Hoofdstuk 21: De aanvalsplannen
Een paar dagen nadat Pien was gestorven, was een kleine groep, waaronder Henry, Guy, Lowis, Roger, Brian, John, Sientje, Lucy, James en Moryn bezig om de begrafenis van Pien te regelen. Ze hadden de andere kampleden op de hoogte gebracht en ook koning George, dat er een belangrijke ridder was gestorven. Het kwam bij iedereen als een schok aan, dat de altijd vrolijke, soms wat felle Pien om het leven was gebracht. Henry en Guy hadden het verhaal met open mond aangehoord. Henry had zich teruggetrokken in zijn tent om te rouwen en Guy had lopen mopperen en schelden op Cassandra. 'Ik wist het wel! Altijd al gedacht dat ze niet te vertrouwen was!' had hij bijvoorbeeld gezegd. Lowis had het voor Cassandra opgenomen en had Guy gekalmeerd. 'Ze kon er ook niets aan doen dat ze niet meer in de toekomst kon kijken.' Maar toch bleef het een schok. En nu was het tijd voor de begrafenis, ten afscheid van Pien. James had van hout een soort kist gemaakt waarin het lijk van Pien zou worden opgeborgen. In eerste instantie vond niemand het echt een goed idee om te wachten tot ze weer in Cashewlot zouden zijn en haar dan te begraven in een kerk, maar Lucy had erop gestaan. 'Dat was haar wens!' Nu stonden ze allemaal op een rij en hadden de kist op een mooi stukje bosgrond gelegd. Ze hadden de hele verzameling strikken die Pien mee had gehad naar het kamp (in Cashewlot had ze er nog meer liggen), op de kist gelegd ter versiering. Witte en roze bloemen kransen lagen rondom de kist. De bloemen had Sientje allemaal geplukt. 'Een begrafenis zonder bloemen? Kom nou.' Het was de beurt van Moryn om iets aardigs te zeggen over Pien. Iedereen luisterde met ingehouden adem. Lucy en Sientje stonden te snikken en ook Henry en Guy hadden tranen in hun ogen. Roger zei de hele begrafenis niets. Totdat hij aan het woord mocht komen. 'Pien en ik hadden niet echt een goed eh..huwelijk. Ik was nooit echt verliefd op haar en zij volgens mij ook niet echt op mij. Toch ben ik enorm veel waarde gaan hechten aan haar. In haar kinderen leeft ze voort. Ik-' verder kwam hij niet. Hij wendde zich af van de groep en liep stilletjes weg. John wilde hem achterna gaan, maar Brian hield hem tegen. 'Laat hem maar even.' zei hij zacht. De begrafenis verliep verder erg snel. Henry en Guy zeiden nog iets en Lowis sloot de begrafenis af. Lowis zuchtte en kwam bij Henry en Guy staan. Ze staarde alle twee voor zich uit. Henry vloekte. 'Van alle begrafenissen. Was dit toch wel een van de ergste.' zei hij. Guy knikte. 'Ze waren allemaal erg.' bevestigde hij. Lowis zweeg. 'Waarom gaan er altijd mensen van onze kant dood?' vroeg hij zacht. Guy keek hem aan. 'Geen idee. Het is nogal irritant al zeg ik het zelf.' zei hij. Hij keek weer voor zich uit. Er viel een stilte. Uiteindelijk onderbrak Henry de stilte. 'Doedel.' Guy en Lowis keken hem verbaasd aan. 'Eh..Ze heette Pien.' zei Guy. Henry schudde zijn hoofd. 'Neehee. Doedel, haar hond. Waar is die? En haar kinderen. Ik heb nog helemaal niet nagedacht hoe het met hun moet.' zei hij bezorgd. Guy tikte hem meelevend op zijn schouder. 'Nou Henry. Dan weet ik wel iets!' zei hij prompt. Henry en Lowis keken hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Oh ja. Wat dan?' vroeg Henry. Guy haalde zijn schouders op. 'Simpel. Ik begin een kinderoppas lijn! En anders een kinderweeshuis. Ja dat lijkt me een goed idee. Als Roger zijn kinderen niet meer wilt-' 'Guy!' Lowis stootte hem streng aan. 'Dat moet je niet zeggen. Volgens mij is Roger juist heel erg verdrietig en wilt hij nu juist meer tijd met zijn kinderen doorbrengen!' legde hij uit. Guy knikte bedachtzaam. 'Weet je dat zeker? Aha. Dan wordt het de kinderoppas lijn.' zei hij ernstig. Henry schudde zijn hoofd. 'Niet te geloven.' mompelde hij, maar hij glimlachte. 'De een wil een kerk, de ander een weeshuis Henry.' zei Guy wijs. Lowis lachte. 'Gelukkig bestaat er zoiets als kletspraat in de wereld.'
Een tijdje na de begrafenis en mooie speech van Roger, ging het leven in het kamp van Cashewlot gewoon weer door. Henry en zijn ridders kwamen tot een besluit. Ze wilde dolgraag Achilles en Leonard verslaan, maar daarvoor moesten ze een waterdicht plan maken. Ze zouden een aanval vanuit de lucht organiseren. Henry had besloten dat dat het beste zou zijn. Met een beetje geluk zagen Achilles en Leonard Henry's troepen niet eens. Degene die de lucht aanval zou leiden, behalve Henry waren: Richard, Ector en Dagonet. Henry had zo zijn twijfels over Ector, aangezien hij bij elk voorstel van Henry zat te mopperen. Hij had het steeds over vroeger en hoe goed het wel niet was. Maar de manschappen raakten op en Henry wilde Ector een kans geven. Henry zat in zijn tent en tekende een overzicht van het bos waar de troepen van Leonard en Achilles zouden zitten.
