas niet, en in de bewoonde wereld wordt van me verwacht dat ik me normaal gedraag en niet als een gek meisje de nacht onveilig maak door ergens buiten te slapen. Dus koos ik voor een saaie zomer waar ik met hard werken mijn dagen doorkwam.

Nu, een dag reizen van het bewuste stadje vandaan, begint mijn auto zo erg te pruttelen dat het me angstig te moede word. Ik ben nog niet zo afgesloten van de wereld dat ik helemaal geen garage meer zou kunnen vinden, maar huizen worden steeds schaarser hier, dus ik weet dat ik de eerste de beste mogelijkheid aan zal moeten grijpen. Als ik nog op tijd ben natuurlijk.
Na een korte pauze om de auto wat rust te gunnen (wie weet helpt het), wil ik hem starten. Ik prevel wat lieve woordjes en geef wat klopjes op het dashboard. Baat het niet, dan schaadt het niet.
Wonder boven wonder geeft hij na wat gepruttel een brul en slaat aan. We kunnen weer.

Aan de onderhouden wegen te zien zie ik dat ik inderdaad in de buurt van een bewoonde plek ben. Op naar de beschaving. Wat borden geven aan dat ik bij het dorpje 'Moonlight' kom. Best een romantische naam, hier kan ik alleen maar wat goeds van verwachten toch? Ik zie aan de bossen, waarvan de eerste uitlopers niet ver achter het plaatsje reiken, dat ik dicht bij mijn doel ben.
Langzaam rijd ik door. Niet mijn stijl, dat langzame rijden, maar het lijkt me wel het meest wijze om te doen nu. Waarschijnlijk mede daardoor red ik het inderdaad tot het dorpje. Een mooi huis staat in het midden, met daaromheen wat simpelere huizen. Er zijn duidelijk wat winkels voor je levensonderhoud en voor vertier. Ik zie een hotel met restaurant en bar, wat kledingwinkels, een school, een supermarkt. En ja hoor, een garage. Een klein plaatsje, maar wat mij betreft helemaal compleet. Tevreden pruttelt de auto met mij erin naar de garage die de naam 'Bertus' draagt. Ik stap uit en kijk of er volk is.

Dat is er. Twee mannen in overalls zijn aan het klussen aan verschillende auto's, overal ligt gereedschap en het ziet er behoorlijk zwart. Precies hoe het er uit zou moeten zien volgens mijn bescheiden mening. De galm van de bel boven de deur kaatst door het gebouw, en de heren krijgen daardoor te weten dat er bezoek is. Handig. 
De oudste staat op met een vriendelijke glimlach en ik lach terug. De jongere man komt ook overeind, maar meer met een frons op zijn gezicht. Ik let er verder niet op en focus me op de eerste man, Bertus. Ik stap wat verder het gebouw in, en laat de deur achter mij dichtvallen. De bons klinkt op de één of andere manier onheilspellend. Nu ontbreekt alleen de bliksemschicht en ratelende donder nog. Ik schud de absurde gedachte van mij af en groet de mannen. Ik leg uit wat het probleem is met mijn auto en of zij hem misschien kunnen fixen. De mannen zijn ondertussen allebei dichterbij gekomen en dan merk ik opeens dat ze beiden aan het snuffelen zijn. Anders kan ik het eigenlijk niet omschrijven. Ze steken hun neus wat in de lucht en beginnen zacht te snuiven. Onzeker zet ik een stap achteruit. Hierdoor heeft Bertus door dat ik dit vreemd vind en stopt.
Hij glimlacht weer en zegt: "Natuurlijk wil ik kijken naar je auto, laat hem me maar zien."

Met een verwarde blik op de twee ga ik ze voor en laat hen mijn duurste bezit in al zijn pracht zien. Na wat professioneel gepraat met elkaar zijn ze eruit; met een prijs die mij nog best meevalt mag ik de auto weer kant en klaar ophalen. Morgen.

Hoewel ik dat laatste al had gevreesd, begrijp ik dat ik hier wat langer moet blijven, en ik geef aan er morgen weer te zijn. Maar eens zien of het hotel nog een plekje overheeft voor mij.
Het klinkt misschien gek voor een meisje dat in een stad is opgegroeid, maar de bossen hebben me altijd meer gelonkt, en ik had gehoopt dat ik daar vandaag al mijn eerste kilometers in zou kunnen zetten. Aan de andere kant: voor de laatste keer in waarschijnlijk lange tijd een lekkere douche nemen en me goed voorbereiden, is misschien ook niet zo verkeerd. Ik leg me erbij neer.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top