Hij had niet door dat Guy zijn tent binnenliep. 'Henry.' mompelde Guy. Henry schrok en draaide zich om. 'Hemeltje. Guy, ik schrok me dood.' zuchtte Henry. Guy keek hem verwijtend aan. 'Wil je dat alsjeblieft niet steeds zeggen? Maar goed. Waar ik voor kwam..Krijg ik geen leiding over de luchtaanval? Ik ben eh..je sheriff.' vroeg Guy bezorgd. Henry zuchtte weer. 'Nee niet over de luchtaanval. Ik had bedacht dat jij sheriff, of inmiddels koning Kee kon helpen met zijn aanval op Achilles. Hij plant een zee-aanval. Hij wil ons helpen en bood zijn plan aan. Ik denk dat het handig is als jij met hem mee gaat. Ik heb hier ook al de lijst met de mensen die je mee kan nemen.' zei Henry en hij gaf Guy een lang perkament met namen erop. Guy bestuurde de namen met een frons. 'Ehm Owain? Gaat hij met mij mee? Alweer?' vroeg Guy vertwijfeld. Henry knikte en wreef over zijn slaap. 'Ja. Dat eh.. leek me wel goed?' zei hij aarzelend. Guy zuchtte. 'Prima. Lowis.' Hij hief zijn hoofd op naar Henry. 'Gaat hij ook mee?' riep Guy verontwaardigd. Henry knikte. 'Zodat je op hem kan letten?' zei Henry vragend. Guy bromde iets. 'Oké. Wanneer is die zee-aanval?' vroeg hij. Henry richtte zich weer op zijn kaart. 'Kee zou een boodschap sturen.' mompelde hij. Guy knikte. 'Goed. Moet ik de mannen al inlichten? Dat ze mee moeten naar zee?' vroeg hij. Henry wuifde met zijn hand. 'Ja hoor. Doe maar. Ik ga nu verder met de luchtaanval. Die moet ook nog goed worden gepland.' zei hij. Guy knikte weer en liep de tent uit. Buiten gekomen keek hij verdrietig om zich heen. Hopelijk konden Henry en zijn mannen het allemaal aan. Het kamp was nu dubbel zo goed beveiligd, met overal een paar ridders die de wacht hielden, maar een onverwachte aanval, konden ze er niet bij hebben. Guy slikte en liep door naar de tenten van Lowis en Owain. Hij zou het ze gaan vertellen. Binnenkort zou er een gevecht op zee plaatsvinden..
'Oké allemaal opstellen.' Richard, Ector en Dagonet marcheerden voor een rij met ridders. 'In jullie houding gaan staan en-' 'Ector, commandeer ze niet zo.' onderbrak Henry Ector rustig toen hij aan kwam lopen. Ze stonden op een groot grasveld vlakbij het kamp. 'Ze hebben genoeg getraind. Het is tijd dat we zometeen gaan aanvallen.' zei Henry. Er waren al een aantal weken verstreken en Henry had het aanvalsplan vanuit de lucht volledig uitgewerkt. Guy, Owain, Lowis en de rest van de ridders die meegingen naar de aanval op zee, hadden een week geleden een boodschap gekregen van een ridder van koning Kee. Ze waren direct vertrokken om mee te gaan vechten. En daar stond Henry nu, met Richard, Dagonet en Ector op het veld. Dagonet sperde zijn ogen open. 'Wat nu al? M-maar..' zijn gestamel werd onderbroken door Roger en Richard, die aan het ruziën waren. 'Ik zei het toch! Jij moet ook gewoon mee vechten! Net zoals ieder ander!' siste Richard kwaad tegen Roger. Roger keek Henry smekend aan. 'Maar Rogerina en Candel! Wat gebeurt er met ze? Lowis en Guy zijn ook vertrokken! Wie moeten er voor ze zorgen als ik er niet ben?' vroeg hij met een tikje verontwaardigheid in zijn stem. 'Dat heb ik al geregeld domoor! Sientje en Mauricia gaan op jou baby's passen dus ik zou maar dankbaar zijn.' tierde Richard. Roger liet zijn schouders hangen. Dat was Henry niet van hem gewend. Brian en John keken Richard vuil aan, maar hielden hun mond. 'Goed. Zoals jullie net al hoorde gaan we vandaag ons aanvalsplan vanuit de lucht doen.' ging Henry voorzichtig verder. 'Ik splits jullie in vier groepen. Groep één gaat mee met Richard, groep twee gaat mee met Dagonet, groep drie gaat mee met mij en groep vier gaat mee met Ector.' zei hij. Ector protesteerde. 'En hoe denk jij wel niet dat we in de lucht komen? Op draken misschien? Heb je daar wel eens over nagedacht? Vast niet. Vroeger dacht men nog een beetje na, maar de jeugd van tegenwoordig denkt nergens meer aan. En rekening houden: ho maar.' ratelde hij verwoed. Henry trok zijn wenkbrauwen op en tikte met zijn voet op de grond. Ector stopte met ratelen en keek op. 'Dankje Ector, voor je uitgesproken mening, maar in tegenstelling van wat jij denkt, heb ik daar wél over nagedacht.' zei Henry. Hij wenkte de groep en samen liepen ze naar de rand van het veld. Henry wees naar een paar grote touwen, rieten mandjes en een soort zware doeken. 'Dat, mannen en jongens, is ons vervoer.' zei Henry tevreden. Brian rende opgewonden naar alle touwen en begon ze grondig te bestuderen. Roger en John kwamen ook aarzelend naar voren. 'Is dit wel veilig?' vroeg John. Henry haalde zijn schouders op. 'Wie niet waagt, wie niet wint.' zei hij grinnikend. John slikte moeizaam. 'Oh maar we hebben ze wel uitgetest! Moryn en ik hebben ze gemaakt jullie moeten ze alleen nog in elkaar zetten.' zei Henry vlug om John gerust te stellen. John knikte en begon Brian en Roger te helpen met het in elkaar zetten van het "voertuig". Dagonet draaide zich verwonderd om en vroeg: 'Hoe heb je dit bedacht?' 'Moryn ontwierp het model en samen maakte we het ding. Moryn noemt het een luchtballon, maar ik vind het meer een grote, zwevende picknickmand.' zei Henry. Hij rilde. 'Ik haat picknicken.' voegde hij eraan toe. Dagonet grinnikte. Hij liep naar zijn groep toe en begon samen met hen ook een luchtballon in elkaar te zetten.
De luchtballonnen waren allemaal klaar. Iedere groep had er een en stonden in de rieten mand. De groep van Henry had een mand met het meest blauwe doek. Henry stond naast de mand en keek toe hoe iedereen ongeduldig en zenuwachtig in de mand van hun ballon stond. Henry wierp een blik op de zon. 'Nog een paar minuten en we kunnen opstijgen.' mompelde Henry in zichzelf. Richard riep iets. 'Gaan we nou?' Henry stak zijn duim op ten teken dat hij en zijn mannen mochten gaan opstijgen. De mannen uit Richard's ballon lieten de zakjes die aan de rieten mand hingen een voor een vallen, waardoor ze opstegen. Henry zelf klom ook in de mand van zijn ballon en begon zakjes te laten vallen. Ze kwamen met een plof op de grond terecht. 'Allemaal klaar...Oké! Opstijgen! NU!' schreeuwde Henry.
Een tijdje zweefden ze rustig door de lucht. Henry begon zelf te genieten van het uitje. Maar toen naderde ze de grens tussen Leonard's kamp en het kamp van Henry. Henry keek naar de andere luchtballonnen. 'Hoe ver is het nog?' schreeuwde Richard links van hem. Henry tuurde over het landschap. 'Niet ver meer! Ik schat hooguit vijf minuutjes!' schreeuwde Henry terug. Hij keek weer voor zich uit. Ze waren over de grens heen. 'We moeten lager zweven!' riep Henry naar een ridder die het dichtst bij hem in de mand stond. De ridder knikte. Henry staarde hem aan. Zou deze ridder weten welk risico hem te wachten stond? Zou hij weten dat hij elk moment zijn dood tegemoet kon gaan? Henry schudde die gedachten van zich af. Hij moest zich focussen op de aanval. Henry keek omlaag. Hij zag allemaal kleine stipjes, die mensen moesten voorstellen, net zoals hij op zijn kaart had getekend. Ze zweefden echt boven het kamp van Leonard. Als die stipjes nu omhoog keken...Viel het hele plan in het water. Henry keerde zich naar de andere ballonnen. 'We moeten omlaag! We zijn boven het kamp van Leonard! Wees op jullie hoede als jullie landen!' riep hij. De andere knikten. De luchtballonnen gingen lager en lager. Henry's ballon kwam met een plof op een stuk gras. Henry zuchtte opgelucht. Ze waren veilig geland. Maar Henry's opluchting duurde niet voor lang, ze hadden dan wel een landingsplek uitgekozen die niet in het kamp lag, maar ze waren nog geen meter verwijderd van het kamp van Leonard. Henry sprong uit de mand. 'ALARM!' Henry draaide zich met een ruk om. Ector was uit zijn mand gesprongen en was regelrecht het kamp binnengerend. De vijand had hun in de gaten..Henry rende Ector achterna. 'ECTOR! WAAR IN HEMELSNAAM BEN JE MEE BEZIG!' schreeuwde Henry woedend. Ector keek beteuterd achterom. 'Ik rende het kamp binnen om jullie te dekken. Vroeger offerde mensen zich voor elkaar op en daarna begon het gevecht. Maar jij wilt alles zo voorzichtig. Daarom dacht ik-' 'DAT JE JE EIGEN PLAN KON TREKKEN? JA TUURLIJK! WAAROM DENK JE DAT IK ZO VOORZICHTIG BEN? IK WIL NIET NOG MEER MENSEN VERLIEZEN!' schreeuwde Henry. De ridder die alarm had geslagen dook naar Henry's zij. Henry ontweek hem en trok zijn zwaard. Ook de rest van het kamp Leonard kwam in beweging en rende schreeuwend naar Henry's troepen. Een andere ridder probeerde Henry te blokkeren en haalde uit met zijn zwaard. Henry's zwaard klingelde tegen het zwaard van de ridder aan. Henry duwde hem opzij. Maar de ridder was te sterk. Hij stak in Henry's arm. Henry brulde van de pijn. Hij greep met zijn ene hand naar zijn arm en probeerde met zijn andere hand de slagen van de ridder tegen te houden. De ridder hief zijn zwaard om de genadeslag te geven toen een ander zwaard het zijne blokkeerde. Richard stond grommend naast Henry en stak de aanvallende ridder precies in zijn hart. De ridder greep naar zijn hart en haalde rochelend adem. Hij viel op zijn knieën. Richard haalde genadeloos zijn zwaard uit het hart van de ridder. Toen rende hij weg en begon met andere ridders te vechten. Henry haalde trillend adem. Er klopte iets niet. De vijand was minder verrast dan Henry had verwacht. Of kwam dat door Ectors rare daad? 'HENRY KIJK UIT GEK!' James sprong over een lichaam heen. Uit het lichaam stak een trillende pijl. 'Wil je dood ofzo?' riep James verontwaardigd. 'Die gast wilde je een kopje kleiner maken.' zei James. 'Gaat het wel?' voegde hij er bezorgd aan toe. Henry stak zijn duim op en slikte. Hij veegde het bloed van zijn arm met behulp van de wambuis van de dode ridder voor hem. Het koste hem moeite om niet over zijn nek te gaan. Hij haalde diep adem en rende toen naar Dagonet, die moeite had om de vijand tegen te houden.
De aanval ging verder vrij goed. Henry en zijn mannen waren aan de winnende hand. Henry's arm was gestopt met bloeden, waardoor Henry plots weer nieuwe kracht had. Nu hield hij zich schuil achter een boom. Vier grote ridders uit het kamp van Leonard waren achter hem aan gegaan. Henry tuurde zijn omgeving af. Hij zag ze nergens..Plots viel er een schaduw over hem heen, wat niet afkomstig was van een boom. Henry keek omhoog. Hij zag een kleine jongen met twee reusachtige witte vleugels op zijn rug. Henry's mond viel open. Hij had vaak geruchten gehoord over een zekere Icarus; een vande volgelingen van Achilles. Maar hij wist niet dat hij er zó uitzag. Henry dook in elkaar en zat in zijn hurken op de grond. Hij verwachtte dat Icarus hem elk moment kon meesleuren, de hoogte in. Maar tot zijn verbazing zag Icarus hem niet. Hij vloog sierlijk over Henry heen. Hij gaat richting het kamp, dacht Henry met een schok. De volgeling komt Leonard's troepen helpen! Zonder enige aarzeling schoot Henry omhoog en holde achter Icarus aan. Hij hoorde de vier grote ridders achter hem schreeuwen. 'DAAR IS HIJ! ACHTER HEM AAN!' Maar Henry negeerde hen. Hij sprong over takjes en losse boomwortels heen, om Icarus niet uit het oog te verliezen. Hij was bijna weer in het kamp. Voor hem zag Henry de ridder die bij hem in de luchtballon had gezeten staan. Icarus minderde vaart en dook. Voor Henry besefte wat Icarus' plan was, greep Icarus de ridder vast bij zijn kraag en sleurde hem mee de lucht in. Henry bleef versteend staan. Hij keek hoe Icarus hoger en hoger vloog, met de gillende ridder in zijn handen. Toen stopte Icarus en liet de ridder vallen. De ridder tuimelde schreeuwend naar beneden. Henry kwam weer in beweging en probeerde de plek in te schatten waar de ridder zou vallen. Maar hij was te laat. De ridder plofte met doffe klap op de grond neer. Zijn armen en benen lagen in een rare houding. Hij had ze gebroken. Het linkerooglid van de ridder trilde. Toen stopte het met trillen en viel het hoofd van de ridder op zijn borst. Hij was dood. Henry staarde hem vol afschuw aan. 'H-het spijt me.' fluisterde Henry. Hij schudde zijn hoofd en holde weg. Weg van het lichaam.
Henry hijgde. Dit had hij nooit willen zien of willen laten gebeuren. Dit kon niet waar zijn. Dat Achilles zulke afschuwelijke manieren had om mensen te doden, daar was Henry nu wel achter. Maar toch..zelf voor Achilles, was dit de lafste methode om te doden. Henry's afschuw maakte nu plaats voor woede. Hij besloot om een eind te maken aan Achilles' lafheid. Henry zou wraak nemen. Icarus moest dood. Henry rende naar een luchtballon. Hij sprong in het mandje en maakte de laatste paar zakjes en de touwen los. Meteen steeg hij op. Het duurde even voordat hij Icarus weer in het oog kreeg. Hij zag hem samen met weer een ridder van Henry's troepen hoger en hoger vliegen. Henry zag hem de ridder laten vallen. 'HE! ICARUS! HIERZO!' schreeuwde Henry kwaad. Verrast keek Icarus naar de luchtballon. Hij grijnsde en vloog naar de ballon toe, tot hij op gelijke ooghoogte was met Henry. 'Jep. Wat is er.' vroeg Icarus. Henry moest zich inhouden. Rustig, zometeen komt jouw moment, dacht Henry in zichzelf. 'Oh niets. Ik vroeg me alleen af of jij even hoog kon vliegen als ik.' zei Henry nonchalant. Icarus lachte spottend. 'Natuurlijk. Nog hoger zelfs. Wat dacht jij dan.' Henry haalde zijn schouders op. 'Oh. Ik denk namelijk dat ík hoger kan.' zei Henry. Icarus balde zijn vuisten. 'Vast niet.' zei Icarus. Hij probeerde zijn kalmte te bewaren, maar het lukte hem niet. 'Maar we kunnen een wedstrijdje doen.' flapte hij eruit. Henry's gevoel juichtte. Dit was precies wat hij wilde. 'Hmm..' mompelde Henry. Hij deed alsof hij diep moest nadenken. 'Ik weet niet..' Icarus grijnsde weer. 'Kom op. Ben je bang?' vroeg hij uitdagend. Dit was Henry's kans. 'Nee. Goed, we doen het. Als jij eerder zo hoog tot de zon kan vliegen, dan ik, ben jij de winnaar anders-' 'Ja ja.' onderbrak Icarus hem ongeduldig. 'Tel jij maar af.' zei hij. Henry knikte. 'We startten..NU!' riep Henry en hij probeerde met vuur zijn luchtballon hoger te laten zweven. Icarus daarentegen schoot meteen omhoog. Hij vloog zo snel dat hij voor Henry een klein stipje werd. 'IK GA VEEL HOGER!' hoorde Henry hem schreeuwen. 'OH NEE TOCH!' schreeuwde Henry terug. Hij liet zijn ballon nog hoger zweven. Icarus verdween aan de hemel. Toen kwam hij terug gevlogen en hield halt bij Henry. Hij keek hem spottend aan. 'Nou dat ging goed.' zei hij. 'Voor mij.' voegde hij er grijnzend aan toe. Henry knikte en deed alsof hij hijgde. 'Ik had moeite je bij te houden zeg! Maar goed. Ik wil natuurlijk wel een revanche. Wat dacht je tot voorbij de zon?' vroeg Henry. Icarus trok wit weg. 'W-wat? Maar..-' 'Tenzij je niet durft natuurlijk.' zei Henry gauw. 'Nee nee. Ik neem de uitdaging graag aan.' zei Icarus. Hij glimlachte zwakjes. Henry knikte. 'Mooi. Ik tel weer af. 3! 2! 1!! NU!' riep hij en hij greep een touw van de luchtballon vast en wikkelde dat aan Icarus voet. 'Hé! Wat doe je!' schreeuwde Icarus. Hij spartelde tegen, maar Henry hield stevig vast. Icarus vloog omhoog en spartelde nog steeds met zijn voet. Henry moest moeite doen om hem vast te blijven houden. Het werd steeds kouder. Ze vlogen door een wolk. Icarus ging razendsnel. 'LAAT LOS VALSSPELER!' gilde Icarus. Maar Henry negeerde hem. Plots werd het heel heet. Henry zag een wazige gloed. Ze naderde de zon! dacht Henry. Hij hakte het touw los en schreeuwde: 'GROETJES AAN DE ZON!' Voor Icarus kon beseffen dat het een list was, knalde hij door de wazige gloed heen. Hij gilde. Maar het gillen verging hem snel. Henry haalde diep adem en snoof de lucht in. Het was hem gelukt. Hij had Cashewlot gewroken. Voor Pien. Voor Will. Voor Lymbryl. Voor alle andere gesneuvelde ridders. Toen keek Henry naar beneden en zag dat hij viel.
Henry tuimelde en tuimelde. De luchtballon was naar beneden gevallen, nadat Henry het touw om Icarus voet had weggehakt. Henry was uit de mand gekieperd en viel nu dus van meer dan 1000 km hoogte naar beneden. Henry wist geen kans van ontkomen. Hij zou te pletter storten, dacht hij. Het maakte hem niet meer uit. De wind wapperde door zijn haren. Hij spreidde zijn armen. Maar het zou niets uitmaken. Hij zag het kamp alweer onder zich verschijnen. Even overwoog Henry om te schreeuwen. Maar grote kans dat alleen de vijand hem hoorde. Henry's troepen waren druk bezig met aanvallen pareren. Henry was bijna op gelijke hoogte met de bomen. Hij zag James in een boom klimmen en op Henry's eerdere achtervolgers pijlen vuren. 'James!' schreeuwde Henry. James keek omhoog. 'WAT TE- HENRY WAT DOE JIJ DAAR?' riep hij geschokt. 'Help!' riep Henry terug. James sprong direct uit de boom. Hij rende naar een andere luchtballon en sneed met een dolk om zijn middel de doeken los. Toen rende hij vliegensvlug naar de plek waar hij dacht dat Henry zou vallen. Hij knoopte het doek met een losse knoop aan een boom vast en pakte het andere eind van het doek. Hij stond precies op de plek waar Henry bijna zou gaan neerstorten. Henry was nog een paar meter van de grond verwijderd. Plots kwam er een van de grote ridders vanachter een boom vandaan. Hij ramde tegen James aan. James viel met een schreeuw op de grond. 'HENRY KIJK UIT!' Henry gilde. 'AAAAAAH!' Hij stak zijn handen naar voren om zichzelf op te vangen, maar dat was niet nodig. Hij viel bovenop de grote ridder. De ridder maakte een smak op de grond. Henry kwam verward overeind. James sprong op. 'Dat was een goede zet Henry! Cool!' zei hij glunderend. Henry wankelde. James ving hem op. 'Ik ben een beetje duizelig volgens mij.' zei Henry zacht. James schaterde. 'Man! Je bent net tienduizendhonderdmiljoen kilometer uit de lucht komen vallen en dit is het enige wat je zegt?! Fantastisch!' lachte hij. Henry glimlachte zwakjes. 'Hoe is het met de strijd?' vroeg hij. Hij probeerde normaal te gaan staan. James gezicht vertrok. 'Ector is dood. Die sukkel is door zijn eigen plan vermoord. Hij ging in zijn eentje achter jou en je achtervolgers aan. Hij zei dat hij het wel alleen af kon, vroeger had hij voor grotere vuren gestaan zei hij.' zei James spijtig. Henry schudde zijn hoofd. 'Ik had hem niet mee moeten laten gaan. Sowieso had ik dit plan niet door mogen laten gaan. Het lijkt wel alsof élk plan dat ik plan in de soep loopt.' zei Henry. James keek hem bedachtzaam aan. 'Denk je dat we zijn verraden?' vroeg hij. Henry haalde zijn schouders op. 'Geen idee. Ik kan het niet geloven in ieder geval.' James knikte. 'Laten we ons maar gaan terugtrekken. We mogen niet nog meer verliezen leiden.' zei Henry. James knikte. Henry wilde teruglopen naar het kamp, maar James riep hem terug. 'Henry. Wat deed je eigenlijk in de lucht?' vroeg hij nieuwsgierig. 'Icarus vermoorden.' antwoordde Henry. James opende zijn mond om iets te zeggen, maar er kwam geen geluid uit. 'En?' vroeg hij uiteindelijk. 'Hij is dood. Tegen de zon aangeknald vermoed ik.' antwoordde Henry met een flauwe glimlach. James knikte weer. 'Je hebt gelijk. Laten we voor er nog iets gebeurt maar teruggaan naar ons eigen kamp.'
Henry en James renden naar de manschappen van Henry. James zette zijn handen als een soort toeter voor zijn mond en schreeuwde: 'TERUGTREKKEN!' naar de manschappen. Iedereen reageerde vrijwel onmiddellijk. De ridders van Henry waren moe en verzwakt. Alleen Roger was samen met John tegen twee ridders van het andere kamp aan het vechten. Roger's haar zat aan zijn voorhoofd geplakt en hij had rood aangelopen wangen. John daarentegen was lijkbleek en had overal schrammen. 'NEEM DIT!' schreeuwde de tegenstander van Roger en hij haalde naar Roger uit met zijn lans. 'KIJK UIT GOUDLOKJE!' gilde John. Roger ontweek de uithaal en stak naar de ridder. De ridder zag het niet. Hij was te druk bezig met schreeuwen; 'ZE HEBBEN CODENAMEN! ZE HEBBEN EEN DOORDACHT PLAN! HET IS EEN VAL-' maar hij stopte abrupt met praten toen hij een zwaard in zijn zij kreeg. Roger hijgde en veegde de zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd. 'Dankje John of eh Schaap.' mompelde hij. John's tegenstander ging op de vlucht toen hij doorhad dat het twee tegen een was. John keek Roger aan. 'Je hebt hem gedood.' zei hij. Roger slikte. 'Weet ik. Maar anders was ik het geweest.' zei hij zacht. John knikte. Henry rende naar hen toe. 'We trekken ons terug. Vooruit. Hak de touwen van de luchtballonnen door. We hebben er niet veel meer aan. Twee zijn er al kapot.' zei Henry vlug. John en Roger keken hem verbaasd aan. 'Hoe-' begon Roger, maar Henry onderbrak hem. 'Snel. Anders stuurt Achilles nog meer helpers deze kant op en dat is niet in het voordeel van ons.' Hij draaide zich om en rende het kamp uit, met John en Roger op zijn hielen.
Guy keek strak voor zich uit. Aan alle kanten om hem heen was de strijd losgebroken. Hij zelf was net met de boodschapper van koning Kee aangekomen. Nu stonden ze op een groot schip. 'Ga jij die kant op. Ik ga ze daar helpen.' beval Guy tegen de boodschapper. De boodschapper knikte en rende naar het dek. Van alle kanten kwamen er volgelingen van Achilles over de reling klimmen. Guy rende de tegenovergestelde richting van de boodschapper op, samen met Lowis, Owain en Robin. 'Jullie houden hier stand! Robin, help Lowis en Owain met je pijlen! Ik ga op zoek naar Achilles!' riep Guy. Hij negeerde de blik van Lowis. Met moeite glimlachte hij. 'Dit gaat goed jongens, ik beloof het jullie.' zei hij. Owain knikte vertwijfeld. Voor één keer snapte hij maar al te goed hoe ernstig de situatie was. Robin glimlachte flauwtjes. 'Ik hoop het.' zei hij. Guy keek Lowis aan. 'Ik ben zo terug.' zei hij. Lowis keek hem smekend aan. 'Ik ga met je mee.' zei hij. Guy schudde zijn hoofd. 'Nee. Dit moet ik zelf doen. Henry heeft me deze taak gegeven. Ik ga Achilles doden.' zei Guy. Lowis slikte. Hij draaide zijn hoofd weg. 'Nou..Dag.' zuchtte Guy. Robin knikte hem bemoedigend toe en Owain gaf hem een schouderklopje. Guy pakte Lowis arm. Hij wist niet wat hij moest zeggen. 'Ga maar.' zei Lowis schor. 'Maar wees voorzichtig.' voegde hij eraan toe. Guy knikte en glimlachte. 'Tot zo dan.' en met die woorden draaide hij zich om en rende hij uit het zicht. Robin zuchtte. 'Ik hoop dat hij het haalt. Wij allemaal trouwens.'
Guy kreeg Achilles eindelijk in het vizier. Hij zag hem op zijn schip staan. Hij stond peinzend met zijn rug naar Guy toe. Guy liep naar de reling van het schip waar hij opstond en schatte de afstand naar het schip van Achilles. Hij pakte een los touw en bond het aan een stuk mast. Toen zwierde hij met een luide kreet naar het andere schip. Hij kwam met een bonk neer op het dek. Achilles draaide zich snel om en grijnsde bij het zien van een wankelende Guy. 'Ah het hulpje van koning Henry. Je bent er weer.' zei Achilles zacht. 'Niet het hulpje.' zei Guy boos. 'Ik ben toevallig wel Henry's beste vriend en zijn sheriff!' voegde hij eraan toe. Achilles wuifde zijn boosheid weg. 'Ja ja. Maar zeg eens. Waarom ben je hier? Je weet volgens mij al dat je gaat verliezen. En zwaar ook.' Guy rilde bij die woorden. 'Niet waar.' fluisterde hij. 'Ik ben hier om jou een kopje kleiner te maken.' zei hij. 'Lukt je niet.' zei Achilles simpelweg. Guy slaakte een kreet van woede en haalde een doosje uit zijn wambuis. Achilles ogen sperde zich open. 'Is dat-' begon hij. Guy knikte. 'Maar het hart zit er niet meer in. Pak aan vuile koning van niets!' en hij smeet het doosje recht in Achilles oog. 'AU!' Achilles greep naar zijn oog en keek Guy woedend aan. 'Hoe durf je! Denk je dat ik een koning van niets ben? Dat zullen we nog wel eens zien! Hoe denk je dat ik zo'n machtig leger heb? Omdat al die geboren nietsnutten mij gehoorzamen! Daarom!' siste hij kwaad. Guy keek hem even kwaad aan. 'Jij gebruikt ze! Henry heeft tenminste respect voor zijn leger. Jij - ik weet niet wat jij bent. Je bent gewoon verschrikkelijk. Waar was je toen Henry en ik de troonzaal binnen stormden en ik jouw sheriff vermoorde? Je vluchtte weg! Je was bang. Geef maar toe!' riep hij boos. Achilles balde zijn vuist maar hield zich in. Hij toverde een glimlach op zijn gezicht. 'Ik wist allang dat Henry mij zou aanvallen. Ik dwong Cassandra om voor mij te voorspellen. Ze kon niets doen.' zei hij. Guy keek hem verbluft aan. 'Wacht..Heeft Cassandra ons verraden?' vroeg hij ongelovig. Achilles schudde zijn hoofd. 'Nee. Ze kon me niet weigeren. Ze was zwak Guy. Heel zwak.' hij lachte. 'Maar goed. Ik "vluchtte" zoals jij het noemde omdat ik wist wat mijn lot zou zijn. En het lot van jouw geliefde koning..' zei hij zacht en zijn ogen schitterde. Guy deinsde achteruit. 'Bedoel je- Bedoel je dat Henry d-dood gaat?' stotterde Guy. Achilles haalde zijn schouders op. Hij genoot ervan dat Guy zo schrok. 'Wie weet.' zei hij. Guy schudde zijn hoofd. 'Dit doe je alleen maar om mij te intimideren! Je liegt! VUILE LEUGENAAR!' schreeuwde hij. Achilles holle lach galmde in zijn oren. Guy stormde op hem af met zijn zwaard klaar. Maar Achilles tilde hem met behulp van toverkracht in de lucht. 'Je kan niets doen tegen mij dwaas. Ik heb onsterfelijkheid, jij en je maatjes niet. Ik laat je gaan, omdat ik weet wat er gaat komen. Ik weet wat voor pijn jij zal moeten doorstaan. En daar geniet ik alleen maar van. Snap je dat dan niet?!' siste hij scherp. Guy spartelde. 'Zet me neer!' gilde hij. 'GUY!' Lowis sprong met behulp van een touw op het schip van Achilles. 'Zet hem neer!' zei hij fel tegen Achilles. Achilles deed alsof hij moest nadenken en zei toen: 'Oke dan. Omdat je het zo netjes vraagt.' en hij liet Guy op de grond vallen. Lowis rende naar hem toe. Hij knielde bij Guy neer. 'Gaat het?' vroeg hij bezorgd. Guy knipperde met zijn ogen. 'Eh ja denk ik.' zei hij. Lowis hielp hem overeind. 'We doden hem samen.' zei Lowis zelfverzekerd. Guy schudde zijn hoofd. 'Hij heeft gelijk Lowis. We hebben geen kans tegen hem. Hij moet vechten tegen een ware tegenstander. Niet te geloven dat ik dit ga zeggen; maar we hebben Cassandra of Magdalene nodig.' zei hij. Lowis keek hem aan. 'Guy dat lukt nooit. Joost mag weten waar Cassandra is en Magdalene hoort niet bij ons weet je nog? Nee, het is beter om hem zelf te doden.' zei Lowis. Achilles grinnikte. 'Oh wat schattig de twee tortelduifjes bedenken een plan hoe ze de grote, boosaardige Achilles moeten breken. Maar bedenk dit domoren. De grote Achilles staat híér.' zei hij. Lowis draaide zich naar hem om en keek hem kalm aan. 'De grote Achilles gaat zo iets mee maken.' Maar hij had het nog niet gezegd of Owain kwam het schip op zwieren. 'Hey luitjes. Een beetje hulp nodig?' vroeg hij opgewekt. Lowis kreunde. 'Owain. Alsjeblieft. Guy en ik moeten dit afhandelen.' zei hij. Achilles keek hem verontwaardigd aan. 'Dít? Ik ben geen zaak ofzo. Ik ben een mens! Een buitengewoon machtig mens al zeg ik het zelf.' voegde hij er tevreden aan toe. Owain lachte. 'Wat een gekke gast.' zei hij. Lowis keek hem geïrriteerd aan. 'Owain! Kom op. Stop met kletsen. We vallen hem met zijn tweeën tegelijk aan! Aangezien Guy niet wil.' zei hij. Guy wilde protesteren. 'Lowis dit is echt geen goed plan-' 'Guy. Houd nou voor een keer je mond! Dit is net zo spannend.' wuifde Achilles hem weg. Guy staarde hem beteuterd aan. Lowis zuchtte. 'Jongens. Ik tel tot drie. Dan vallen we aan.' zei hij. '1..' begon hij. 'Oeh, hij gaat tellen jongens!' giechelde Achilles. Lowis ging dapper verder. '2..' 'Het wordt menens..' zei Achilles. 'Lowis-' stamelde Guy. '..3! NU!!' schreeuwde Lowis. Owain en Lowis stormde op Achilles af. Achilles grijnsde. Hij stond vlakbij de reling. Guy rende achter Lowis aan en probeerde hem bij zijn kraag vast te grijpen. Achilles wachtte tot Lowis en Owain dichtbij waren en deed toen een stapje opzij. Lowis schreeuwde. Hij probeerde af te remmen maar Owain had niet door dat Achilles opzij was gegaan en knalde vol tegen hem op. Samen kukelde ze over de rand. Het bleef even stil en toen hoorde Guy en Achilles een harde plons. Guy bleef een seconde verstijfd staan. Toen schreeuwde hij: 'LOWIS!' hij rende naar de reling en keek omlaag. Hij zag vaag een paar belletjes uit het water omhoog borrelen. Hij hoorde nauwelijks wat. Zelfs het gelach van Achilles drong niet tot hem door. Hij aarzelde geen seconde en klauterde over de rand. Hij wilde net in het water duiken, toen Lowis hoestend bovenkwam. Hij keek verwilderd om zich heen en zag Guy. 'GUY! NIET IN HET WATER KOMEN!' riep hij. Guy zag de angst op zijn gezicht. Even aarzelde Guy, toen verscheen er een enorme schaduw onder Lowis. Lowis zag het en gilde van de angst. Voor Guy besefte wat er gebeurde, kwam er een reusachtige haai het water uit hij had zijn bek open en slokte Lowis in één keer op. Het leek wel alsof alles stil stond. Guy liet bijna de reling los. Iemand sloeg net op tijd zijn of haar handen om Guy's lichaam en trok hem over de reling. Guy merkte het niet eens. Degene die hem over de reling had getrokken, liet hem op het dek liggen. Guy hoorde geschreeuw om zich heen, maar hij was zich enkel bewust van een stekende pijn in zijn hart. Hij kwam half overeind. Hij keek om zich heen. Warme tranen stroomde over zijn wangen. Hij was hem kwijt. Voorgoed. Hij zou nooit meer terugkomen. Guy stond op en zocht verwoed naar een wapen. Hij besefte dat zijn zwaard ergens op de grond lag en knielde toen weer neer op zijn knieën. Toen hief hij zijn hoofd naar de lucht en begon te schreeuwen. Al zijn verdriet, alle frustratie kwam eruit. Robin, die samen met een paar andere ridders en koning Kee op het schip van Achilles waren gesprongen, werden doodstil. Ook de tegenstanders die op het schip van Achilles aan het vechten waren, staakte hun gevecht. Iedereen was volkomen sprakeloos, behalve Achilles, die in tegenstelling tot Guy juist heel hard lachte. Hij veegde een traan uit zijn oog en snikte; 'Och wat jammer nou. Maar wat zei je Guy? Iets over dat ik geen macht had of zoiets?' Guy stopte met schreeuwen en veegde de tranen van zijn wangen. Hij stond langzaam op zonder zijn blik af te wenden van Achilles. Toen stormde hij op Achilles af en stortte zich op hem neer. Hij stompte en sloeg hem waar hij hem kon raken. Achilles' gezicht vertrok, maar blijkbaar voelde hij geen pijn, want hij duwde Guy zonder moeite van zich af. Hij keek hem met een laatste blik aan en toen verdween Achilles, zonder ook maar een spoor achter te laten, in het niets.
Robin schudde zijn hoofd. 'Die haai. Ik dacht dat jij hem had gedood. Dat had James tegen me vertelt op het toernooi.' zei hij tegen Guy. Hij en Guy leunden over de rand van de reling. Ze waren op hun eigen schip en waren op de terugreis naar het kamp. Toen Achilles verdween, had het geen zin om nog te vechten. Guy staarde levenloos voor zich uit. Uiteindelijk haalde hij zijn schouders op. 'Ik stak hem. Het zou kunnen dat ik hem had gedood. Ik weet het niet meer oké?' reageerde hij bot. Robin knikte. 'Sorry.' hij zuchtte. 'Ik denk alleen dat dit wel belangrijk is om aan Henry te vertellen. Hoe eh..het is gebeurt..' begon hij. Hij keek opzij naar Guy, maar toen die niet reageerde, kuchte hij en ging hij verder. 'Ik bedoel..Ik denk dat die haai al de hele tijd stiekem voor Achilles werkte. Ik denk dat de schipper en hij eerst wel vrienden waren, maar dat Achilles de haai heeft behekst of heeft omgekocht. Ik denk het laatste. En ik denk dat hij die aanval van jou heeft overleeft. Dat Achilles hem heeft beter gemaakt ofzo.' zei Robin. Guy maakte een geërgerd gebaar. 'Het spijt me Robin, maar op dit moment ben ik niet bereid naar jouw versie van hoe het is gegaan te luisteren.' zei hij. Robin knikte weer. 'Snap ik. Ik vind het ook stom. Ik bedoel hij was zo te zien een goede vriend en-' 'Alsjeblieft. Doe niet alsof je hem kende.' snauwde Guy. 'Of mij kent. Je bent pas net bij ons.' Robin wilde iets zeggen, maar bedacht zich. 'Sorry.' mompelde hij. Het bleef stil. Toen keek Guy hem aan. 'Nee, ik moet sorry zeggen. Dat mocht ik niet zeggen. Je kent me heus wel, maar-' Robin glimlachte. 'Dankje.' Guy knikte met een frons. 'Het is alleen..' Guy draaide zijn hoofd naar Robin toe. 'Robin dit is mijn schuld. Achilles waarschuwde me. Maar ik luisterde er niet naar. Dat L..(hij slikte)-Lowis dood is..Dat is mijn schuld..Ik weet het zeker.' fluisterde hij. Robin keek hem aan. Hij zag de pijn en het verdriet in Guy's ogen. 'Ik weet zeker dat Lowis het zo niet zou opvatten. Het is niet jouw schuld Guy, geloof me. We wilden dit allemaal. Mee gaan om Achilles te verslaan bedoel ik dan.' zei hij geruststellend. Maar Guy schudde zijn hoofd. 'Die taak heb ik niet eens volbracht. Ik stel Henry teleur.' zei hij zacht. Robin pakte hem bij zijn schouders en schudde hem door elkaar. 'Guy zeg dat niet. We kónden Achilles niet verslaan. Jij niet. Ik niet. Niemand. Behalve..' hij aarzelde. 'Cassandra.' vulde Guy aan. Robin knikte. 'Maar die was er niet. Zeg daarom alsjeblieft niet dat het jouw schuld is. Het is niemands schuld. Alleen die van Achilles misschien.' zei hij. Guy glimlachte zwakjes. 'Je hebt gelijk.' hij zuchtte. 'Als je me niet kwalijk neemt..Ik wil even alleen zijn.' zei hij. Robin knikte en klopte hem op zijn schouder. Hij liep weg van de reling. Weg van Guy.
'Candel rustig maar, je krijgt zo wat eten. Ugh, die baby stopt maar niet met huilen!' Mauricia stapte de tent van Jan binnen. Jan was druk bezig met het koken van een of andere smurrie. 'Jan. Heb je misschien iets te eten? Wat eten baby's eigenlijk? Sientje mag het weten.' ratelde Mauricia. Jan keek op. 'Ehm geen idee, ik maak wel iets. Die vervelende baby's kunnen toch moeilijk nee zeggen tegen mijn heerlijke soep!' zei Jan blij. Mauricia trok haar wenkbrauwen op. Ze wees naar de smurrie. 'Is dat soep?' vroeg ze. Jan knikte. 'Ziet er anders niet zo uit.' zei Mauricia. Jan keek haar beledigt aan. 'Ik kom het eten zo wel brengen. Ga jij nou maar gewoon weg.' zei hij. Mauricia wilde net de tent uitstappen, toen ze een hevig rumoer in het kamp hoorden. Mauricia stak haar hoofd uit de tent. Ze schrok. Met een snelle beweging trok ze haar hoofd terug en ging voor de ingang van de tent staan. 'Een onverwachte aanval! En Henry en Richard zijn nog niet terug! Wat moeten we doen? We hebben veel te weinig ridders in het kamp om ons te verdedigen!' riep ze. Jan liet van schrik een pot vallen. 'Oké. Geen paniek!' zei hij met een stem waar de paniek van af droop. 'Laten we..' hij keek om zich heen. 'Ah! Ons verstoppen onder de tafel!' zei hij snel. Mauricia antwoordde niet. 'Eh..Mauricia?' vroeg Jan angstig. Mauricia viel langzaam op haar knieën. Bloed spoot uit een wond uit haar buik. Een zwaardpunt stak recht in de wond. De eigenaar van het zwaard stond achter het tentdoek. Door een klein gat in het tentdoek keek hij Jan grijnzend aan. Jan begon te schreeuwen. 'HELLUP!' Hij zwaaide met zijn armen boven zijn hoofd en begon als een gek rond te rennen. Mauricia haalde rochelend adem en probeerde iets te zeggen. Er kwam alleen een piep uit haar keel. De ridder die Mauricia had verwond kwam de tent binnen lopen en keek naar de rondrennende Jan. Met een beweging zette hij zijn bebloede zwaard punt tegen de keel van Jan aan. Jan slikte en stopte abrupt met rennen. Mauricia fluisterde iets. Het was nog steeds onverstaanbaar. 'Houd je mond dame.' siste de ridder. 'Ik weet dat jullie koning niet thuis is. Dus..Zeg op. Waar kan ik zijn plannen vinden?' vroeg de ridder. Jan schudde zijn hoofd. 'N-niet z-zeggen..' fluisterde Mauricia. Jan schudde weer zijn hoofd. Het zweet drupte over zijn voorhoofd. 'Nou?' drong de ridder aan. 'Zeg me waar ik jullie voorraad kruiden kan vinden. Dan kan ik het snel vernietigen.' de ridder lachte. 'Dan kan niemand van jullie meer genezen van ernstige verwondingen.' zei hij en hij keek spottend naar Mauricia, die Jan nog steeds probeerde duidelijk te maken dat hij niets moest zeggen. Jan zag en hoorde haar niet. 'Oké! Ik zeg het!' jammerde hij. 'Het is in-' Maar verder kwam hij niet. De ridder had zijn zwaard door de keel van Jan gestoken. Jan's lichaam trilde een seconde en zakte toen in elkaar. Met open mond keek het lijk van Jan voor zich uit. De ridder liet zijn zwaard in zijn keel zitten en vloekte. 'Dat komt ervan als je zo'n lafheid vertoont dikke kok van me.' en hij spuugde op de grond, vlak naast het lichaam van Jan. Hij draaide zich om en keek naar de hevig bibberende Mauricia. 'We hadden jullie voorraad allang gevonden. En de plannen van jullie lieve koning.' siste hij en hij keek haar met fonkelende ogen aan. Mauricia probeerde te slikken, maar gaf in plaats daarvan over. De ridder keek haar vies aan. 'Laat ik maar eens andere mensen lastig vallen.' zei hij en hij stapte de tent uit, Mauricia rillend en gewond achterlatend.
'MAURICIA!' schreeuwde Richard. Hij vond haar in de tent van Jan. Nadat hij eerst minutenlang had gestaard naar het lichaam van zijn beste vriend, merkte hij Mauricia eindelijk op. Hij nam haar in zijn armen en legde zijn hoofd op de van haar. 'Nee nee. Alsjeblieft. Blijf bij me!' snikte hij. Moryn kwam de tent binnenrennen. Richard keek op en veegde vlug de tranen uit zijn ogen. 'Red haar!' riep hij tegen Moryn. Moryn schrok bij het zien van de wond in Mauricia's buik en knielde snel bij haar neer. Hij pakte meteen een bundeltje kruiden uit zijn zak en begon haar te onderzoeken. Richard keek zwijgend toe, maar na een tijdje stond hij op. 'Ik ga Henry zoeken. Ik heb een hartig woordje met hem te bespreken.' bromde hij. Moryn zweeg. Richard draaide zich woest om en rende de tent uit. Hij vond Henry al gauw, hij zat moedeloos op een boomstam. Sientje zat naast hem met Candel en Rogerina op haar schoot en Roger geknield naast haar. Roger knuffelde zijn kinderen. Richard negeerde hem en tikte Henry op zijn schouder. Henry keek om en stond snel op. 'Waar was deze aanval nou eigenlijk goed voor?!' viel Richard tegen hem uit. Henry deinsde achteruit. 'Ik wilde Leonard verslaan.' antwoordde Henry verbluft. Richard gromde. 'Nou dat ging dan niet zo goed hé! Aanval mislukt, een onverwachte aanval op het kamp. Het gaat wel erg fout hé?!' zei hij. Henry slikte maar zei niets. Dat maakte Richard alleen nog maar bozer. 'ZE IS BIJNA DOOD MAN! EN JAN ÍS DOOD! WEET JE HOE ROT DAT VOELT?!' schreeuwde hij. Roger stond op. Candel en Rogerina huilde en Sientje probeerde ze te sussen. 'Hé Richard. Kan het wat stiller. En trouwens, het is Henry's schuld niet. We zijn verraden. Ik weet het zeker.' hij zweeg even. En geloof me, ik weet wanneer iemand je besodemieterd.' voegde Roger eraan toe. Henry knikte. 'Het spijt me van Jan Richard. Echt waar.' zei hij zacht. Richard haalde diep adem. 'Ik zeg niet dat ik je vergeef, maar ik geloof dat het niet jouw schuld is!' en met die woorden draaide hij zich om en rende hij naar de tent van Jan, waar Moryn nog steeds Mauricia aan het opknappen was. Henry zuchtte en keek Roger aan. 'Dankje Roger. Dat je het voor me opnam.' zei hij. Roger knikte. 'Geen dank.' zei hij. Hij aarzelde. Henry? Heb je enig idee wie ons verraden kan hebben? Ik bedoel de vijand was iets te goed voorbereid..' zei hij toen vragend. Henry haalde zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Echt niet. Ik kan me niet voorstellen dat het iemand is van Cashewlot.' zei hij. Roger zweeg. Toen hoorde ze paardengalop. Ze keken alle twee om. Guy, Robin en de andere ridders die mee waren geweest naar de aanval op zee waren terug. Guy hield zijn paard, Balius, halt bij Henry. Hij keek hem niet aan. Toen sprong hij van zijn paard en zei met zijn rug naar Henry toe: 'Owain is dood.' Henry slikte. Het was hem al opgevallen dat Owain er niet bij was, maar ook iemand anders miste hij. 'En Lowis?' vroeg Henry voorzichtig. Guy treuzelde met het zadelriempje van zijn paard. Maar uiteindelijk moest hij zich toch omdraaien. 'Ook dood.' fluisterde hij en de tranen stroomden over zijn wangen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top